European Commission

IP/01/1192

Brussel, 6 augustus 2001

Habitatrichtlijn: De Commissie treedt op tegen Nederland, Portugal, Italië, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Zweden

De Europese Commissie heeft besloten Portugal voor het Europese Hof van Justitie te dagen en Nederland, Italië, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland een met redenen omkleed advies (een tweede waarschuwingsbrief) te sturen omdat zij ontoereikende nationale wetgeving hebben ingevoerd voor de uitvoering van de EU-habitatrichtlijn(1)
. De Commissie heeft ook besloten een met redenen omkleed advies te sturen aan Zweden, omdat daar teveel op de lynx wordt gejaagd. Naar aanleiding van de besluiten zei Commissaris Margot Waldström van milieuzaken: "Er worden geleidelijk vorderingen geboekt bij het opbouwen van een coherent systeem om de biodiversiteit in de hele Gemeenschap te beschermen. Zowel de wetgeving als de uitvoering in de praktijk schieten echter op bepaalde punten nog tekort en ik dring er bij de lidstaten op aan deze lacunes aan te pakken."

De habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG) behelst een regeling voor de bescherming van een scala van dieren en planten en een aantal habitatsoorten. Deze regeling houdt in dat er uiterlijk in juni 1998 een netwerk van beschermde gebieden moest zijn gecreëerd, bekend onder de naam Natura 2000, dat bestaat uit de speciale beschermingszones die in het kader van de vogelrichtlijn(2)
zijn aangewezen en de gebieden die krachtens de habitatrichtlijn worden voorgedragen. Voor alle delen van het netwerk geldt een pakket beschermende maatregelen. Zodra dit netwerk volledig is opgebouwd, moet het ervoor zorgen dat de beste voorbeelden van de natuurlijke habitats van de EU en de gebieden waar zeldzame en bedreigde dier- en plantensoorten onderdak vinden, afdoende worden beschermd. De habitatrichtlijn is het paradepaardje van de bijdrage van de Gemeenschap tot het behoud van de biodiversiteit in de wereld.

Doordat de indiening van voorstellen voor gebieden door de lidstaten (dit moest oorspronkelijk uiterlijk in juni 1995 gebeuren) vertraging heeft opgelopen, is de totstandkoming van Natura 2000 achtergeraakt op het schema.

Afgezien van Natura 2000 verplicht de habitatrichtlijn de lidstaten er ook toe een aantal activiteiten die schadelijk zijn voor bepaalde bedreigde diersoorten, te verbieden. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om het opzettelijk doden van dieren en de aantasting van hun broed- en rustplaatsen. Uitzonderingen (zogenaamde "afwijkingen") zijn mogelijk, maar daarbij moet aan strikte voorwaarden worden voldaan.

Nationale wetgeving

De termijn voor de invoering van nationale wetgeving ter uitvoering van de habitatrichtlijn is in juni 1994 verstreken. Portugal, Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Italië hebben weliswaar allemaal wetgeving aan de Commissie meegedeeld, maar met een aantal belangrijke tekortkomingen. Zo staat de Duitse wetgeving in tegenstelling tot de richtlijn toe dat bepaalde projecten (waarvoor geen nationale vergunning of kennisgeving nodig is) zonder een ecologische beoordeling vooraf in een gebied van Natura 2000 worden uitgevoerd. De wetgeving van het Verenigd Koninkrijk vertoont verschillende gebreken: zo wordt er niet genoeg gedaan om te voorkomen dat aangewezen natuurgebieden door verwaarlozing aftakelen en is er niet voldoende toezicht op de gezondheid van habitats en soorten. Verder wordt er niet gekeken naar de te verwachten effecten van ontwikkelingsplannen voor ruimtelijke ordening op habitat-locaties en zijn er enkele mazen ontdekt in de strikte regeling voor de bescherming van soorten die door de richtlijn is gecreëerd. De wetgeving van Italië beperkt ten onrechte het scala van potentieel schadelijke projecten waarvoor de beschermende maatregelen voor de gebieden van Natura 2000 gelden. In de Nederlandse wetgeving worden de gebieden van Natura 2000 niet afdoende beschermd tegen aantasting door bestaande activiteiten en wordt niet gewaarborgd dat het volledige pakket beschermende maatregelen van de richtlijn voor nieuwe projecten zal gelden. De wetgeving van Portugal waarborgt niet dat alle plannen en projecten die significante gevolgen kunnen hebben voor gebieden van Natura 2000, afdoende worden beoordeeld. Het optreden tegen Portugal houdt verband met ernstige gebreken in de omzetting van niet alleen de habitatrichtlijn, maar ook de vogelrichtlijn.

De jacht op de lynx

Het optreden tegen Zweden heeft betrekking op de overmatige jacht op de lynx buiten de rendiergebieden. De lynxpopulatie in Zweden wordt geraamd op maximaal 1.500. Zweden heeft in het jachtseizoen 1999/2000 toestemming gegeven voor het afschieten van 90 lynxen. De Commissie is van mening dat afwijkingen om het afschieten van zoveel dieren toe te staan, niet terecht waren. Bovendien heeft de Commissie begrepen dat een aanzienlijk aantal dieren illegaal is afgeschoten. Zweden heeft de Commissie meegedeeld dat er wordt gewerkt aan maatregelen om hier iets aan te doen, maar zolang deze maatregelen nog niet zijn ingevoerd, is er sprake van een inbreuk op de bepalingen van de richtlijn inzake de jacht.

De juridisch procedure

Als hoedster van het EG-Verdrag moet de Commissie ervoor zorgen dat de lidstaten voldoen aan de wettelijke voorschriften van het Verdrag en de krachtens het Verdrag vastgestelde wetgeving. In dit geval wordt de procedure op grond van artikel 226 van het Verdrag gevolgd, dat de Commissie de bevoegdheid geeft om juridische maatregelen te nemen tegen een lidstaat die zijn verplichtingen niet nakomt.

Als de Commissie van mening is dat er sprake kan zijn van een inbreuk op het communautaire recht op grond waarvan een inbreukprocedure kan worden ingeleid, zendt zij de betrokken lidstaat een schriftelijke aanmaning, waarin deze wordt verzocht binnen een vastgestelde termijn (in het algemeen twee maanden) zijn opmerkingen in te dienen.

In het licht van het antwoord of het ontbreken van een antwoord van de betrokken lidstaat kan de Commissie besluiten een "met redenen omkleed advies" (een tweede schriftelijke waarschuwing) aan de betrokken lidstaat te sturen, waarin zij duidelijk en onherroepelijk de redenen uiteenzet waarom er naar haar mening sprake is van een inbreuk op het communautaire recht en een beroep doet op de lidstaat om het advies binnen een vastgestelde termijn (meestal twee maanden) op te volgen.

Als de lidstaat het met redenen omklede advies niet opvolgt, kan de Commissie besluiten de zaak aanhangig te maken bij het Europese Hof van Justitie.

(1)
Richtlijn 92/43/EEG van de Raad inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.

(2)
Richtlijn 79/409/EEG van de Raad inzake het behoud van de vogelstand.