Actueel
President Zutphen wijst vorderingen van de gebruikers en eigenaren van
de recreatiewoningen af in de gemeente Harderwijk
Bron: Rechtbank Zutphen
Datum actualiteit: 10-08-2001
Gemeente Harderwijk mag gegevens over bewoning recreatiewoningen
blijven gebruiken
Bij vonnis van 10 augustus 2001 heeft de president van de Zutphense
Rechtbank de vorderingen van de gebruikers en eigenaren van de
recreatiewoningen in de gemeente Harderwijk tegen de gemeente
Harderwijk afgewezen.
Het geschil
De gemeente had een bureau, MB-All B.V. i.o., ingeschakeld dat
controleerde en registreerde of er geen permanente bewoning plaatsvond
in de genoemde recreatiewoningen in strijd met het bestemmingsplan. De
gebruikers en eigenaren vroegen in Kort Geding stopzetting van de
controles, de registraties en het gebruik daarvan voor de uitvoering
van het gemeentelijk beleid, ook nadat de gemeente op 4 juli jl. een
"Reglement voor het bestand eigenaren en gebruikers van
recreatiewoningen" (Privacyreglement) had vastgesteld.
Beoordeling
De president oordeelt dat een kort geding procedure niet dient om in
het verleden gemaakte fouten recht te zetten, maar om een voorziening
te geven die van belang kan zijn voor de toekomst. Hij verwijst
daarbij naar de uitspraak d.d. 12 juni 2001 van de president van de
rechtbank Arnhem, die op grond van de wijze van controleren en de
registratie van de gegevens door het bedrijf MB-All B.V. i.o. in de
periode voor de vaststelling van het privacyreglement door de
gemeente, dit bedrijf had bevolen om deze werkzaamheden stop te zetten
en het verzameld materiaal aan de bewoners af te geven.
De Zutphense president stelt nu vast dat de gemeente toen geen partij
was en zich aan het Arnhemse kort geding vonnis niet hoefde te storen.
Inmiddels is een privacy-reglement vastgesteld dat de bewoners nu
rechten op inzage in de verzamelde gegevens verschaft en zo nodig
aanspraak op correctie. Meer mogen ze van de gemeente op grond van de
privacy-wetgeving niet verlangen.
De situatie na het privacy-reglement
De president stelt vast dat het een taak van de gemeente is om er
toezicht op te houden, dat de voorschriften van het ter plaatse
geldende bestemmingsplan niet worden overtreden. De nieuwe controles
moeten dan ook in dit licht worden bezien.
De actuele situatie, die van na de totstandkoming van het
privacyreglement, is van doorslaggevend belang in dit kort geding. Nu
voortzetting van de controles niet meer onwettig is, wijst de
president het gevorderde verbod af.
Ook het feit dat de gemeente nog gebruikt maakt van gegevens die voor
de vaststelling van het privacyreglement waren verkregen is niet
onrechtmatig.
De president oordeelt dat de vaststelling en de ter inzage legging van
het privacyreglement weliswaar laat zijn geschied, doch de registratie
daarvan op 4 juli jl. heft de onwettige situatie op. Als gevolg
daarvan hebben de bewoners thans de mogelijkheid om onjuiste gegevens
te wijzigen, terwijl ook de wijze waarop de gegevens zijn verkregen
aan de orde kan worden gesteld. Er kan zelfs in individuele gevallen
een eis tot schadevergoeding aan de rechter worden voorgelegd.
De president van de rechtbank heeft de vorderingen afgewezen en de eisers in de kosten van dit geding veroordeeld.
Nadere informatie: Rechtbank Zutphen, telefoon (0570) 59 35 00.
De uitspraak is integraal - zij het geanonimiseerd - te vinden op
www.rechtspraak.nl
Kort Geding-nummer: 41207 KG ZA 01-247 en 41028 KG ZA 01-248
Vonnis van 10 augustus 2001
PRESIDENT VAN DE ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ZUTPHEN
Vonnis in kort geding
in de zaak 01-247 van
224 PERSONEN, allen wonende te Harderwijk,
RECHTSPERSOON X, gevestigd te Harderwijk,
90 PERSONEN, allen wonende te Hierden, gemeente Harderwijk,
eisers bij dagvaardingen van 16 en 19 juli 2001,
procureur: mr. A.D. Kok,
tegen
DE GEMEENTE HARDERWIJK,
zetelende te Harderwijk,
gedaagde,
procureur: mr. S.W. Knoop,
en in de zaak 01-248 van
97 PERSONEN, allen wonende te Harderwijk,
RECHTSPERSOON Y, statutair gevestigd te Harderwijk,
121 PERSONEN, eigenaren/bewoners van een recreatiewoning in de
gemeente Harderwijk,
eisers bij dagvaardingen van 16 en 19 juli 2001,
procureur: mr. M. Kuiper,
tegen
DE GEMEENTE HARDERWIJK,
zetelende te Harderwijk,
gedaagde,
procureur: mr. S.W. Knoop.
Partijen worden in het hierna volgende mede de bewoners
respectievelijk de Gemeente genoemd.
1. HET PROCESVERLOOP
Eisers hebben onder overlegging van producties geconcludeerd voor eis,
die ter zitting is vermeerderd. De Gemeente heeft zich niet verzet
tegen de eisvermeerdering en heeft onder overlegging van producties
geconcludeerd tot afwijzing van het gevorderde. De procureurs van
eisers hebben over en weer naar elkaars stellingen verwezen en die tot
de hunne gemaakt, waarop de president de zaken heeft gevoegd,
waartegen de Gemeente geen bezwaar heeft gemaakt. Partijen hebben hun
standpunten ter zitting van 20 juli 2001 mondeling toegelicht.
Partijen hebben vervolgens vonnis gevraagd.
2. VASTSTAANDE FEITEN
Binnen het kader van dit kort geding zijn onder meer de navolgende
feiten als vaststaand tussen partijen komen te gelden. Deze feiten
zijn vastgesteld op grond van stellingen van partijen of ook op grond
dat ze blijken uit de tussen partijen onomstreden gebleven inhoud van
overgelegde schriftelijke stukken. Uit stellingen van partijen moeten
feiten als vaststaand worden afgeleid als ze door de ene partij zijn
gesteld en vervolgens door de andere partij zijn erkend of door die
partij niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn weersproken.
Overigens draagt de vaststelling van feiten in een kort geding
noodgedwongen een voorlopig karakter, omdat de gelegenheid om getuigen
te ondervragen en deskundigenbericht in te winnen dan pleegt te
ontbreken.
Aldus zijn de volgende feiten als vaststaand tussen partijen komen te
gelden:
2.1 Eisers, als genoemd in de zaak 01-247, zijn eigenaar van een
woning (recreatiebungalow) op het in Harderwijk gelegen park A. Tot
het park behoren 190 woningen. Sommige eisers gebruiken de woning
uitsluitend ten behoeve van recreatie, andere bewonen deze woning
permanent, weer andere gebruiken de woning wisselend, als pied-à-terre
wanneer zij niet in het buitenland verblijven;
2.2 Eiseres Y, is de rechtspersoon waarin alle eigenaren van bungalows
op voornoemd park zijn verenigd. De rechtspersoon handelt namens de
leden van de rechtspersoon voor zover deze niet zelfstandig als eiser
zijn vermeld;
2.3 Eisers, als genoemd in de zaak 01-248, zijn eigenaar van een
woning (recreatie-bungalow) op het in Harderwijk gelegen park B of
park C. Eiseres Y, is de rechtspersoon die de belangen van haar leden
behartigt, voor zover de leden hier niet afzonderlijk zijn genoemd;
2.4 Het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente heeft
bij brief van 8 september 1997 aan notarissen, banken, makelaars,
hypotheekadviseurs en recreatieparken in Harderwijk kenbaar gemaakt
dat permanente bewoning van recreatiewoningen in recreatieparken in de
gemeente Harderwijk niet is toegestaan. Vervolgens heeft de Gemeente
in september 1999 een Plan van aanpak Permanente bewoning van
recreatiewoonverblijven in Harderwijk vastgesteld om permanente
bewoning van recreatiewoningen te beëindigen;
2.5 Ter uitvoering van het nieuwe beleid heeft de Gemeente aan het
bedrijf Q te Z gevraagd, een offerte uit te brengen voor een onderzoek
naar de stand van zaken met betrekking tot permanente bewoning van
recreatiewoningen;
2.6 Q heeft op 1 juni 1999 een offerte "Aanpak permanente bewoning op
recreatieparken in de gemeente Harderwijk" aan de Gemeente
uitgebracht. Daarin omschrijft zij het probleem ook als PBW. De
offerte gaat uit van de volgende aanpak:
"1. Intake gesprekken met eigenaar en/of beheerder of met de
vereniging
van eigenaren of bewoners om de bestaande situatie per park in kaart
te brengen. In deze intake-gesprekken wordt tevens het voorgenomen
beleid van de gemeente nog eens toegelicht en er worden afspraken
gemaakt wanneer en op welke wijze op het betreffende park door ons
bedrijf gewerkt gaat worden. Hierbij wordt o.a. rekening gehouden met
een eigen aankondiging naar bewoners en eigenaren op het betreffende
park.
2. Inventarisatie van alle verblijfsobjecten per lokatie:
invullen vragenlijst t.a.v. gebruik van het object (indien mensen
aanwezig zijn)
foto van het object met eigen nummering en vermelding parknummer,
noteren en onderzoeken van alle zaken om een sluitende bewijsvoering
van PBW mogelijk te maken (kentekens, telefoonaansluitingen enz.)
afstemming en aanvullen van de inventarisatiegegevens met
gemeentelijke informatie als GBA gegevens, belasting gegevens,
kadastrale gegevens en eventueel andere beschikbare informatie.
3. Statusbepaling per object in overleg met de gemeente. Dit in
verband met het
vaststellen van de te controleren objecten.
4. Maandelijkse controle van de "verdachte objecten PBW" en het
verwerken van de verkregen informatie per object."
Met de GBA is de Gemeentelijke Basis Administratie bedoeld;
2.7 Bij brief van 9 november 1999 heeft de gemeente Harderwijk Q
opdracht verleend tot inventarisatie van de recreatiewoonverblijven in
Harderwijk, alles overeenkomstig de offerte van Q van 1 juni 1999.
"Doel van dit onderzoek is inzicht te krijgen in het aantal verdachte
gevallen van permanente bewoning van recreatiewoonverblijven op de in
de offerte nader omschreven locaties.", aldus de gemeente Harderwijk
die ervan uitging dat Q een besloten vennootschap was. Verder heeft de
burgemeester van de gemeente Harderwijk in een verklaring van 2
november 1999 het volgende gesteld:
"(...)
De personen die in dienst van Q b.v. deze controles uitvoeren, zijn
als zodanig door ons voorzien van een legitimatie.
(...)
Bovenbedoelde personen zijn door mij tevens aangewezen als personen,
die op grond van het bepaalde in artikel 69, lid 1 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening in deze gemeente van zonsopgang tot zonsondergang
toegang hebben tot alle terreinen, voor zover dat redelijkerwijs voor
de uitvoering van deze wet nodig is.
(...)" De Burgemeester.
2.8 De besloten vennootschap Q bleek achteraf niet te bestaan, maar
een vennootschap in oprichting te zijn die wordt gedreven door de heer
G, voormalig gemeenteambtenaar;
2.9 Q heeft gedurende 22 maanden stelselmatig observaties uitgevoerd
van de directe leefomgeving van eisers. Er zijn door medewerkers van Q
foto's gemaakt nabij de gecontroleerde objecten en kentekens genoteerd
van bewoners en bezoekers;
2.10 Q heeft in opdracht van de Gemeente een persoonsregistratie
aangelegd op basis waarvan zij de Gemeente informatie verstrekte;
2.11 Bij brief van 21 juli 2000 heeft de gemeente Harderwijk eigenaren
van recreatiewoningen in Harderwijk geïnformeerd over de resultaten
van de inventarisatie. Niet alle recreatiewoonverblijven bleken alleen
voor recreatieve doeleinden te worden gebruikt, volgens de gemeente
Harderwijk.
Eigenaren die hun recreatiewoning alleen voor recreatieve doeleinden
bleken te gebruiken, zijn door de gemeente Harderwijk in de
gelegenheid gesteld om dat aan te geven op een vragenformulier
(verklaring gebruik recreatiewoonverblijf). Eigenaren die reeds vóór
10 september 1997 een recreatiewoning permanent bewoonden, zijn door
de gemeente Harderwijk in de gelegenheid gesteld om een
aanvraagformulier voor een gedoogstatus in te vullen. Eigenaren die
niet tijdig zouden reageren en eigenaren die niet onder één van de
bovengenoemde categorieën vielen, zouden volgens de gemeente
Harderwijk op korte termijn worden aangeschreven om de permanente
bewoning van hun recreatiewoonverblijf te staken;
2.12 Een aantal bewoners van park A (D e.a.) heeft samen met bewoners
van park B en C, (E e.a.) een kort geding bij de president van de
rechtbank Arnhem aangespannen tegen de handelwijze van de gemeente en
Q;
2.13 De president van de rechtbank te Arnhem heeft bij vonnis van 12
juni 2001 onder meer de volgende beslissing gegeven:
(...)
2. verbiedt Q om met onmiddellijke ingang inbreuk te maken of te doen
maken op de rechten op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer
van D e.a. en verbiedt Q in het bijzonder observaties in of nabij de
woningen van D e.a. uit te voeren of te doen uitvoeren en gegevens van
D e.a. of over hun eigendommen of die van hun bezoekers of
familieleden in enige registratie vast te leggen of te doen
vastleggen,
3. veroordeelt Q om ingeval zij (na betekening van dit vonnis) het
onder 2 genoemde verbod overtreedt, aan ieder der eisers een dwangsom
te betalen van f 1.000,00 per keer, echter met een maximum van in
totaal f 250.000,00, althans de tegenwaarde daarvan in euro's,
4. veroordeelt Q binnen een week na betekening van dit vonnis tot
afgifte aan de advocaat van D e.a. van de originele controlerapporten,
foto's en overige registratieformulieren alsmede van alle kopieën
daarvan,
5. veroordeelt Q om ingeval zij (na betekening van dit vonnis) in
gebreke mocht blijven aan de onder 4 genoemde veroordeling te voldoen,
aan ieder der eisers een dwangsom te betalen van f 1.000,00 per dag,
echter met een maximum van in totaal f 250.000,00, althans de
tegenwaarde daarvan in euro's,
6. veroordeelt Q, voor zover originelen of kopieën van de onder 4
genoemde bescheiden aan derden werden verstrekt, deze bij derden terug
te vorderen en eveneens aan de advocaat van D e.a. af te geven,
(...)
10. verbiedt Q om met onmiddellijke ingang inbreuk te maken of te doen
maken op de rechten op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer
van E e.a. en verbiedt Q in het bijzonder observaties in of nabij de
woningen van E e.a. uit te voeren of te doen uitvoeren en gegevens van
E e.a. of over hun eigendommen of die van hun bezoekers of
familieleden in enige registratie vast te leggen of te doen
vastleggen,
11. veroordeelt Q om ingeval zij (na betekening van dit vonnis) het
onder 10 genoemde verbod overtreedt, aan ieder der eisers een dwangsom
te betalen van f 1.000,00 per keer, echter met een maximum van in
totaal f 50.000,00, althans de tegenwaarde daarvan in euro's,
12. veroordeelt Q binnen een week na betekening van dit vonnis tot
afgifte aan de advocaat van E e.a. van de originele controlerapporten,
foto's en overige registratieformulieren alsmede van alle kopieën
daarvan,
13. veroordeelt Q om ingeval zij (na betekening van dit vonnis) in
gebreke mocht blijven aan de onder 12 genoemde veroordeling te
voldoen, aan ieder der eisers een dwangsom te betalen van f 1.000,00
per dag, echter met een maximum van in totaal f 50.000,00, althans de
tegenwaarde daarvan in euro's,
14. veroordeelt Q, voor zover originelen of kopieën van de onder 12
genoemde bescheiden aan derden werden verstrekt, deze bij derden terug
te vorderen en eveneens aan de advocaat van E e.a. af te geven,
(...)
Van het vonnis is hoger beroep ingesteld, maar de president had het
bij voorraad uitvoerbaar verklaard.
2.14 Q heeft daarop enkele controlestaten teruggegeven doch met
afgifte van alle overige gegevens aan eisers in het Arnhemse kort
geding is zij in gebreke gebleven. Q vraagt de gegevens niet terug bij
de Gemeente;
2.15 Op 25 juni 2001 zijn er eisers bij het gemeentehuis te Harderwijk
geweest maar toen heeft de Gemeente geweigerd de verzamelde gegevens
te overhandigen;
2.16 Op 26 juni 2001 heeft de Gemeente het Reglement voor het bestand
eigenaren en gebruikers van recreatiewoningen vastgesteld. Dit
privacy-reglement is op 27 juni 2001 ter inzage gelegd;
2.17 De aanmelding bij de Registratiekamer is op 4 juli 2001 geschied.
3. DE VORDERINGEN EN VERWEREN EN DE GRONDEN ERVOOR
3.1 Er is gevorderd dat de president voorlopige voorzieningen treft
die vooruitlopen op een definitieve vaststelling van de
rechtsverhouding tussen partijen. Deze verhouding komt pas voor
partijen bindend vast te staan door een onderling vergelijk of -als
dat mocht uitblijven- als uitkomst van een bodemprocedure waarin
partijen desgewenst uitvoering mondeling en schriftelijk kunnen
debatteren, inlichtingen verschaffen aan de rechter, hem of haar
uitnodigen tot een plaatselijke bezichtiging, beslissingen uitlokken
op processuele incidenten, getuigen doen horen en door andere
bewijsmiddelen bewijs leveren, deskundigenbericht uitlokken en per
saldo rechterlijke beslissingen weer aan een hogere rechter en de Hoge
Raad voorleggen.
In afwachting daarvan kan de president in een procedure als hier aan
de orde, op basis van een voorspelling van de uitkomsten van een
dergelijke bodemprocedure trachten de rechten van partijen bij
voorbaat zeker te stellen of daaraan tegemoet te komen door op hun
vordering voorlopige voorzieningen te treffen. Of dit opportuun geacht
moet worden, hangt af van een afweging van diverse daarbij betrokken
belangen, waaronder de spoed die gemoeid is met het bewaren van
rechten, beëindigen van voortdurend nadeel of zelfs herstellen van al
geleden schade. De bodemrechter hoeft zich te zijner tijd aan de
gemaakte prognose niet te storen en evenmin aan de erop gebaseerde, in
kort geding te nemen beslissing: in zoverre is het kort-geding-vonnis
voorlopig.
Overigens staan het voorlopig karakter van zowel de vaststelling van
de feiten waarop de president in kort geding zich baseert als van zijn
juridisch oordeel er niet aan in de weg, dat de naleving van de in
kort geding te geven voorlopige voorzieningen door partijen van elkaar
afgedwongen kan worden -zelfs niettegenstaande een eventueel lopend
hoger beroep daartegen, mits de voorlopige voorziening bij voorraad
uitvoerbaar is verklaard.
3.2 Tegen die achtergrond vorderen eisers (waarbij de eisen in beide
zaken zijn samengevoegd) bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. de Gemeente te verbieden inbreuk te maken of te doen maken -direct
of indirect- op de rechten op eerbiediging van de persoonlijke
levenssfeer van eisers en de Gemeente in het bijzonder te verbieden
observaties in of nabij de woningen van eisers uit te voeren of te
doen uitvoeren en gegevens van eisers of hun eigendommen of van hun
bezoekers of familieleden in enige registratie vast te leggen of te
doen vastleggen in strijd met de Wet Persoonsregistraties en/of Wet
bescherming persoonsgegevens vanaf de datum van inwerkingtreding van
deze wet, respectievelijk met de Wet particuliere
beveiligingsorganisaties en recherchebureaus;
2. de Gemeente te veroordelen tot afgifte aan eisers van alle
originele controlerapporten, foto's en negatieven daarvan, uitdraaien
van computerbestanden, staten, uittreksels uit andere bestanden zoals
kentekenregistratie en GBA, alsmede van alle gegevens van eisers welke
de Gemeente van Q, van F BV en G ter zake in bezit heeft gekregen,
daaronder begrepen uitdraaien van computerbestanden, alsmede van alle
kopieën daarvan en voor zover originelen of kopieën aan derden
verstrekt mochten zijn, de
Gemeente te verplichten deze bij deze derden terug te vorderen en
eveneens aan eisers af te geven;
3. de Gemeente te veroordelen voor zover persoonlijke gegevens als
hiervoor bedoeld in enig computerbestand van de Gemeente , dan wel in
voorkomend geval als dan niet deeld in een ten behoeve van de Gemeente
aangehouden bestand bij Q zijn opgenomen, kopie van dit (deze)
bestand(en) aan eisers af te geven en het (de) bestand(en) als zodanig
te wissen en gewist te houden en eisers in de gelegenheid te stellen
dit door een deskundige te doen vaststellen op kosten van de Gemeente;
4. de Gemeente te verbieden enig de persoonlijke levenssfeer van
eisers betreffende gegevens of documenten, als hiervoor bedoeld, aan
derden af te geven of ter inzage te verstrekken en de Gemeente voorts
te verbieden op welke wijze dan ook gebruik te maken van door Q, F BV
of G tot op heden verzamelde persoonsgegevens van eisers;
5. de onderdelen 1, 2, 3 en 4 op verbeurte van een onmiddellijk
opeisbare dwangsom van f 1.000,-- per eiser, per dag of gedeelte van
een dag dat de Gemeente binnen 2 maal 24 uur na betekening van het in
deze te wijzen vonnis in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
6. en voorts de Gemeente te veroordelen in de kosten van deze
procedure.
3.2 Eisers beroepen zich daarvoor op het volgende.
Zij voelen zich in ernstige mate in hun privacy aangetast. Medewerkers
van Q lopen rond op de recreatieparken en fotograferen en observeren
stelselmatig de recreatiewoningen. De daardoor ontstane
gegevensverzameling en -registratie is onrechtmatig verkregen. Door Q
en de Gemeente is lange tijd niet voldaan aan de bepalingen zoals
gesteld in de artikelen 5, 13, 17, 19 en 24 van de Wet
Persoonsregistraties. Zo is er pas eind juni 2001 een privacyreglement
vastgesteld en is de persoonsregistratie eerst op 4 juli 2001
aangemeld bij de Registratiekamer. Door de verzameling en registratie
is voorts de grens van hetgeen in het maatschappelijk verkeer
betamelijk is, overschreden vanwege het feit dat de controles en
gegevensverzameling zonder voorafgaande selectie geschiedden, de
verzamelde gegevens grotendeels onjuist zijn en de verzameling
onzinnig is. De Gemeente heeft op deze wijze het vertrouwen van
betrokkenen ernstig geschaad en de belangen van betrokkenen
veronachtzaamd. De observaties van Q en de daaraan gekoppelde
gegevensverzameling en gegevensuitwisseling maken een onrechtmatige
inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, daar deze in strijd met
artikel 10 van de Grondwet en artikel 8 van het Europees verdrag tot
bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
(EVRM) zijn. Bovendien handelt de Gemeente in strijd met het door de
president te Arnhem gewezen vonnis.
3.4 De Gemeente heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop in het
hierna volgende zo nodig zal worden ingegaan.
4. DE BEOORDELING
4.1 Allereerst wordt opgemerkt dat de in het vonnis d.d. 12 juni 2001,
gewezen door de president van de arrondissementsrechtbank te Arnhem,
voorkomende veroordelingen van Q de Gemeente niet raken, daar zij in
dat kort geding niet als partij betrokken was. Bovendien dient een
kort-geding-procedure niet om in het verleden gemaakte fouten recht te
zetten maar om een voorziening te geven die van belang kan zijn voor
de toekomst; vergoeding van bijvoorbeeld in het verleden geleden
schade is niet aan de orde. In dit geval dient beoordeeld te worden of
en in hoeverre voortzetting van de controles en registraties en van
het gebruik daarvan ter uitvoering van het gemeentelijk beleid ook na
de aanmelding van het privacy-reglement bij de Registratiekamer
onrechtmatig is en verboden dient te worden;
4.2 Het is de taak en bevoegdheid van de Gemeente er toezicht op te
houden dat de voorschriften van het ter plaatse geldende
bestemmingsplan niet worden overtreden. Wanneer de Gemeente het
vermoeden heeft dat iemand in strijd met het bestemmingsplan toch zijn
hoofdverblijf op een recreatieterrein heeft, heeft zij de bevoegdheid
dit te (laten) controleren en zonodig het bestemmingsplan onder
toepassing van bestuursdwang te handhaven. Daartegenover staat dat
wonen of recreatief verblijven een privacy-gevoelige activiteit is.
Met onbeperkt verzamelen van gegevens moet zeer behoedzaam worden
omgegaan; met de controle en de daaraan gekoppelde
gegevensuitwisseling kan een aanzienlijke inbreuk op de persoonlijke
levenssfeer gepaard gaan.
4.3 Naar het oordeel van de president leverde de opdracht van de
Gemeente aan Q om de verkregen informatie te verwerken en op te slaan
een "persoonsregistratie" op, zoals geformuleerd in en toegestaan door
artikel 1 van de Wet Persoonsregistraties (Wpr). Het gaat hier immers
om ..."een samenhangende verzameling van op verschillende personen
betrekking hebbende persoonsgegevens, die langs geautomatiseerde weg
wordt gevoerd of met het oog op een doeltreffende raadpleging van die
gegevens systematisch is aangelegd." Daarbij zijn tot individuele
natuurlijke personen herleidbare gegevens vastgelegd (foto van het
object met eigen nummering en parknummer) en heeft de afdeling
Burgerzaken van de gemeente Harderwijk op 28 april 2000 advies
uitgebracht over de manier waarop..."de verstrekking van gegevens uit
de GBA aan Q b.v. doelmatig en goed (kan) verlopen."
4.4 De opdracht die de Gemeente aan Q heeft gegeven, moet gezien
worden in het kader van de controle op de naleving van het
bestemmingsplan en niet in het kader van de opsporing. De burgemeester
heeft vier medewerkers van Q gelegitimeerd "als toezichthouder op de
naleving van de voorschriften bij of krachtens de Wet op de
Ruimtelijke Ordening (hierna Wet RO), ten behoeve van controle
permanente bewoning van zomerhuizen". Krachtens artikel 69, eerste lid
onder 3º Wet RO heeft de burgemeester deze bevoegdheid. Dat de
controleurs op sommige terreinen buiten hun boekje zijn gegaan,
bijvoorbeeld bij het signaleren van een konijn in een slaapkamer, doet
niet af aan de bevoegdheid van de burgemeester personen krachtens
voormeld artikel aan te wijzen als controleurs.
Ook het niet bestaan van Q BV doet niet af aan de geldigheid van de
aanwijzing. De burgemeester heeft vier natuurlijke personen aangewezen
als controleur en dezen zijn per persoon gelegitimeerd. Of zij al dan
niet in dienst zijn van een (bestaande) rechtspersoon en of deze
rechtspersoon in strijd met de Wet particuliere
beveiligingsorganisaties en recherchebureaus handelde, maakt dan niet
meer uit.
De burgemeester was dus bevoegd om controleurs aan te wijzen en de
door hen verzamelde gegevens in een persoonsregistratie op te slaan,
zo lang de Gemeente de overige bepalingen van de Wpr maar nakwam.
Daaraan heeft het echter tot voor kort geschort.
Q en de Gemeente - voor zover zij deze gegevens opsloeg en verwerkte
zonder vastgesteld, ter inzage gelegd en bij de Registratiekamer
aangemeld privacy-reglement - handelden in strijd met de regels van de
Wpr. Nu de door Q verzamelde gegevens onbetwistbaar vallen onder de
Wpr, had immers ingevolge artikel 17 Wpr een privacyreglement moeten
worden vastgesteld dat openbaar ter inzage had moeten worden gelegd.
Voorts had de persoonsregistratie ingevolge artikel 24 Wpr moeten
worden aangemeld bij de Registratiekamer. Dat is allemaal pas eind
juni/begin juli 2001 gebeurd.
4.5 Van doorslaggevend belang in dit kort geding is natuurlijk de
actuele situatie, die nà de totstandkoming van het privacy-reglement,
en niet wat daarvoor is geschied. De thans te beoordelen situatie is
dus ingrijpend gewijzigd ten opzichte van die welke de Arnhemse
president te beoordelen had; daarbij geldt niet dat tekortkomingen van
de gemeentelijke aanpak ook na herstel ervan hun fatale gevolgen voor
de wettigheid van die aanpak met zich blijven meeslepen.
Nu nieuwe controles als regel niet meer onwettig zijn, zal het
gevorderde verbod daarvan worden afgewezen.
Daarmee is echter nog niet de vraag beantwoord, hoe moet worden
omgegaan met de voorheen zonder privacy-reglement verzamelde gegevens:
moeten zij worden gewist, althans als onbruikbaar, want besmet
terzijde worden gelegd, zoals eisers bepleiten ?
4.6 De bewoners verwijten de Gemeente dat zij zich bedient van
gegevens, die Q van de Arnhemse president niet aan derden mocht
afgeven. Eisers achten dit onrechtmatig. Echter, de Gemeente kon in
redelijkheid menen dat zij als opdrachtgever aan Q niet viel onder de
derden, aan wie Q volgens het vonnis van de president in Arnhem geen
gegevens mocht verstrekken. De Gemeente was derhalve bevoegd de
gegevens in ontvangst te nemen. Eisers lijden hier trouwens ook niet
meer onder, want de gegevens konden bij de Gemeente wel eens in betere
handen zijn (gelet op haar privacy-reglement) dan bij een niet
bestaand Q.
Het gevorderde wissen der verzamelde gegevens is een onherstelbare
voorlopige voorziening en niet nodig om gebruik ervan - wat eisers
vooral te duchten hebben - tegen te gaan of op te schorten. De vraag
is nu echter of dat laatste van de Gemeente verlangd mag worden, nu
het privacy-reglement inmiddels aan de rechtmatige privacy-belangen
der bewoners tegemoetkomt.
4.7 In dat verband dient aan de orde te komen of de Gemeente
onrechtmatig handelt door ter uitvoering van haar beleid tegen
permanente bewoners van recreatieverblijven gebruik te gaan en blijven
maken van de door Q verzamelde gegevens.
De vaststelling en ter-inzage-legging van het privacy-reglement zijn
weliswaar laat geschied, doch de registratie van 4 juli 2001 heft de
onwettige situatie op. Als gevolg daarvan bestaat er thans voor de
bewoners een inzage- en correctierecht. De door hen aangevoerde
onjuistheden in de verkregen gegevens kunnen derhalve -indien nodig-
worden gewijzigd, terwijl ook de wijze van verkrijging aan de orde kan
worden gesteld. Als blijkt dat dit ooit onrechtmatig is geschied, kan
de rechter (indien benaderd) oordelen dat een schadevergoeding op zijn
plaats is, bijvoorbeeld vanwege de vroegere onzekerheid over hetgeen
men over ieder van eisers te weten was gekomen en had opgeslagen.
4.8 Dit hoeft er echter niet toe te leiden dat de gegevens helemaal
niet meer gebruikt zouden mogen worden. De in het strafrecht wel
gehanteerde uitsluiting van onrechtmatig verkregen bewijs geldt in het
bestuursrecht niet zo star. Volgens vaste jurisprudentie van de
hoogste bestuursrechters kent het bestuursrecht anders dan het
strafprocesrecht een vrije bewijsvoering (Afdeling Rechtspraak Raad
van State 21 januari 1988, AB 1989-36) en bestaat er geen rechtsregel
die ieder gebruik van strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijs
verbiedt (Voorzitter Afdeling Rechtspraak Raad van State 3 oktober
1997, Jurisprudentie Bestuursrecht 30 december 1997 en Centrale Raad
van Beroep sinds 28 november 1995, Jurisprudentie Bestuursrecht 29
december 1995-329). Weliswaar maakten
deze bestuursrechters op deze regel een uitzondering voor het geval
dat de voorhanden bewijsmiddelen waren verkregen op een wijze die
zozeer indruiste tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid
mocht worden verwacht, dat dit gebruik onder alle omstandigheden
ontoelaatbaar moest worden geacht, maar in dit geval verdient de
Gemeente het voordeel van de twijfel.
Onduidelijk is namelijk hoe ernstig incidenteel door de ramen gluren
is (dat kan een ieder overkomen die bij bezoek niet thuis is) en in de
regel gaat het om vruchten van observaties die iedere voorbijganger of
parkbezoeker kan doen. Indien incidenteel te ver gaande inbreuken op
de persoonlijke levenssfeer gemaakt zijn, kan dat beter van geval tot
geval beoordeeld worden.
4.9 De bedreiging van de persoonlijke levenssfeer zit in het van
overheidswege
stelselmatig verzamelen en opslaan van persoonsgegevens, waartegen nu
een privacy-
reglement waarborgen van inzage en correctie biedt. Daarmee verkeren
eisers momenteel niet meer in een ongunstiger positie dan waarin ze
verkeerd zouden hebben indien de Gemeente van het begin af aan de
geldende privacy-wetgeving zou zijn nagekomen; eisers verdienen niet
meer dan dat. Zij hebben geen recht op een gunstiger positie. Alle in
het verleden opgelopen schade kan voor de toekomst beeindigd worden
door de toepasselijkheid van het privacy-reglement in te roepen.
Bovendien acht de president het niet juist dat de bewoners door buiten
beschouwing laten van de gegevens meer rechten zouden krijgen. Dit zou
neerkomen op een irreguliere vorm van schadevergoeding, die hun
bovenmatig bevoordeelt.
Eisers kunnen dus geen aanspraak maken op afgifte van voorheen -
zonder de waarborgen die een privacy-reglement hun toen al had kunnen
bieden - verzamelde gegevens. Dat de Gemeente voornemens zou zijn,
deze aan derden af te geven, is een vrees die nergens op stoelt.
4.10 Ten slotte is nog aangevoerd dat de gegevensverzameling door de
Gemeente geen enkel zinnig doel kan dienen. Die opvatting wordt
gelogenstraft door de uitspraken van de Afdeling Rechtspraak van de
Raad van State d.d. 25 juli 2001 (Elro AB 3050). Ook de stelling van
de bewoners dat geen voorafgaande selectie heeft plaatsgevonden,
strookt niet met hetgeen op grond van een uitvoerige uiteenzetting van
de Gemeente onder 2.11 is vastgesteld.
4.11 Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen worden afgewezen,
met veroordeling van eisers in de kosten van dit geding.
5. DE BESLISSING
De President:
In de zaak 01-247:
1. wijst de vorderingen af;
2. veroordeelt eisers in de kosten van deze procedure, tot aan deze
uitspraak aan de zijde van de Gemeente bepaald op f 400.,-- wegens
verschotten en f 1.550,-- wegens salaris procureur.
In de zaak 01-248:
3. wijst de vorderingen af;
4. veroordeelt eisers in de kosten van deze procedure, tot aan deze
uitspraak aan de zijde van de Gemeente bepaald op f 400,-- wegens
verschotten en f 1.550,-- wegens salaris procureur.
Aldus gewezen door mr. G. Vrieze, president en uitgesproken ter
openbare terechtzitting van 10 augustus 2001 in tegenwoordigheid van
de griffier.
SK/GV