Feitenoverzicht sanering gewasbeschermingsmiddelen
Dit overzicht is opgesteld door LTO-Nederland.
* In het Meerjarenplan Gewasbescherming (1991) is besloten tot
saneren van diverse gewasbeschermingsmiddelen. Saneren houdt in
dat middelen óf toepassingen daarvan die niet voldoen aan de
operationele milieucriteria op zo kort mogelijke termijn zullen
worden verboden (pag. 90 MJP-G). Om deze sanering tot uitvoering
te brengen bleek een aanpassing van de Bestrijdingsmiddelenwet
noodzakelijk.
* In het gewasbeschermingsconvenant (1993) is afgesproken dat, vóór
het beschikbaar zijn van een wettelijke saneringsbasis, de
middelen gereguleerd zullen worden op basis van voorlopige
criteria en normen (kanalisatie). Deze criteria en normen komen
praktisch overeen met de criteria en normen uit het MJP-G. De
kanalisatiestoffen worden door de fabrikanten vrijwillig
aangemeld. Er wordt beperkt gebruik gemaakt van de mogelijkheid
een beroep te doen op landbouwkundige onmisbaarheid.
Gekanaliseerde stoffen worden niet vóór 2000 gesaneerd op basis
van de strengere normen uit 1995. Sanering is wel mogelijk als
gevolg van risico's voor de volksgezondheid of de toepasser.
* In 1993 wordt de Bestrijdingsmiddelenwet aangepast. Begin 1995
wordt het Besluit Milieutoelatingseisen en de Regeling uitvoering
milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen vastgesteld. In het
Besluit is, overeenkomstig het MJP-G (pag. 90) een mogelijkheid
voor landbouwkundige onmisbaarheid opgenomen. De bepaling loopt af
op 1 januari 2000.
* De Nederlandse toelatingscriteria en normen zijn afgeleid van de
Europese. Nederland besluit om, bij expireren van een toelating,
de stoffen vooruitlopend op de Europese toetsing te beoordelen.
Fabrikanten zijn terughoudend de toelatingsdossiers te
actualiseren in verband met gegevensbescherming van het onderzoek
en de termijnen die nodig zijn voor het benodigde onderzoek.
* Van ambtelijke zijde wordt gepleit voor continuering van de
landbouwkundige onmisbaarheid. Pronk en Faber besluiten tot het
instellen van de Commissie Ginjaar (mei 2000) om duidelijk te
krijgen welke kanalisatiestoffen landbouwkundig onmisbaar zijn.
(samenvatting rapport commissie Ginjaar)
* Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven concludeert dat de
regeling voor landbouwkundige onmisbaarheid geen basis heeft in de
Wet.
* Inmiddels besluit het CTB om de toelating van tientallen
kanalisatiestoffen en toepassingen daarvan per december 1999 in te
trekken. Het landbouwbedrijfsleven slaat alarm en pleit voor
voortzetting van de landbouwkundige onmisbaarheid.
* In september 1999 presenteert Ginjaar een werkwijze voor
landbouwkundige onmisbaarheid. (samenvatting rapport commissie
Ginjaar)
* Vewin, Stichting Natuur en Milieu, Agrodis en LTO-Nederland
krijgen opdracht om de landbouwkundig onmisbare kanalisatiestoffen
aan te geven. (samenvatting rapport werkgroep) De 42
kanalisatiestoffen vertegenwoordigen 860 toepassingen.
Uiteindelijk besluiten de bewindslieden 36 toepassingen van 7
gewasbeschermingsmiddelen landbouwkundig onmisbaar te verklaren.
De hiermee resterende milieubelasting is minder dan 10%.
Voor de overige toepassingen geldt geen onmisbaarheid, is geen
overschrijding van milieunormen aan de orde of is een chemisch of
niet-chemisch alternatief ontwikkeld. (verdwijnen 42
kanalisatie-stoffen)
* Eén kanalisatiestof (mevinfos) wordt in verband met
gezondheidsrisico alsnog ingetrokken. Ook enkele toepassingen van
drie niet-kanalisatiestoffen worden door de bewindslieden
landbouwkundig onmisbaar verklaard.
* De Tweede Kamer dringt aan op wijziging van
Bestrijdingsmiddelenwet om de landbouwkundige onmisbaarheid als
toetsingscriterium voor bestaande stoffen op te nemen. Via de
motie Geluk wordt een overgangsregeling afgedwongen.
* Medio april wordt, na notificatie in Brussel, een tijdelijke
regeling voor het aanwijzen van landbouwkundig onmisbare
gewasbeschermingsmiddelen van kracht. Boeren en tuinders starten
hun teelt omdat ze gebruik kunnen maken van de onmisbare stoffen.
Brede voorlichting vindt plaats over de voorschriften rond het
gebruik.
* Het College van Beroep vernietigt de tijdelijke regeling. Pronk en
Faber nemen eind juli deze conclusie over. (U kunt de brief van
minister Pronk aan de Tweede Kamer hierover nalezen bij
Overheid.nl. Zoek onder officiële publicaties op datum 7-8-2000
en op het trefwoord landbouwkundige onmisbare.)
Boeren en tuinders mogen de landbouwkundig onmisbare toepassingen
en middelen niet meer gebruiken, alhoewel hun teelten doorlopen.
Voorlichting ontbreekt. LTO-Nederland gaat er van uit dat de
stoffen wél gebruikt mogen worden in de overige reguliere
toepassingen (degene die niet landbouwkundig onmisbaar zijn
verklaard).
* Gelet op de onduidelijke situatie met betrekking tot het bezit en
het gebruik van de middelen, terwijl de noodzaak in de bestaande
teelten wel aan de orde kan zijn en met het oog op de
voorbereidingen voor volgende teelten is een spoedige adequate
regeling noodzakelijk. Anders zullen alsnog, tegen de eerdere
uitdrukkelijke wens van de Tweede Kamer, teelten uit Nederland
verdwijnen.