http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=419418
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Ministerie van Buitenlandse Zaken Directie Europa Taakgroep Zuid-Oost Europa Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag Datum 16 augustus 2001
Kenmerk DEU- /756 Telefoon 070-348 5465
Blad /5 Fax 070-348 5329
Bijlage(n) 1 E-mail maria.smulders@minbuza.nl
Betrteft Bosnië-Herzegovina : onze reactie op het verslag "Vrouwen van Srebrenica. Verslag van een bezoek".
Zeer geachte Voorzitter,
Ingevolge het verzoek van de vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken van 11 juli 2001 doe ik U hierbij onze reactie toekomen op het verslag "Vrouwen van Srebrenica. Verslag van een bezoek".
Wij zullen hierbij, zoals verzocht, ingaan op de aandachtspunten die genoemd zijn op de pagina's 17 en 18 van bovengenoemd verslag.
Situatie van de vrouwen van Srebrenica
Het verslag illustreert de zeer moeilijke omstandigheden van de nabestaanden
van Srebrenica op indringende wijze. Terecht wordt geconcludeerd dat
internationale instanties plannen maken voor hun terugkeer naar Srebrenica,
waarbij te vaak geen rekening wordt gehouden met de bijzondere psychische
gesteldheid van deze mensen, die nog steeds doodsbenauwd zijn om zich onder
de Serviërs te begeven.
Nederland heeft, zoals in het verslag gesteld, een bijzondere betrokkenheid
met het lot van de familieleden van de slachtoffers. Vanuit deze bijzondere
betrokkenheid verleent Nederland assistentie aan deze groep en is er
bereidheid om te bekijken hoe hulp aan deze groep verbeterd en uitgebreid
kan worden. Volledigheidshalve wordt vermeld dat ook internationale NGO's
steun verlenen bij de reconstructie van huizen in Srebrenica.
De huisvestingssituatie van veel vrouwen van Srebrenica is de laatste tijd
door een aantal specifieke ontwikkelingen verder verslechterd. Na de val van
de stad werden de families ondergebracht in collectieve opvangcentra en
leegstaande huizen van gevluchte Serviërs. In de herfst van 1999 heeft de
Hoge Vertegenwoordiger echter een aantal wetten opgelegd om de
eigendomsverhoudingen in het land te regelen. Dit is noodzakelijk om
terugkerende minderheden in staat te stellen eigen voormalige woningen weer
op te eisen. De nieuwe wetten verplichten de lokale autoriteiten tijdelijke
bewoners van huizen van ontheemden een aanschrijving te sturen met de
opdracht hun tijdelijke behuizing te verlaten ten gunste van de
teruggekeerde voormalige bewoners.
Dit beleid, waar Nederland als zodanig volledig achter staat, heeft ertoe
geleid dat veel ontheemde Serviërs te kennen hebben gegeven terug te willen
keren naar hun oorspronkelijke huizen in bijvoorbeeld Tuzla en Sarajevo, die
inmiddels onder meer werden bewoond door vrouwen van Srebrenica. Deze
vrouwen hebben veelal geen andere uitweg dan onderdak te zoeken in een van
de collectieve opvangcentra.
Pogingen om onder dezelfde wettelijke voorzieningen ook nabestaanden te
helpen bij hun terugkeer naar Srebrenica zijn slechts in geringe mate
geslaagd. Het is al verschillende malen voorgekomen, zoals op pagina 17 van
het Verslag wordt beschreven, dat families uiteindelijk toch besluiten
voorlopig niet naar hun stad terug te keren. Illustratief in dit verband is
wat een van de vrouwen enige tijd geleden tijdens een gesprek op het
Ministerie van Buitenlandse zaken aangaf; zij had kort daarvoor de sleutel
van haar gerestaureerde appartement gekregen maar wilde nu niet meer terug.
De praktijk van de uitvoering van een van de doelstellingen van de
Dayton-akkoorden, 'het recht op terugkeer van de oorspronkelijke bewoners
naar hun voormalige huizen', blijkt zo bij een deel van de nabestaanden van
de slachtoffers van Srebrenica te stuiten op de angst zich weer naar de
'plaats des onheils' te begeven.
In Srebrenica zelf financiert Nederland een project van de Werkgroep
Nederland -Srebrenica waarmee gepoogd wordt met inzet van vrijwilligers een
atmosfeer te creëren die de terugkeer bevordert. Door het uitvoeren van
kleine werkzaamheden als het opknappen van huizen en het geven van
taallessen tracht men de tegenstelling tussen de teruggekeerde gezinnen van
nabestaanden en de Servische bevolking te overbruggen. Op dit moment is er
tevens een project in voorbereiding om huizen op te knappen van Serviërs,
tijdelijk woonachtig in Srebrenica, die terug willen keren naar hun oude
huizen in de Federatie, zodat de woningen van de nabestaanden weer
vrijkomen.
In het navolgende schets ik u tegen het licht van hetgeen in uw verslag
wordt beschreven wat de Nederlandse inspanningen voor de vrouwen van
Srebrenica zijn, en hoe deze verdere voortgang zullen vinden.
Garantie voortgang identificatie ICMP
Aan de activiteiten van de International Commission for Missing Persons
(ICMP) is door Nederland tot op heden voor een bedrag van NLG 8,7 miljoen
bijgedragen. Dit geld werd aanvankelijk gebruikt voor het aanleggen van een
database van vermisten en nabestaanden en het uitgeven van een boek met
voorwerpen die bij de opgegraven stoffelijke overschotten waren
aangetroffen. Vervolgens werd met de Nederlandse bijdrage het mortuarium in
Tuzla en daarbij horende onderzoeksruimten gefinancierd, zodat een waardige
opslag van de stoffelijke overschotten mogelijk werd. Tenslotte werd de
bijdrage van het jaar 2000 gebruikt voor de versnelde identificatie via de
modernste DNA methodes van de opgegraven stoffelijke overschotten van de
vermisten. Ook dit jaar zal een Nederlandse bijdrage van NLG 2,5 miljoen
worden overgemaakt, eveneens bestemd voor identificatie door het vergelijken
van DNA van slachtoffers en nabestaanden. Inmiddels is contact opgenomen met
ICMP over de in het verslag "Vrouwen van Srebrenica" vermelde tekorten over
het lopende jaar. Het ICMP stelt hierover dat er weliswaar geen sprake is
van een acuut tekort, maar dat met een groter budget wel meer activiteiten
uitgevoerd kunnen worden.
Situatie in de collectieve opvangcentra
De situatie zoals in het verslag geschetst is bekend, ook bij de
verantwoordelijke VN-organisatie. Nederland blijft echter bij de bewuste
organisatie aandringen op adequate actie. Nederland draagt indirect bij aan
de financiering van de collectieve centra met een algemene contributie van
USD 3,5 miljoen voor de opvangactiviteiten van UNHCR in Bosnië-Herzegovina.
Voorts heeft Nederland een aantal projecten gefinancierd ter leniging van de
ergste psychische noden van de vrouwen en hun kinderen via Nederlandse en
Bosnische N.G.O's, waarvan 'Vive Zene' en 'Admira' de belangrijkste zijn.
Deze steun wordt voortgezet.
Een dak boven het hoofd/ Projecten voor zelfredzaamheid
Als tijdelijke huisvesting voor hen die tussen de wal en het schip vallen heeft Nederland de laatste drie jaar het volgende ondernomen:
In juni 1999werd in de omgeving van Tuzla Podrinje aangevangen met de restauratie van 28 woningen voor ontheemde vaderloze gezinnen uit Srebrenica, het herstel van een middelbare school, het stimuleren van de werkgelegenheid middels micro-crediet en het ondersteunen van kleinschalige landbouw. Het project werd in 2000 succesvol beëindigd.
Dit project werd in juli 1999 aangevuld met de bouw van 14 appartementen in de omgeving van Vogozca/Ilijas voor vaderloze gezinnen, de constructie van 3 groentekassen en de training van 380 ontheemde vrouwen voor zelfwerkzaamheid. Inmiddels hebben 40 vrouwen een landbouwcoöperatie opgericht die in financiële termen bijna zelfstandig is.
Het project kon in oktober 2001 succesvol worden beëindigd. Als de
uitvoerende NGO met een opvolgend projectvoorstel komt, zal financiering in
welwillende overweging worden genomen.
Om de door de moeders opgerichte coöperatie volledig zelfdragend te maken
werd een aanvullend project goedgekeurd ter verdere ondersteuning van het
'kassen project'. Dit project richt zich op het verbeteren van de
infrastructuur op het kassenterrein, de aankoop van een tweedehands
vrachtauto, landbouwvoorlichting en training en het opzetten van een
revolving fund. Dit fonds kan alleen worden aangesproken voor productieve
doeleinden en wordt beheerd door het 'management committee' van de
kassencoöperatie. Opgenomen leningen moeten vanzelfsprekend binnen een
bepaalde termijn worden terugbetaald, zodat het fonds op den duur niet
kleiner wordt.
Ondersteuning voor zelforganisaties
Nederland steunt al sinds jaren de organisatie van vrouwen van Srebrenica in
Tuzla 'Vive Zene' en de organisatie 'Admira', die middels trainingen en
cursussen probeert organisatorische en administratieve vaardigheden aan te
leren. Ook bij dit soort projecten is echter een minimale verantwoording
over de bestede fondsen vereist. Dit levert niet zelden grote problemen op,
aangezien men niet gewend is eigen uitgaven te verantwoorden. Deze projecten
zijn derhalve uiterst arbeidsintensief, hetgeen beperkingen oplegt aan het
aantal uit te voeren soortgelijke projecten. Een binnenkomend
projectvoorstel voor een vrouwenhuis in Sarajevo als genoemd in het verslag
zal op zijn merites worden beoordeeld.
De Minister van Buitenlandse Zaken De Minister voor
Ontwikkelingssamenwerking
===