COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 77 VAN 14 FEBRUARI 2001 TOT INVOERING VAN EEN STELSEL VAN TIJDSKREDIET, LOOPBAAN- VERMINDERING EN VERMINDERING VAN DE ARBEIDSPRESTATIES TOT EEN HALFTIJDSE BETREKKING

(geratificeerd door het koninklijk besluit van 13 maart 2001, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 28 maart 2001).

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritai- re comités;

Gelet op de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen;

Gelet op het centraal akkoord van 22 december 2000 en de verbintenis die de ondertekenende partijen hebben aangegaan om een collectieve arbeidsovereenkomst te sluiten ter uitvoering van punt A, "Bete- re combinatie arbeid en gezin" van punt 4 "Werking van de arbeidsmarkt" alsook van de bijlage 1;

Overwegende dat de regering zich ten aanzien van de in dit akkoord bepaalde punten ertoe verbonden heeft om :
§ eensdeels de regelgeving aan te passen zodat deze overeenkomst in werking kan treden op de in het vooruitzicht gestelde datum, d.i. 1 januari 2002;
§ anderdeels alle nodige maatregelen te nemen om de overgang van de huidige regeling naar de in deze overeenkomst vastgestelde regeling te organiseren en in dit opzicht de vereiste overgangs- maatregelen vast te stellen;

Gelet op advies nr. 1.339 dat de Nationale Arbeidsraad op 14 februari 2001 heeft uitgebracht en waarin hij voorstellen in die zin formuleert.

Hebben de navolgende interprofessionele organisaties van werkgevers en van werknemers : § het Verbond van Belgische Ondernemingen
§ de nationale middenstandsorganisaties erkend overeenkomstig de wetten betreffende de organisa- tie van de Middenstand, gecoördineerd op 28 mei 1979
§ de Belgische Boerenbond
§ "la Fédération nationale des Unions professionnelles agricoles"
§ "l'Alliance agricole belge"
§ het Algemeen Christelijk Vakverbond van België
§ het Algemeen Belgisch Vakverbond
§ de Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België

op 14 februari 2001 in de Nationale Arbeidsraad de volgende collectieve arbeidsovereenkomst geslo- ten.




HOOFDSTUK I - DRAAGWIJDTE VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST

Artikel 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst beoogt de uitvoering van punt A van punt 4 "Werking van de arbeidsmarkt", betreffende een betere individuele combinatie van arbeid en gezin alsook van de bijlage 1 van het centraal akkoord van 22 december 2000 :

§ door de instelling van een recht op tijdskrediet voor de voltijdse of deeltijdse werknemers met een minimumanciënniteit van een jaar in de onderneming die hen tewerkstelt;

§ door de instelling van een veralgemeend systeem van 1/5de-loopbaanvermindering ten belope van 1 dag per week of 2 halve dagen voor de voltijdse werknemers die minimum 5 jaar anciënniteit hebben in de onderneming die hen tewerkstelt;

§ door de instelling van een recht op vermindering van de arbeidsprestaties in de vorm van een half- tijdse onderbreking van de loopbaan voor de voltijdse werknemers boven de 50 jaar met een anci- enniteit van 20 jaar als werknemer en een anciënniteit van 5 jaar in de onderneming die hen te- werkstelt alsook bijzondere regels voor deze werknemers wat betreft de toepassing van het veral- gemeende systeem van 1/5de-loopbaanvermindering.

HOOFDSTUK II - TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 2
§ 1. Deze overeenkomst is van toepassing op de werknemers met een arbeidsovereenkomst alsook op de werkgevers die hen tewerkstellen.

§ 2. Voor de toepassing van § 1 worden gelijkgesteld :
1° met werknemers : de personen die, anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst, te- gen loon arbeid verrichten onder het gezag van een andere persoon, met uitzondering van de leerlingen;

2° met werkgevers : de personen die de onder 1° genoemde personen tewerkstellen.



§ 3. Het paritair comité of de onderneming kunnen bij collectieve arbeidsovereenkomst afwijken van de paragrafen 1 en 2 en sommige personeelscategorieën van het toepassingsgebied uit- sluiten.

§ 4. Paragraaf 3 geldt niet voor de ondernemingen die ressorteren onder een paritair comité dat de erin opgenomen afwijkingsmogelijkheden bij collectieve arbeidsovereenkomst heeft uit- gesloten.

Commentaar

Zo kan krachtens een ingevolge § 3 van deze bepaling in het paritair comité of de onderneming geslo- ten collectieve arbeidsovereenkomst worden uitgesloten, het personeel dat niet onderworpen is aan alle bepalingen van de arbeidswet van 16 maart 1971.


-2-




HOOFDSTUK III - BEGINSELEN EN VOORWAARDEN

Afdeling 1 : Recht op een tijdskrediet

Artikel 3
§ 1. De in artikel 2 genoemde werknemers hebben recht op een tijdskrediet voor een maximumpe- riode van een jaar over de gehele loopbaan, op te nemen per minimumperiode van 3 maanden :
1° hetzij door hun arbeidsprestaties volledig te schorsen ongeacht de arbeidsregeling waarin zij in de onderneming tewerkgesteld zijn op het ogenblik van de schriftelijke kennisge- ving als verricht overeenkomstig artikel 12;
2° hetzij door hun arbeidsprestaties te verminderen tot een halftijdse betrekking voorzover zij ten minste ten belope van 3/4de van een voltijdse betrekking in de onderneming te- werkgesteld zijn gedurende het jaar voorafgaand aan de schriftelijke kennisgeving als ver- richt overeenkomstig artikel 12.

§ 2. Het paritair comité of de onderneming kunnen bij collectieve arbeidsovereenkomst afwijken van § 1 en de duur van uitoefening van het recht op tijdskrediet verlengen zonder dat het over de gehele loopbaan meer dan 5 jaar mag bedragen.

§ 3. Paragraaf 2 geldt niet voor de ondernemingen die ressorteren onder een paritair comité dat de erin opgenomen afwijkingsmogelijkheden bij collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitgeslo- ten.

Artikel 4
De perioden van schorsing of vermindering van de arbeidsprestaties met 1/2de ingevolge de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, worden in mindering gebracht op de maximumduur van een jaar als bedoeld in § 1 van artikel 3, verlengd tot 5 jaar onder de voorwaarden van de paragra- fen 2 en 3 van hetzelfde artikel.

De totale duur van de loopbaanonderbreking ingevolge de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en van de uitoefening van het recht op tijdskrediet ingevolge artikel 3 van deze overeenkomst, mag over de gehele loopbaan niet meer dan 60 maanden bedragen.

Artikel 5
Om recht te hebben op het tijdskrediet als bedoeld in artikel 3, moet de werknemer door een arbeids- overeenkomst met de werkgever verbonden zijn geweest gedurende 12 maanden in de loop van de 15 maanden die voorafgaan aan de schriftelijke kennisgeving als verricht overeenkomstig artikel 12.

Afdeling 2 : Recht op een 1/5de-loopbaanvermindering

Artikel 6
§ 1. De in artikel 2 genoemde werknemers die tewerkgesteld zijn in een arbeidsregeling gespreid over 5 of meer dagen, hebben recht op een loopbaanvermindering ten belope van een dag
-3-




per week of 2 halve dagen over dezelfde duur, voor een maximumperiode van 5 jaar over de gehele loopbaan.

Dit recht wordt uitgeoefend per periode van minimum 6 maanden.

§ 2. Wanneer de in artikel 2 genoemde werknemers tewerkgesteld zijn in ploegen of in cycli in een arbeidsregeling gespreid over 5 of meer dagen, bepaalt het paritair comité bij collectieve arbeidsovereenkomst de nadere regels voor het organiseren van het recht op loopbaanver- mindering ten belope van een dag per week of een gelijkwaardige regeling.

Artikel 7
Om recht te hebben op een loopbaanvermindering als bedoeld in artikel 6, moet de werknemer gelijk- tijdig de volgende voorwaarden vervullen :

1° door een arbeidsovereenkomst met de werkgever verbonden zijn geweest gedurende de 5 jaar die voorafgaan aan de schriftelijke kennisgeving als verricht overeenkomstig artikel 12;
2° in een voltijdse arbeidsregeling tewerkgesteld zijn geweest gedurende de laatste 12 maanden van de 5 jaar als bedoeld in 1°.

Commentaar

Deze bepaling geldt onverminderd de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 32 bis van 7 juni 1985 betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij wijziging van werkgever ingevolge de overgang van ondernemingen krachtens overeenkomst en tot regeling van de rechten van de werknemers die overgenomen worden bij overname van activa na faillissement of gerechtelijk ak- koord door boedelafstand, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 32 ter van 2 decem- ber 1986 en nr. 32 quater van 19 december 1989.

De werkgever zal hier dus, naar gelang het geval, worden beschouwd met verwijzing naar de juridische entiteit of de technische bedrijfseenheid, in de zin van de wetgeving betreffende de ondernemingsraden.

Artikel 8
De perioden van vermindering van de arbeidsprestaties met 1/5de, 1/4de en 1/3de ingevolge de herstel- wet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, worden in mindering gebracht op de maxi- mumduur van 5 jaar als bedoeld in § 1 van artikel 6.

Afdeling 3 : Recht van de werknemers van 50 jaar en ouder op een vermindering van de arbeidspres- taties

Artikel 9
§ 1. De in artikel 2 genoemde werknemers hebben zonder maximumduur recht op :
1° een loopbaanvermindering ten belope van een dag per week of 2 halve dagen over de- zelfde duur voorzover ze tewerkgesteld zijn in een arbeidsregeling gespreid over 5 of meer dagen.
Dit recht wordt uitgeoefend per periode van minimum 6 maanden.


-4-





2° een vermindering van de arbeidsprestaties in de vorm van een vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking.

§ 2. Wanneer de in artikel 2 genoemde voltijdse werknemers tewerkgesteld zijn in ploegen of in cycli in een arbeidsregeling gespreid over 5 of meer dagen, bepaalt het paritair comité bij collectieve arbeidsovereenkomst de nadere regels voor het organiseren van het recht op loopbaanvermindering ten belope van een dag per week of een gelijkwaardige regeling.

Artikel 10
§ 1. Om recht te hebben :

1° op een loopbaanvermindering als bedoeld in artikel 9, § 1, 1°, moet de werknemer of- wel voltijds ofwel ten belope van 4/5de van een voltijdse betrekking in de onderne- ming tewerkgesteld zijn in het kader van artikel 6, op het ogenblik van de schriftelijke kennisgeving als verricht overeenkomstig artikel 12;
2° op een vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking als bedoeld in artikel 9, § 1, 2°, moet de werknemer ten minste ten belope van 3/4de van een vol- tijdse betrekking in de onderneming tewerkgesteld zijn gedurende het jaar vooraf- gaand aan de schriftelijke kennisgeving als verricht overeenkomstig artikel 12.

§ 2. Om recht te hebben op een loopbaanvermindering of een vermindering van de arbeidspres- taties tot een halftijdse betrekking, als bedoeld in artikel 9, moet de werknemer de in § 1 ge- noemde voorwaarden en bovendien gelijktijdig de volgende voorwaarden vervullen :
1° ten minste 50 jaar oud zijn op het ogenblik van de gewenste begindatum van de uitoe- fening van het recht;

2° door een arbeidsovereenkomst met de werkgever verbonden zijn geweest gedurende de 5 jaar die voorafgaan aan de schriftelijke kennisgeving als verricht overeenkomstig artikel 12;

3° een anciënniteit van 20 jaar als werknemer hebben op het ogenblik van de schriftelijke kennisgeving als verricht overeenkomstig artikel 12.

§ 3. Om de anciënniteit van 20 jaar als werknemer te berekenen, worden de arbeidsdagen in aanmerking genomen.

Met arbeidsdagen, uitgezonderd de dagen volledige werkloosheid en volledige schorsing van de arbeidsprestaties als bedoeld in artikel 3, § 1, 1° van deze overeenkomst en artikel 100 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, worden gelijkge- steld :

1° de dagen die aanleiding hebben gegeven tot betaling van een uitkering bij toepassing van de wetgeving op de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, de schadeloosstelling voor arbeidsongevallen, ongevallen op de weg naar en van het werk en beroepsziekten, de werkloosheidsverzekering, de jaarlijkse vakantie en het invaliditeitspensioen voor mijnwerkers;

2° de dagen waarop niet werd gewerkt en waarvoor een loon werd betaald waarop sociale- zekerheidsbijdragen, met inbegrip van de sector werkloosheid, werden ingehouden;


-5-





3° de feestdagen waarvoor, overeenkomstig de wettelijke bepalingen, een loon werd be- taald, waarop geen socialezekerheidsbijdragen werden ingehouden;
4° de dagen van arbeidsongeschiktheid waarvoor, overeenkomstig de wettelijke bepalingen, een loon werd betaald, waarop geen socialezekerheidsbijdragen werden ingehouden;
5° de inhaalrustdagen waarop de werknemer recht heeft ingevolge de arbeidswet van 16 maart 1971 of ingevolge een regeling tot vermindering van de arbeidsduur;
6° de dagen van staking of lock-out;
7° de carenzdagen bedoeld door de wetgeving op de verplichte ziekte- en invaliditeitsver- zekering;

8° de dagen waarop niet werd gewerkt wegens vorst, die door het fonds voor bestaansze- kerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf werden vergoed;
9° de dagen waarop de werknemer het ambt van rechter in sociale zaken of van rechter in handelszaken, of van raadsheer in sociale zaken heeft vervuld;
10°andere niet bezoldigde afwezigheidsdagen ten belope van ten hoogste tien dagen per ka- lenderjaar.

Afdeling 4 : Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 11
§ 1. Voor de uitoefening van de rechten als bedoeld in de artikelen 3, 6 en 9 is de instemming van de werkgever vereist wanneer deze ten hoogste 10 werknemers tewerkstelt op 30 juni van het jaar voorafgaand aan het jaar tijdens hetwelk de schriftelijke kennisgeving overeen- komstig artikel 12 wordt verricht.

§ 2. De instemming of niet-instemming van de werkgever ingevolge § 1 zal aan de werknemer meegedeeld worden uiterlijk de laatste dag van de maand volgend op de maand tijdens wel- ke de schriftelijke kennisgeving overeenkomstig artikel 12 wordt verricht.

HOOFDSTUK IV - UITVOERING

Afdeling 1 : Wijze van kennisgeving en attestatie

Artikel 12

§ 1. De werknemer die het recht op tijdskrediet, loopbaanvermindering of vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, als bedoeld in de artikelen 3, 6 en 9, wenst uit te oefenen, brengt zijn werkgever hiervan schriftelijk op de hoogte :
1° 3 maanden vooraf wanneer de werkgever meer dan 20 werknemers tewerkstelt;
2° 6 maanden vooraf wanneer de werkgever ten hoogste 20 werknemers tewerkstelt.
De termijn van 3 en 6 maanden is een vaste termijn. De werkgever en de werknemer kunnen evenwel schriftelijk andere regelingen overeenkomen.


-6-




§ 2. Het aantal werknemers dat voor de toepassing van § 1 in aanmerking wordt genomen, is het aantal tewerkgestelde werknemers op 30 juni van het jaar voorafgaand aan het jaar tijdens hetwelk de schriftelijke kennisgeving overeenkomstig dit artikel wordt verricht.

§ 3. Bij het geschrift wordt een attest van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening gevoegd waarin is vermeld tijdens welke periode of perioden de werknemer :
1° een tijdskrediet, een loopbaanvermindering of een vermindering van de arbeidspresta- ties tot een halftijdse betrekking, als bedoeld in de artikelen 3, 6 en 9, heeft genoten;
2° een schorsing of een vermindering van de arbeidsprestaties ingevolge de artikelen 100 en 102 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen heeft geno- ten.

Het geschrift bevat met betrekking tot de uitoefening van het recht op tijdskrediet, loop- baanvermindering of vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, als bedoeld in de artikelen 3, 6 en 9 :

1° het overeenkomstig § 3 van artikel 13 door de werknemer gedane voorstel betreffende de wijze van uitoefening van het recht;
2° de gewenste begindatum alsook de duur van de uitoefening van het recht;
3° de vereiste elementen voor de toepassing van het voorkeur- en planningsmechanisme als geregeld in de artikelen 16 tot 18, wanneer de werknemer in de schriftelijke kennis- geving vermeldt dat hij voor de regeling in aanmerking wenst te komen.

§ 4. De kennisgeving gebeurt door middel van een aangetekend schrijven of de overhandiging van het geschrift als bedoeld in § 1, waarvan het duplicaat door de werkgever voor ontvangst wordt getekend.

Afdeling 2 : Wijze van uitoefening

Artikel 13
§ 1. Bij uitoefening van het recht op tijdskrediet als bedoeld in artikel 3 :
1° ofwel worden de arbeidsprestaties onderbroken en wordt de uitvoering van de arbeids- overeenkomst volledig geschorst gedurende ten hoogste een jaar;
2° ofwel worden de arbeidsprestaties verminderd tot een halftijdse betrekking en wordt de arbeidsovereenkomst schriftelijk vastgesteld; dit geschrift vermeldt de arbeidsregeling en het werkrooster die zijn overeengekomen ingevolge artikel 11 bis van de wet van 3 juli
1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. De arbeidsregeling die wordt vermeld in de schriftelijk vastgestelde arbeidsovereen- komst is één van de regelingen die voorkomen in het arbeidsreglement, overeenkomstig de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen.

§ 2. Bij uitoefening van het recht op loopbaanvermindering of vermindering van de arbeidspres- taties tot een halftijdse betrekking, als bedoeld in de artikelen 6 en 9, wordt de arbeidsover- eenkomst schriftelijk vastgesteld; dit geschrift vermeldt de arbeidsregeling en het werkroos-


-7-




ter die zijn overeengekomen ingevolge artikel 11 bis van de voornoemde wet van 3 juli
1978.


De arbeidsregeling die wordt vermeld in de schriftelijk vastgestelde arbeidsovereenkomst is één van de regelingen die voorkomen in het arbeidsreglement, overeenkomstig de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen.

§ 3. De wijze van uitoefening van het recht op tijdskrediet, loopbaanvermindering of verminde- ring van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, als bedoeld in de artikelen 3, 6 en
9, wordt door de werknemer voorgesteld in de schriftelijke kennisgeving die hij overeen- komstig artikel 12 aan de werkgever doet toekomen.

Uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand tijdens welke de schriftelijke kennisgeving werd verricht, worden de werkgever en de werknemer het eens over de voor- gestelde wijze van uitoefening van het recht.

Bij individuele problemen geldt de normale procedure voor het behandelen van klachten.

§ 4. De dagen waarop het recht op loopbaanvermindering als bedoeld in de artikelen 6 en 9, § 1,
1° wordt uitgeoefend, worden derwijze gespreid dat de continuïteit van de onderneming of van de dienst, als bedoeld in § 2 van artikel 15, wordt gewaarborgd.

Een akkoord op ondernemingsniveau kan deze spreiding verduidelijken.

Commentaar

Voor de toepassing van de paragrafen 1 en 2 van deze bepaling, dient te worden opgemerkt dat de in de onderneming toegepaste arbeidsregeling of arbeidsregelingen in het arbeidsreglement moeten voor- komen, overeenkomstig de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen.

De artikelen 4 en 14 van de genoemde wet van 8 april 1965 bepalen echter in welke individuele ge- vallen van het arbeidsreglement mag worden afgeweken; deze afwijking moet schriftelijk worden vastgesteld.

Verder wordt er ook aan herinnerd dat de werkgever verantwoordelijk is voor de arbeidsorganisatie.

Voor de toepassing van § 3 van deze bepaling dient onder procedure voor het behandelen van klachten met name te worden verstaan, de klacht die wordt gericht aan de vakbondsafvaardiging of het verzoe- ningsbureau.

Afdeling 3 : Wijze van uitstel en intrekking

Artikel 14
§ 1. Binnen een maand na de schriftelijke kennisgeving als verricht overeenkomstig artikel 12, kan de werkgever de uitoefening van het recht op tijdskrediet, loopbaanvermindering of vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, als bedoeld in de artike- len 3, 6 en 9, uitstellen om ernstige interne of externe redenen.


-8-




De ondernemingsraad kan deze redenen voor de onderneming verduidelijken.

Bij individuele problemen geldt de normale procedure voor het behandelen van klachten.

§ 2. Het recht op tijdskrediet, loopbaanvermindering of vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, als bedoeld in de artikelen 3, 6 en 9, gaat in uiterlijk 6 maanden te rekenen vanaf de dag waarop het uitgeoefend zou zijn als er geen uitstel was geweest.

De werkgever en de werknemer kunnen evenwel andere regelingen overeenkomen.

§ 3. Het uitstel als bedoeld in § 1 is begrepen in de termijn die voortvloeit uit de toepassing van het voorkeur- en planningsmechanisme als geregeld in de artikelen 16 tot 18.

§ 4. De werkgever kan de uitoefening van het recht op loopbaanvermindering, als bedoeld in de artikelen 6 en 9, intrekken of wijzigen om redenen en voor de duur van deze redenen, als be- paald door :

1° de ondernemingsraad of, bij ontstentenis ervan, in overleg tussen de werkgever en de vakbondsafvaardiging;

2° het arbeidsreglement bij ontstentenis van de in 1° genoemde organen.



Bij individuele problemen geldt de normale procedure voor het behandelen van klachten.

Commentaar

Voor de toepassing van § 1 van deze bepaling worden als ernstige interne of externe redenen be- schouwd, de organisatorische behoeften, de continuïteit en de reële vervangingsmogelijkheden.

Voor de toepassing van § 4 van deze bepaling en teneinde welbepaalde organisatieproblemen op pragmatische wijze te ondervangen, kunnen tijdelijk als gevallen voor intrekking of wijziging van de uitoefening van het recht op loopbaanvermindering, als bedoeld in de artikelen 6 en 9, worden be- schouwd, de ziekte van een collega, de buitengewone vermeerdering van werk of andere ernstige re- denen.

Voorts dient onder procedure voor het behandelen van klachten, als bedoeld in de paragrafen 1 en 4, met name te worden verstaan, de klacht die wordt gericht aan de vakbondsafvaardiging of het verzoe- ningsbureau.

Afdeling 4 : Organisatieregels

Artikel 15
§ 1. Wanneer in de onderneming of een dienst in totaal meer dan 5 % van het totale aantal in de onderneming of de dienst tewerkgestelde werknemers gelijktijdig het recht op tijdskrediet, loopbaanvermindering of vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrek-
-9-




king, als bedoeld in de artikelen 3, 6 en 9, uitoefenen of zullen uitoefenen, wordt voor de afwezigheden een voorkeur- en planningsmechanisme toegepast teneinde de continuïteit van de arbeidsorganisatie te waarborgen.

§ 2. Voor de toepassing van § 1 van dit artikel :
1° is de onderneming de technische bedrijfseenheid als bedoeld in de wet van
20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven;
2° wordt de dienst gedefinieerd naar gelang de kenmerken van de onderneming en de or- ganisatie ervan.

§ 3. Het totale aantal werknemers dat voor de berekening van de drempel, als bedoeld in § 1, in aanmerking wordt genomen, is het aantal werknemers dat met een arbeidsovereenkomst in de onderneming of de dienst, als bedoeld in § 2, tewerkgesteld is op 30 juni van het jaar voorafgaand aan het jaar tijdens hetwelk de rechten gelijktijdig worden uitgeoefend.

§ 4. De werknemers van 50 jaar en ouder die recht hebben op een loopbaanvermindering of een vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, als bedoeld in artikel 9, worden gedurende vijf jaar in aanmerking genomen voor de drempel als bedoeld in § 1 en berekend volgens de in § 3 vastgestelde methode.

§ 5. De drempel als bedoeld in § 1 en berekend volgens de in § 3 vastgestelde methode, wordt verhoogd met één eenheid per schijf van 10 werknemers boven de 50 jaar in de onderne- ming.

De eenheid of eenheden waarmee de drempel wordt verhoogd, worden bij de toepassing van het voorkeur- en planningsmechanisme, als geregeld in artikel 18, bij voorrang toegekend aan de werknemers van 50 jaar en ouder die het recht op loopbaanvermindering of vermin- dering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, als bedoeld in artikel 9, uitoefe- nen.

§ 6. Paragraaf 1 wordt na afloop van elke maand toegepast.

§ 7. Het paritair comité of de onderneming kunnen bij collectieve arbeidsovereenkomst afwijken van § 1 en de drempel wijzigen, maar dan wel rekening houdend met de behoeften van de kleine en middelgrote ondernemingen.

Onder kleine en middelgrote ondernemingen moet worden verstaan, de ondernemingen met minder dan 50 werknemers op 30 juni van het jaar voorafgaand aan het jaar tijdens hetwelk de schriftelijke kennisgeving overeenkomstig artikel 12 wordt verricht.

§ 8. Paragraaf 7 is niet van toepassing op de ondernemingen die ressorteren onder een paritair comité dat de erin opgenomen afwijkingsmogelijkheden bij collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitgesloten.


-10-




Commentaar

De toepassing van het in deze bepaling beschreven voorkeur- en planningsmechanisme voor de afwe- zigheden, kan tot gevolg hebben dat de effectieve uitoefening van het recht op tijdskrediet, loopbaan- vermindering of vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, als bedoeld in de artikelen 3, 6 en 9, wordt uitgesteld.

Onder werknemers die in de onderneming of de dienst gelijktijdig het recht op tijdskrediet, loopbaan- vermindering of vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, als bedoeld in de artikelen 3, 6 en 9, uitoefenen of zullen uitoefenen, dient in de zin van § 1 te worden verstaan, de werknemers die tijdens dezelfde periode het recht op tijdskrediet, loopbaanvermindering of verminde- ring van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, uitoefenen of aanvragen.

De wijziging van de drempel ingevolge § 7 van deze bepaling, kan zowel een verhoging als een verla- ging inhouden.

Artikel 16
Het voorkeur- en planningsmechanisme als bedoeld in § 1 van artikel 15, wordt bepaald door de on- dernemingsraad of, bij ontstentenis ervan, in overleg tussen de werkgever en de vakbondsafvaardi- ging.

Artikel 17
Bij ontstentenis van een voorkeur- en planningsmechanisme als bepaald overeenkomstig artikel 16, zijn de volgende regels van toepassing.

Er wordt voorzien in :

1° een eerste voorrang voor de werknemers die het recht op tijdskrediet, loopbaanvermindering of vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, als bedoeld in de artikelen 3,
6 en 9, uitoefenen om palliatieve verzorging te verlenen, om een zwaar ziek gezins- of familielid bij te staan of te verzorgen, wanneer zij hun rechten hebben opgebruikt in het kader van de ko- ninklijke besluiten :
§ van 22 maart 1995 inzake palliatief verlof en houdende uitvoering van artikel 100 bis, § 4 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkerin- gen;
§ van 10 augustus 1998 tot invoering van een recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid;


2° een tweede voorrang voor de werknemers waarvan het gezin is samengesteld uit twee werkende personen alsook voor de werknemers van eenoudergezinnen, met één of meer kinderen onder de
12 jaar.


In geval van verzoeken voor een gelijktijdige uitoefening van het recht op tijdskrediet, loop- baanvermindering of vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, als be- doeld in de artikelen 3, 6 en 9, wordt achtereenvolgens voorrang gegeven naar gelang : § het aantal kinderen onder de 12 jaar;

-11-




§ de duur van de uitoefening van het recht.

Deze voorrang wordt omgekeerd evenredig met de duur vastgesteld.


3° een derde voorrang voor de werknemers van 50 jaar en ouder, en achtereenvolgens : § degenen die het recht op een loopbaanvermindering als bedoeld in artikel 9, § 1, 1° uitoefe- nen;
§ degenen die het recht op een vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrek- king, als bedoeld in artikel 9, § 1, 2°, uitoefenen;


4° een vierde voorrang voor de werknemers die een beroepsopleiding volgen.


Artikel 18
Het voorkeur- en planningsmechnisme als bepaald ter uitvoering van artikel 16 en, bij ontstentenis ervan, de regeling als bedoeld in artikel 17, wordt na afloop van elke maand toegepast op de verzoe- ken waarvoor op de 15de van die maand een schriftelijke kennisgeving overeenkomstig artikel 12 werd verricht en die betrekking hebben op de gelijktijdige uitoefening van het recht op tijdskrediet, loopbaanvermindering of vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, als be- doeld in de artikelen 3, 6 en 9.

Artikel 19
§ 1. De werkgever brengt de werknemers aan het einde van de maand en met inachtneming van de termijn als bedoeld in artikel 13, § 3, op de hoogte van de datum vanaf wanneer zij het recht op tijdskrediet, loopbaanvermindering of vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, als bedoeld in de artikelen 3, 6 en 9, kunnen uitoefenen, overeenkom- stig de regels vastgesteld in het voorkeur- en planningsmechanisme als bepaald ter uitvoe- ring van artikel 16 en, bij ontstentenis ervan, de regeling als bedoeld in artikel 17.

§ 2. Zodra deze datum is meegedeeld, kan hij niet meer gewijzigd worden door een verzoek dat een andere werknemer later indient, ook al kan dit nieuwe verzoek in theorie voorrang ge- nieten krachtens de regels vastgesteld in het voorkeur- en planningsmechanisme als bedoeld in § 1.

HOOFDSTUK V - WAARBORGEN VOOR DE UITOEFENING VAN HET RECHT

Artikel 20
§ 1. Na afloop van de periode van uitoefening van het recht op tijdskrediet, loopbaanverminde- ring of vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, als bedoeld in de artikelen 3, 6 en 9, heeft de werknemer het recht terug te keren naar zijn functie of, wanneer dit niet mogelijk is, naar een gelijkwaardige of vergelijkbare functie conform zijn arbeids- overeenkomst.

§ 2. De werkgever mag geen handeling verrichten die tot doel heeft eenzijdig een einde te maken aan de dienstbetrekking behalve om een dringende reden als bedoeld in artikel 35 van de voornoemde wet van 3 juli 1978 of om een reden waarvan de aard en de oorsprong vreemd


-12-




zijn aan de schorsing van de arbeidsovereenkomst of de vermindering van de arbeidspresta- ties vanwege de uitoefening van het recht op tijdskrediet, loopbaanvermindering of vermin- dering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, als bedoeld in de artikelen 3, 6 en 9.

§ 3. Dit verbod om eenzijdig een einde te maken aan de dienstbetrekking geldt vanaf de datum van de schriftelijke kennisgeving als verricht overeenkomstig artikel 12.

Tenzij de werkgever en de werknemer andere regelingen overeenkomen ingevolge artikel 12, gaat het verbod dus op zijn vroegst in 3 maanden vóór de gewenste begindatum van de periode van schorsing of onderbreking van de arbeidsprestaties wanneer de werkgever meer dan 20 werknemers tewerkstelt en 6 maanden wanneer hij ten hoogste 20 werknemers te- werkstelt.

Dit verbod eindigt 3 maanden na de einddatum van diezelfde periode of 3 maanden na de datum van kennisgeving van de niet-instemming van de werkgever ter uitvoering van artikel 11.

Het verbod geldt bovendien gedurende de eventuele periode van uitstel als bedoeld in afde- ling 3.

§ 4. De werkgever die, ondanks de bepalingen van § 2 van dit artikel, de arbeidsovereenkomst beëindigt zonder dringende reden of om een reden waarvan de aard en de oorsprong niet vreemd zijn aan de schorsing van de arbeidsovereenkomst of de vermindering van de ar- beidsprestaties vanwege de uitoefening van het recht op tijdskrediet, loopbaanvermindering of vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, als bedoeld in de arti- kelen 3, 6 en 9, dient aan de werknemer een forfaitaire vergoeding te betalen die gelijk is aan het loon van 6 maanden, onverminderd de vergoedingen die bij een verbreking van de arbeidsovereenkomst aan de werknemer betaald moeten worden.

Deze vergoeding mag niet worden gecumuleerd met de vergoedingen bepaald in artikel 63, derde alinea van de voornoemde wet van 3 juli 1978, in artikel 40 van de arbeidswet van 16 maart 1971, in de artikelen 16 tot 18 van de wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat- personeelsafgevaardigden, of de vergoeding die moet worden betaald ingeval een vakbonds- afgevaardigde wordt ontslagen.

HOOFDSTUK VI - OPHEFFINGSBEPALINGEN

Artikel 21
De collectieve arbeidsovereenkomst nr. 56 van 13 juli 1993 tot instelling van een beperkt recht op onderbreking van de beroepsloopbaan wordt opgeheven op de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst.


-13-




HOOFDSTUK VII - INWERKINGTREDING

Artikel 22
Deze overeenkomst is gesloten voor onbepaalde tijd.

Zij treedt in werking op 1 januari 2002.

Zij kan op verzoek van de meest gerede ondertekenende partij geheel of gedeeltelijk worden herzien of opgezegd met inachtneming van een opzeggingstermijn van zes maanden.

De organisatie die het initiatief tot herziening of opzegging neemt, moet de redenen ervan aangeven en amendementsvoorstellen indienen. De andere organisaties verbinden zich ertoe deze binnen een maand na ontvangst ervan in de Nationale Arbeidsraad te bespreken.

Gedaan te Brussel, op veertien februari tweeduizend en één.

Voor het Verbond van Belgische Ondernemingen

Voor de Middenstandsorganisaties

Voor de Belgische Boerenbond, "la Fédération nationale des Unions professionnelles agricoles" en "l'Al- liance agricole belge"

Voor het Algemeen Christelijk Vakverbond van België

Voor het Algemeen Belgisch Vakverbond

Voor de Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België




-14-