http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=419410
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Ministerie van Buitenlandse Zaken Afdeling Zuid-Azië Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 16 augustus 2001 Auteur R.M. Claessens
Kenmerk DAO-815/01 Telefoon 070 3485763
Blad /4 Fax 070 3485323
Bijlage(n) 1 E-mail rob.claessens@minbuza.nl
Betreft Beantwoording vragen van de leden Rouvoet (RPF) en Van den Berg (SGP)
C.c.
Zeer geachte Voorzitter,
Onder verwijzing naar de brief van de Griffier Uwer Kamer van 1 augustus 2001, kenmerk 2000114090, waarbij gevoegd waren de door de leden Rouvoet en Van den Berg overeenkomstig artikel 134 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer bij u ingediende vragen, heb ik de eer U in bijlage dezes mijn antwoord op de gestelde vragen aan te bieden.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Antwoord van de heer Van Aartsen, Minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van de leden Rouvoet (Christen Unie) en Van den Berg (SGP) over afwijzing van een hoger beroep van een doodvonnis in Pakistan
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de afwijzing door het Pakistaanse Hooggerechtshof
van het hoger beroep dat de Pakistaanse christen Ayub Masih tegen het eerder
over hem uitgesproken doodvonnis had aangetekend?
Antwoord
Ja, met dien verstande dat het hier een afwijzing betreft van het hoger
beroep ingesteld bij de rechtbank in Multan.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat deze veroordeling berust op de beschuldiging van
godslastering, op grond van de zgn. blasfemiewetgeving?
Antwoord
Ja.
Vraag 3
Herinnert u zich uw antwoorden op de vragen van de Kamerleden Van Middelkoop
en Van den Berg naar aanleiding van een eerder geval van beschuldiging van
godslastering in Pakistan?
Antwoord
Ja. Zie ook mijn antwoord op uw vragen 4 en 5.
Bent u in het licht van bovenbedoelde antwoorden van mening dat het
doodvonnis tegen de heer Ayub Masih in strijd is met het internationaal
breed aanvaarde recht op vrijheid van godsdienst en/of het recht op vrije
meningsuiting?
Antwoord
Ja. In dit verband verwijs ik graag naar de beantwoording van de vragen van
de leden Van Middelkoop en Van den Berg waarin wordt toegelicht waarom ik de
Pakistaanse wet op godslastering in strijd acht met het recht op vrijheid
van godsdienst.
Bent u bereid u met alle u ter beschikking staande middelen in te spannen om
te voorkomen dat het doodvonnis ten uitvoer zal worden gelegd? Welke
mogelijkheden ziet u in dit verband om in het kader van de Europese Unie en
andere internationale fora druk op de Pakistaanse regering uit te oefenen?
Antwoord
In antwoord op de vragen van de leden Van Middelkoop en Van den Berg liet
ik reeds weten dat de wet op de godslastering bij verschillende gelegenheden
vaker aan de orde wordt gesteld.
De heer Ayub Masih is thans in hoger beroep door de rechtbank in Multan
wederom ter dood veroordeeld.
Betrokkene kan opnieuw beroep aantekenen. Een uitspraak kan nog lang duren.
Pas daarna zou de kwestie van tenuitvoerlegging van een doodvonnis relevant
kunnen worden. Vooralsnog is het raadzaam om af te wachten of beroep bij het
Hooggerechtshof wordt ingesteld en zo ja, hoe dit beroep zal worden
afgedaan. Niettemin heeft
Hr.Ms. Ambassadeur te Islamabad de Pakistaanse autoriteiten op de zaak
aangesproken.
Zonder aan de ernst van de zaak af te doen diene dat naar blijkt reeds
geruime tijd de doodstraf, opgelegd wegens godslastering, niet ten uitvoer
gelegd is geworden, en ook in de toekomst niet ten uitvoer gelegd lijkt te
zullen worden.
Wilt u de Kamer van uw inspanningen en de resultaten daarvan op de hoogte
houden?
Antwoord
Ja.
Kenmerk
Blad /4
===