Ministerie van Financiën


http://www.minfin.nl

MIN FIN: Fiscale behandeling woning predikanten en pastoors

Persbericht

No 01-227 Den Haag 20 augustus 2001 x

Antwoorden van de staatssecretaris van Financiën op vragen van de Kamerleden De Haan en Van der Vlies over de fiscale behandeling van de woning van predikanten en pastoors.


1
Is het u bekend dat predikanten/pastoors die (verplicht) in de pastorie wonen bij wijze van huur altijd een gedeelte van hun inkomen moeten afstaan?


2
Is het waar dat nu deze predikanten/pastoors vanaf 1 januari jl. worden aangemerkt als zelfstandige beroepsbeoefenaar zij tevens te maken krijgen met het eigenwoningforfait?


3
Erkent u dat deze bijtelling fikse financiële consequenties met zich mee kan brengen, temeer daar de waarde van de pastorie vaak niet in verhouding staat tot het inkomen van de predikant/pastoor?


4
Bent u bereid dit knelpunt op korte termijn op te lossen? Zo ja, op welke wijze?

Antwoorden

1.
Bij het ter beschikking stellen van woonruimte aan predikanten en pastoors zijn in de praktijk uiteenlopende situaties te onderkennen. In het algemeen kan niet worden gezegd dat predikanten en pastoors die (verplicht) in de pastorie wonen bij wijze van huur altijd een gedeelte van hun inkomen moeten afstaan. Rooms-katholieke geestelijken hoeven voor hun huisvesting geen betalingen aan de Kerk te doen. Datzelfde geldt voor predikanten van de Nederlands Hervormde Kerk (NHK) en de Evangelisch-Lutherse Kerk (ELK) aan wie een ambtswoning ter beschikking is gesteld. Indien de Kerk niet in hun huisvesting voorziet, ontvangen predikanten van de NHK of de ELK een vergoeding voor het gemis van een ambtswoning. Bij predikanten van de Gereformeerde Kerk Nederland (GKN) is wel sprake van een inhouding op het inkomen. Bij wijze van huur wordt bij deze predikanten in het algemeen 12% van het bruto traktement ingehouden.


2.
Onder de Wet op de inkomstenbelasting 1964 werden niet in geld genoten inkomsten in beginsel in aanmerking genomen naar de waarde in het econo-mische verkeer. Voor zover de verwerving van de inkomsten het gebruik of verbruik van de inkomsten in natura meebracht, werd de waarde gesteld op het bedrag van de besparing. In de praktijk kon de waarde van het genot van een woning bij predikanten worden gesteld op de vergoeding die de NHK betaalde aan predikanten aan wie geen ambtswoning ter beschikking was gesteld. Die vergoeding (en daarmee ook de waarde van het genot van een woning) was afhankelijk van het traktement van de predikant.

Onder de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) gelden voor niet in dienst-betrekking werkzame personen in beginsel de regels van het resultaat uit overige werkzaamheden. In artikel 3.19 van de Wet IB 2001 is voor ondernemers en voor resultaatgenieters (pseudo-ondernemers]) bepaald welke waarde moet worden toegekend aan de terbeschikkingstelling van de woning. Het in aanmerking te nemen bedrag is een percentage van de vastgestelde waarde volgens de Wet waardering onroerende zaken (Woz) en is niet afhankelijk van het inkomen van de betrokkene. De eventuele inhouding in verband met de verstrekte huisvesting kan bij de bepaling van het resultaat in mindering worden gebracht.

De waardering voor het privé-gebruik van de woning ingevolge artikel
3.19 van de Wet IB 2001 geldt voor iedere resultaatgenieter. Resultaatgenieters hebben echter de mogelijkheid te kiezen voor de toepassing van het loonbelastingregime en voor een behandeling als pseudo-werknemer (de zogenoemde opting-in).

Bij de toepassing van het loonbelastingregime geldt voor de waardering van het genot van een woning het uitgangspunt dat de economische huurwaarde tot het loon wordt gerekend. In deze situatie kan bij geestelijken evenwel de besparings-waarde aan de orde komen als de Kerk het gebruik van de woning verplicht heeft gesteld ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking en de geestelijke zich daaraan niet kan onttrekken. Voorwaarde daarbij is dat de besparingswaarde aanmerkelijk lager is dan de economische huurwaarde en dat de inspecteur het bedrag van de besparing bij beschikking vaststelt.

3 en 4.
De Belastingdienst heeft met de betrokken kerkgenootschappen intensief overleg gevoerd over de gevolgen van de invoering van de Wet IB 2001. Artikel 3.19 van de Wet IB 2001 is niet van toepassing op resultaatgenieters die hebben gekozen voor het loonbelastingregime. Over de toepassing van artikel 3.19 op predikanten van de NHK, ELK en HKN is overleg gevoerd met het Landelijk dienstencentrum van de Samen op Weg-kerken. Bij dat overleg werd ervan uitgegaan dat de invoering van de Wet IB 2001 voor het overgrote deel van de predikanten tot een positief resultaat zou leiden. Onlangs zijn echter signalen ontvangen dat naar verwachting bij enkele honderden predikanten nadelige effecten zullen kunnen optreden. Daarbij gaat het vooral om predikanten die wonen in een pastorie met een verhoudingsgewijs (zeer) hoge Woz-waarde. De nadelige effecten kunnen in meer of mindere mate echter ook het gevolg zijn van een niet geheel juiste berekeningsmethode van de huurwaarde in het verleden. Met het Landelijk dienstencentrum van de Samen op Weg-kerken wordt overleg gevoerd om te bezien op welke wijze eventuele nadelige effecten zoveel mogelijk kunnen worden vermeden. Daarbij kan ook de mogelijke keuze voor het loon-belastingregime in de beschouwing worden betrokken.

Woordvoerder drs. P.A.W. Lamers
Telnr. 070-3428403

20 aug 01 14:36