Ministerie van Economische Zaken


http://www.minez.nl

MIN EZ:marktaandeel gasunie geliberaliseerde gedeelte gasmarkt

Ministerie van Economische Zaken
Berichtnaam: Persbericht
Nummer: 114
Datum: 20-08-2001

MARKTAANDEEL GASUNIE IN GELIBERALISEERDE GEDEELTE GASMARKT

De leden van de Tweede Kamer Witteveen-Hevinga en Crone (beiden PvdA) hebben aan de ministers van Economische Zaken en van Financiën op 10 juli 2001 de volgende schriftelijke vragen gesteld.


1 Bent u bekend met de berichtgeving in de media(1) omtrent het afgenomen marktaandeel van Gasunie in het geliberaliseerde gedeelte van de gasmarkt, en de afgenomen staatsinkomsten ter waarde f 1.5 miljard, die hiermee rechtstreeks verband zouden houden?


2 Is het waar dat het bedrag van f 1.5 miljard direct of indirect verband houdt met de liberalisering van de gasmarkt? Zo ja, kunt u dit verband nader toelichten? Zo nee, waaraan is het genoemde bedrag dan toe te rekenen?


3 Hoe is het genoemde bedrag van f 1.5 miljard opgebouwd?

4 Hoe verhoudt een dergelijk hoog bedrag van misgelopen staatsinkomsten zich tot uitspraken van de minister van Economische Zaken tijdens de parlementaire behandeling van de Gaswet, waarin de minister stelde dat de gevolgen voor de staatsinkomsten aanzienlijk geringer zouden zijn, en ook relatief gering in verhouding tot de gevolgen van bijvoorbeeld de wereldolieprijs en de dollarkoers voor deze staatsinkomsten?


5 Hoe verhoudt het bedrag van f 1.5 miljard zich tot uw reactie u op het rapport van de Algemene Rekenkamer, waarin gesteld werd dat de liberalisering van de gasmarkt gemiddeld zo'n f 300 miljoen per jaar zou kosten, met een uitloop naar 2.5 miljard? Is het waar dat de minister van Economische Zaken destijds stelde dat het verlies aan staatsinkomsten door liberalisering als zodanig relatief gering zou zijn ten opzicht van schommelingen als gevolg van de wereldolieprijs en de dollarkoers?


6 Kunt u een, met cijfers onderbouwd, beeld schetsen van de te onderscheiden effecten, zowel op de staatsinkomsten, als op de producentenprijs, en op op de eindverbruikersprijs, die uitgaan van de wereldolieprijs enerzijds, en de liberalisering als zodanig anderzijds?


7 Waaraan is het teruggelopen marktaandeel van Gasunie in het geliberaliseerde gedeelte van de gasmarkt te wijten? Is het waar dat grote bedrijven en energiedistributiebedrijven hun gas elders betrekken? Is het waar dat buitenlandse gasleveranciers c.q. gasproducenten gas goedkoper kunnen leveren doordat zij minder afdrachten betalen in het land van productie? Acht u een dergelijke concurrentie op mijnbouwklimaat juist?


8 Wat is de ontwikkeling van het gasproductievolume vanaf 1997 tot en met heden geweest? Hoe zal het gerealiseerde productievolume naar uw verwachting, zich dit jaar en de komende jaren ontwikkelen?


9 Zal, naar uw oordeel, bij de liberalisering van het middensegment, dat per 1 januari 2002 geliberaliseerd zal worden, het marktaandeel van de Gasunie eveneens afnemen? Zo ja, met hoeveel zal dit marktaandeel naar uw verwachting afnemen, en met hoeveel zullen de staatsinkomsten als gevolg daarvan afnemen?


(1)Het Financieele Dagblad, blz. 3, 4 juli jl.

De minister van Economische Zaken, A. Jorritsma-Lebbink, heeft deze vragen mede namens de minister van Financiën als volgt beantwoord.
1 Ja.



2 Het bedrag van f 1.5 miljard (euro 0,68 miljard) volgt uit een theoretische berekening die als volgt is opgebouwd. Volgens het jaarverslag van Gasunie bedroeg in 2000 de totale grootverbruikersmarkt (de industriële sector en elektriciteitscentrales) 22 mrd m3 waarvan 14 mrd m3 door Gasunie is geleverd. De resterende 8 mrd m3 is door andere, voornamelijk buitenlandse, leveranciers geleverd. Indien dit volume volledig door Gasunie geleverd zou zijn tegen een prijs van 25 ct/m3 (euro 0,11/m3) dan was de omzet van Gasunie

2 miljard (euro 0,91 miljard) hoger uitgevallen en dientengevolge de staatsbaten met 1.5 miljard gulden.
Bij de berekening ontbreken drie aspecten, die in het artikel van het Financieele Dagblad niet aan de orde komen. In de eerste plaats was het marktaandeel van Gasunie al in het midden van de jaren negentig gedaald tot circa 90%, toen Noors gas aan de Eemshavencentrale verkocht werd. Het marktaandeel van Gasunie is verder gedaald sinds het in bedrijf komen van de Interconnector, waardoor Brits gas in Nederland verkocht werd. Het gevolg hiervan was dat het marktaandeel van Gasunie al in 1999 gedaald was tot circa 75% en dat is in 2000 verder gedaald tot 63%. Het marktverlies van Gasunie in Nederland is een direct gevolg van liberalisering. Dat Gasunie dit verlies nog niet heeft kunnen compenseren in het buitenland komt door het huidige overaanbod en door minder voortvarende liberalisering in andere landen. In de tweede plaats is er weliswaar minder Nederlands gas geproduceerd maar dat betekent niet dat de waarde hiermee verloren is. Immers het gas is in de grond gebleven en kan later verkocht worden. Er is dus hooguit sprake van uitstel van baten en zeker niet van afstel. In de derde plaats kan het berekende uitstel van f 1.5 miljard gulden niet los worden gezien van het niveau van de gasbaten. Door de sterk gestegen gasprijzen zijn ook de gasbaten sterk toegenomen (zie mijn antwoord op vraag 4 voor nadere toelichting).


3 Zie het antwoord op vraag 2.


4 Bij de parlementaire behandeling heb ik een mogelijke structurele batenderving aangegeven van f 224 tot 670 miljoen (euro 102 tot euro 304 miljoen) per jaar. Dit bedrag ging - voor de langere termijn - uit van een gelijkblijvend volume maar een licht dalende prijs als gevolg van liberalisering. Het hier bedoelde bedrag van f 1.5 miljard is het gevolg van een volumedaling bij lopende prijzen. De volumedaling zie ik als tijdelijk omdat toename van de export op een termijn van enkele jaren te verwachten valt.
Bij de parlementaire behandeling heb ik ook gezegd dat het effect van de liberalisering gering is in verhouding tot effecten van bijvoorbeeld dollarkoers en olieprijs. Onderstaande tabel geeft ter illustratie hiervan de verwachte gasbaten voor 2000 en 2001 op verschillende ramingsmomenten van de afgelopen jaren:

Raming voor 2000 2001 Ten tijde van Olie Dollar baten in Olie Dollar Baten in prijs koers mrd prijs koers mrd $/vat $/fl fl/euro $/vat $/fl fl/euro Mln.nota 99 14,5 2,00 5,8/2,6 14,5 2,03 5,8/2,6 Mln.nota 00 18,0 1,95 7,0/3,2 14,5 2,03 7,0/3,2 Mln.nota 01 26,5 2,30 8,9/4,0 24,0 2,20 10,5/4,0 Voorjaarsnota 01 25,0 2,30 11,5/5,2

De tabel geeft een duidelijke stijging van de gasbaten aan en naar huidige inzichten bedraagt de meest recente verwachting voor 2001 ruim 12 miljard gulden (euro 5,45 miljard). Dit betekent in enkele jaren ruimschoots een verdubbeling voor 2001, van minder dan 6 miljard (euro 2,72 miljard) naar meer dan 12 miljard gulden. Ook de berekende 1.5 miljard aan uitgestelde inkomsten wegens niet verkocht volume moet tegen deze achtergrond beoordeeld worden. Immers hoge gasprijzen leiden tot hoge gasbaten, maar als bij hoge prijzen uitgestelde inkomsten worden berekend dan vallen deze navenant hoger uit.


5 In mijn reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer heb ik een mogelijke batenderving in een bandbreedte van f 224 tot f 670 miljoen aangegeven als gevolg van de liberalisering. Voor het overige verwijs ik naar het antwoord op vraag 4.


6 Het gewenste beeld is niet te schetsen. Er bestaat geen eenduidige relatie tussen wereldolieprijs enerzijds en gasprijzen anderzijds. De gasmarkt ontwikkelt zich tot een meer volwassen markt, waardoor de gasprijs niet uitsluitend meer door de koppeling aan olieproducten bepaald wordt. Alternatieve energiedragers, zoals kolen, en toenemende concurrentie van gasaanbieders worden medebepalend voor de gasprijs. Hierbij bestaat wel de verwachting dat de prijzen van de relevante olieproducten, zoals gasolie en stookolie, van invloed zullen blijven op de gasprijs. Daarnaast bestaat de eindverbruikersprijs niet alleen uit het product gas, maar ook uit de daar bij geleverde diensten, bijvoorbeeld transport, en de prijzen van deze diensten zijn niet afhankelijk van olieprijzen (zie ook, kamerstukken II, 1998-1999, 26 463, nr 3, pag 21).


7 Tot midden jaren negentig beleverde Gasunie de volledige Nederlandse markt. Dit betekent dat bij vrije keuze van leverancier te verwachten is dat het marktaandeel van Gasunie zal dalen, waarbij deze daling is versterkt door het overaanbod van gas op de Europese gasmarkt. Op het ogenblik betrekken alleen 'vrije klanten' gas van elders. Distributiebedrijven beleveren hun volume grotendeels aan 'beschermde' klanten en op grond van de Gaswet zijn zij verplicht gas voor beschermde afnemers in te kopen bij Gasunie. De prijsvorming van gas wordt bepaald door de vraag- en aanbodfactoren op de markt en niet door afdrachten. Wel is het belangrijk dat het Nederlandse mijnbouwklimaat concurrerend is voor de voortzetting van de exploratie- en winningsactiviteiten in Nederland. Het rapport van Gaffney, Cline & Associates, zoals op 30 juni 1999 aan de TK is toegestuurd, toont aan dat de Nederlandse concurrentiepositie in dat opzicht goed is.


8 De ontwikkeling van het gasproductievolume vanaf 1997 tot heden staat weergegeven in onderstaande tabel:
Productie in
Mrd.m3
1997 80
1998 77
1999 71
2000 69

De verwachting voor dit jaar bedraagt circa 75 mrd m3 en voor de komende jaren wordt een productie verwacht in een bandbreedte van 70 tot 75 mrd m3, afhankelijk van het weer en marktomstandigheden.


9 Dit segment omvat enkele miljarden kubieke meters. Gasunie heeft in dit segment thans een marktaandeel van 100% zodat te verwachten valt dat het marktaandeel van Gasunie zal dalen. Met hoeveel dit zal afnemen kan ik niet aangeven omdat dit afhankelijk is van de vigerende marktomstandigheden.

Noot van de redactie: inlichtingen bij Jan van Diepen, tel: (070) 379 60 73

20 aug 01 15:19