Gemeente Rotterdam

Motie Spaas over ateliers kunstenaars

(21-8) Het College van B. en W. stelt voor om de motie Spaas (volgnr. 263/1998) over het bevorderen dat leegstaande winkel- en/of bedrijfsruimten in woonwijken worden aangewend als atelier en/of expositieruimte voor beginnende of minder bekende Rotterdamse kunstenaars niet aan te nemen.

Al in 1999 hebben de commissies ROG en Kunstzaken positief geadviseerd op het Collegevoorstel om de motie niet aan te nemen. De mogelijkheden om dergelijke ruimten in gebruik te geven blijken namelijk te beperkt en worden al naar vermogen benut. Daarbij spreken het OBR en de Stichting Kunstaccommodatie Rotterdam (SKAR) onderling af welke kunstenaars in aanmerking komen voor dit beperkte aanbod. Wel werd door de SKAR onderkend dat voor startende kunstenaars onvoldoende accommodatie beschikbaar is. De indiener van de motie heeft bij de raadsbehandeling in 1999 het College verzocht eerst aan het verzoek van de raadscommissie ROG te voldoen, om te kijken of er geen structurele oplossingen voor dit ateliertekort zijn, alvorens een definitief oordeel over de motie te geven.
Omdat de SKAR inmiddels een aantal maatregelen heeft genomen die tot een verbetering van de situatie van atelierzoekende kunstenaars moet leiden wil het College het niet aannemen van de motie nog eens in de gemeenteraad behandelen.
De maatregelen zijn:

* Er zijn inmiddels enkele panden als gedoog- of om-niet-ateliers beschikbaar gesteld.

* Het SKAR zal samen met het CBK en de beroepsvereniging een gebruikersonderzoek doen waarbij het complete gebruik van ateliers door kunstenaars in Rotterdam in kaart zal worden gebracht en de vraag, in hoeverre nieuwe ontwikkelingen in de kunstwereld, zoals het vervagen van grenzen tussen disciplines en de opkomst van nieuwe media, van invloed zijn op het ateliergebruik. Hoewel de resultaten van genoemd onderzoek nog niet beschikbaar zijn, bestaat bij de SKAR de indruk dat het lastiger wordt ruimtes beschikbaar te krijgen en te houden voor beeldende kunstenaars. De stichting heeft aangekondigd hierover op korte termijn een notitie voor het gemeentebestuur op te zullen stellen.
* Het SKAR is belast met de uitvoering van een zogenoemde starterregeling. Hij is verzocht in zijn jaarverslagen te rapporteren over de mate van instroom van jonge, startende kunstenaars.
Het College wil wel op basis van de resultaten van het gebruikersonderzoek en de SKAR-notitie bekijken of en zo ja welke maatregelen genomen kunnen worden.
De commissie Kunstzaken heeft op 24 april 2000 positief geadviseerd over het niet aannemen van de motie