Persbericht en conclusies onderzoeksrapport PVK wijken af van
bevindingen
Het rapport Verzekeraars en assurantietussenpersonen van de Pensioen-
en Verzekeringskamer (PVK) is op 14 augustus uitgekomen. Het Verbond
is van mening dat de conclusies van het rapport (en de weergave
daarvan in het PVK-persbericht) een onevenwichtige weergave zijn van
de bevindingen in het onderzoeksrapport.
Volgens het persbericht van de PVK blijkt dat verzekeraars in hun
besluitvorming rond het aangaan en beëindigen van
bemiddelingsrelaties, commerciële motieven zwaarder laten wegen dan
professionele factoren. Juist deze passage doet geen recht aan de
inhoud van het onderzoeksrapport.
De aard van de relatie tussen verzekeraars en tussenpersonen wordt
volgens het Verbond beter gekenschetst door de bevinding uit het
rapport dat de beroepsaansprakelijkheidsverzekering (BAV) even
belangrijk is voor de verzekeraar als de in de nabije toekomst
verwachte productie van de tussenpersoon in kwestie. Het onderzoek
erkent ook dat verzekeraars naast de op het vragenformulier
voorgelegde criteria zelf ook nog andere voor hen relevante criteria
hebben aangegeven. Ze letten onder meer op inschrijving bij de Kamer
van Koophandel, betrouwbaarheid en moraliteit, de kwaliteit van de
dienstverlening, eventuele fraudepraktijken en betrokkenheid bij
faillissementen. Deze bevindingen komen niet terug in de conclusies
van het rapport, noch in het persbericht van de PVK erover.
GIDI belangrijke ontwikkeling
De aandacht voor de relatie tussen tussenpersonen en verzekeraars
wordt volledig door het Verbond onderschreven. Recent is immers de
gedragscode GIDI aangenomen door de Algemene Ledenvergadering van het
Verbond. Deze gedragscode betekent een belangrijke ontwikkeling van de
transparantie van de financiële dienstverlening van het intermediair.
En tevens bindt deze gedragscode het intermediair aan een verplichte
beroepsaansprakelijkheidsverzekering en aan aansluiting bij de
Stichting Klachteninstituut Verzekeringen. Het Verbond van
Verzekeraars onderschrijft de wenselijkheid van toezicht op
tussenpersonen, en is voorstander van een toezichthouder die dicht bij
de materie staat.
Bondig, augustus 2001