Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=419666



Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Azië en Oceanië Afdeling Zuidoost-Azië en Oceanië Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 24 augustus 2001 Auteur H.J. Kouwen
Kenmerk DAO-0810-01 Telefoon 070-348 6394
Blad /8 Fax 070-348 5323
Bijlage(n) E-mail Jetty.kouwen@minbuza.nl
Betreft Prestatiemeting ontwikkelingssamenwerking Indonesië

Zeer geachte Voorzitter,

Algemeen

De in 1998 door het Presidium van de Tweede Kamer ingestelde werkgroep Van Zijl (Financiële Verantwoordingen) heeft eind dat jaar in de begroting van Buitenlandse Zaken drie beleidsterreinen geselecteerd waarover prestatiegegevens dienden te worden overlegd. Deze terreinen betroffen de effectiviteit van de multilaterale hulp, de besteding van Europese structuurfondsen in Nederland en de ontwikkelingssamen-

werking (OS) met Indonesië. Over de twee eerstgenoemde onderwerpen is de Kamer reeds eerder bericht toegegaan. Conform mijn toezegging tijdens het Algemeen Overleg over de Financiële verantwoording van het Ministerie van Buitenlandse Zaken op 14 juni jl. ontvangt u thans een notitie over prestatiemeting met betrekking tot de OS met Indonesië in 2000.

Alvorens op de specifieke resultaten van de prestatiemeting in te gaan hecht ik eraan een aantal algemene opmerkingen over de OS-relatie met Indonesië te maken.

Allereerst de keuze voor de multilaterale kanalisering van de OS-middelen. Ook nu blijkt dat deze keuze, in juni 2000 vooral ingegeven door de overweging om snel en zichtbaar resultaat te boeken, ook achteraf bezien, gegeven de recente machtswisseling, een hele verstandige benadering is geweest. Juist door de multilaterale benadering is Nederland in de gelegenheid geweest om binnen korte tijd, nogmaals : sinds juni 2000, een duidelijke bijdrage te leveren aan met name directe armoedebestrijding.

Wat betreft prestatiemeting vind ik het belangrijk om onderscheid te maken tussen een puur kwantitatieve invalshoek, waarbij het gaat om duidelijk meetbare resultaten, zoals de resultaten van het Community Recovery Programme en het Scholarship- and Grantsprogramma èn programma's waarbij het resultaat, op de korte termijn zich minder gemakkelijk laat meten. In dit verband noem ik het Partnership for Governance Reform een absoluut uniek samenwerkingsverband tussen Indonesische autoriteiten, ngo's en donoren. De verdienste van dit programma moet vooral worden gezocht in een bijdrage aan het op gang brengen van een dialoog, bijvoorbeeld op het terrein van de politiehervormingen, tussen betrokken actoren. In een maatschappij, waarin jarenlang geen ruimte is geweest voor dit soort activiteiten, is dit een proces van langere adem.

Prestatiemeting

In het huidige relatief prille stadium van uitvoering is het structurele effect van de betreffende inspanningen nog moeilijk meetbaar. Niettemin is getracht daarvan een eerste inschatting te maken. Grosso modo hebben twee van de voornaamste programma's die Nederland in Indonesië ondersteunt, te weten het Scholarships and Grants Programme en het Community Recovery Programme, goed kwantificeerbareresultaten geboekt.

Dankzij eerstgenoemd programma konden ruim vier miljoen Indonesische schoolkinderen lager onderwijs blijven volgen en kon de kwaliteit van het onderwijs op peil worden gehouden.Omgerekend naar de Nederlandse bijdrage aan dit programma betekent e.e.a. dat dankzij de Nederlandse bijdrage grofweg zo'n kleine 1 miljoen Indonesische schoolkinderen ondanks de crisis onderwijs konden blijven volgen.

Het Community Recovery Programme heeft aantoonbaar de levensomstandigheden van arme groepen kunnen verbeteren en daarmee tevens de instandhouding van het maatschappelijk draagvlak voor hervormingen ondersteund.

Het Partnershipprogramma noemde ik u reeds. Hoewel het programma een aantal belangrijke aanloopproblemen heeft gekend, ben ik zeer onder de indruk van dit unieke programma, dat onder moeilijke omstandigheden zo'n wezenlijke bijdrage levert aan het cruciale hervormingsproces.

Tenslotte, inmiddels is gebleken is dat de economische en politieke crisis in Indonesië en de daaruit voortkomende stagnatie in het hervormingsproces ook hun weerslag hebben gehad op de absorptiecapaciteit van Indonesië en daarmee de besteding van de OS-fondsen voor basisonderwijs en goed bestuur in 2001.

Ik zal daarom ook in 2001 meer fondsen beschikbaar stellen voor directe 'post-crisis' activiteiten, dan ik aanvankelijk voor ogen had.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Eveline Herfkens

Prestatiemeting ontwikkelingssamenwerking met Indonesië

Achtergrond

Bij de Algemene Beschouwingen in 1998 heeft de Tweede Kamer met algemene stemmen een motie van de leden Melkert, Dijkstal en De Graaf aangenomen met het dictum "spreekt het voornemen uit om tijdens de afzonderlijke behandeling van de begrotingshoofdstukken aan te geven van welke beleidsprioriteiten meer in het bijzonder prestatiegegevens moeten worden opgenomen in de departementale jaarverslagen over het begrotingsjaar 1999". Voor de uitwerking van dit voornemen heeft het Presidium van de Kamer de werkgroep Van Zijl (Financiële Verantwoordingen) ingesteld. Deze werkgroep heeft eind 1998 voor het departement van Buitenlandse Zaken drie beleidsprioriteiten geselecteerd waarover prestatiegegevens dienden te worden gepresenteerd. Eén van deze prioriteiten betrof de ontwikkelingssamenwerking (OS) met Indonesië. De werkgroep verzocht "meetbare doelstellingen en/of resultaatafspraken aan te geven zodra de hulp daadwerkelijk wordt hervat". Nadien heeft de Algemene Rekenkamer aangegeven het wenselijk te achten dat "naast het beschrijven van heldere doelstellingen en resultaatafspraken tevens prestatiegegevens worden gedefinieerd". De Kamer heeft deze toevoeging overgenomen.

Ten tijde van het verzoek van de werkgroep bestond de - in september 1998 hervatte - OS-relatie met Indonesië nog uitsluitend uit een bijdrage t.b.v. de herschikking van Indonesische schulden in het kader van de Club van Parijs. Ook in 1999 lag het accent op schuldherschikking, zij het dat daarnaast humanitaire hulp t.b.v. de Molukken en Timor is gefinancierd en - op incidentele basis - is bijgedragen aan het Community Recovery Programme van UNDP ter bestrijding van de ernstige gevolgen van de 'Aziatische crisis' in Indonesië. In zijn brief van 19 mei van dat jaar over de Financiële verantwoordingen over 1999 heeft de minister van Financiën u derhalve bericht dat prestatiemeting over de ontwikkelingssamenwerking met Indonesië nog niet aan de orde kon zijn, hieraan toevoegend dat u in geval van nieuw beleid op dit terrein over de afgesproken prestatiemeting zou worden geïnformeerd.

Karakter van de hulp

Zoals in extenso toegelicht in mijn brief van 7 juni 2000 en de u op 17 juli 2000 aangeboden Indonesië-notitie heeft de totstandkoming van de structurele OS-relatie plaatsgehad in de context van een diep ingrijpend, uitermate complex en veelomvattend veranderingsproces in Indonesië. Karakter en omvang van de OS zijn en blijven afgestemd op ondersteuning van deze 'reformasi' , hoe moeizaam deze ook verloopt, en op behoud van het maatschappelijk draagvlak voor het transitieproces onder vooral het arme deel van de bevolking.

Conform de door Indonesië aangegeven prioriteiten is de OS, vormgegeven volgens de sectorale benadering, toegespitst op de sectoren Goed Bestuur, Armoedebestrijding (op het terrein van basisonderwijs en steun aan initiatieven op gemeenschapsniveau oftewel community recovery) en Milieu (in het bijzonder geïntegreerd waterbeheer). In overleg met Indonesië is bewust gekozen voor uitvoering van het overeengekomen programma via multilaterale kanalen. Multilaterale instellingen zoals UNDP en de Wereldbank waren reeds actief en hun programma's boden het beste perspectief om snel en zichtbaar resultaat te boeken bij de bestrijding van de gevolgen van de financiële crisis in Azië in 1997. In de verwachting dat Indonesië op afzienbare termijn weer een zodanige economische groei zou kunnen realiseren dat de eigen ontwikkelingsprioriteiten opnieuw grotendeels uit reguliere begrotingsmiddelen zouden kunnen worden gefinancierd is de structurele OS-relatie, gericht op ondersteuning van de transitie, aangegaan voor een beperkte periode van in principe vijf jaar.

De programma's in 2000

Vanaf medio 2000 is snel voortgang gemaakt met de implementatie van de overeengekomen OS voor dat jaar. Daaraan is invulling gegeven met een mix van ondersteuning van hervormingsactiviteiten en basisvoorzieningen voor de allerarmsten. Zie de financiële voortgangsrapportage over de OS met Indonesië van 10 november 2000.

Gezien de schrijnende terugval in basisvoorzieningen is in de sector Armoedebestrijding behalve aan onderwijs en gemeenschapsondersteuning ook bijgedragen aan enkele kortlopende programma's op andere terreinen, waaronder gezinsplanning (UNFPA) en tuberculosebestrijding (WHO).

Pièce de résistance van de hulp dat jaar, beleidsmatig én qua omvang, vormen echter respectievelijk de bijdrage (via de Wereldbank) aan het Scholarships and Grants Programme van de Indonesische overheid, de bijdrage (via een trust fund van UNDP) aan het Partnership for Governance Reform, een samenwerkingsverband van UNDP, de Wereldbank, de Aziatische Ontwikkelingsbank, donoren, civil society en de Indonesische overheid, en de bijdrage (eveneens via een UNDP trust fund) aan het Community Recovery Programme van een aantal grote NGO's. Zie ook de departementale Financiële verantwoording over 2000.

Prestatiemeting

In de destijds met de Wereldbank en UNDP gevoerde gesprekken met het oog op ondersteuning van programma's is prestatiemeting reeds aan de orde geweest. Nadien konden voor de drie voornaamste programma's, het Scholarships and Grants Programme, het Partnership for Governance Reform en het Community Recovery Programme dan ook in een vroeg stadium afspraken met deze instellingen worden gemaakt over de doelstellingen en te bereiken resultaten (de prestatie indicatoren). Per programma zijn prestatie indicatoren afgesproken op drie niveau's:

Impact: de algemene beleidseffecten van het programma

Outcome: de gevolgen en directe beleidseffecten van het programma

Output: de concrete opbrengsten/producten van de ondernomen activiteiten binnen het programma

In mei jl. zijn van de Wereldbank en UNDP de eerste rapportages over de afgesproken prestatie indicatoren ontvangen. Ik memoreer dat op de via de multilaterale instellingen gekanaliseerde Nederlandse fondsen geen rood-wit-blauwe vlag staat. Het spreekt voor zich dat onze bijdragen niet als Nederlandse middelen zijn te volgen: zij vloeien samen met de bijdragen van andere donoren. Bij het bezien van het Nederlandse aandeel in het totaal van de bedragen die afgelopen jaar voor de programma's beschikbaar zijn gekomen kan echter wel worden gesteld dat de bijdrage van ons land aan de verworvenheden van de programma's navenant is geweest.In het huidige relatief prille stadium van uitvoering is het structurele effect van de programma's nog moeilijk meetbaar. Niettemin is getracht daarvan een eerste inschatting te maken. In Bijlage I bij deze notitie treft u per programma een schematisch overzicht van de afgesproken prestatie indicatoren op de drie niveau's alsmede de bereikte output resultaten. De eerdergenoemde rapportages waaraan deze gegevens mede zijn ontleend zijn bijgevoegd als Bijlage II.


1. Scholarships and Grants Programme


Het Scholarships and Grants Programme via de Wereldbank beoogt het op peil houden van de toegang van leerlingen tot het basisonderwijs én van de kwaliteit van dit onderwijs op het niveau van voor de financiële crisis. Nederland heeft in 2000 NLG 76.655.000 bijgedragen, terwijl voor het schooljaar 2000/2001 in totaal USD 130.282.000 voor het programma beschikbaar kwam. Hoofdactiviteit van het programma is het verstrekken van beurzen aan schoolkinderen en subsidies aan armlastige scholen. De output metingen hebben uitgewezen dat de scholingsgraad en het kwaliteitsniveau niet zijn gedaald t.o.v. de situatie vóór de crisis. Beurzen zijn verstrekt aan 4.050.000 schoolkinderen. Hierbij ging het om de armste 7% van de leerlingen in het basisonderwijs, de armste 20% in het middelbaar onderwijs en de armste 11% in het 'senior' middelbaar onderwijs. Onder het programma hebben voorts 132.000 scholen subsidies ontvangen. Als gevolg van deze subsidies (in aanvulling op bijdragen van de Indonesische overheid) bleven de inkomsten van de basisscholen vrijwel gehandhaafd op het niveau van vóór de crisis; zonder de subsidies onder het programma zouden de inkomsten in de periode 1997-2000 met bijna 13% zijn gedaald. Uitgaven voor reparaties aan schoolgebouwen voor basisonderwijs bleken in de periode 1997 tot 2000 zelfs te zijn toegenomen. Daling van de inkomsten van middelbare scholen kon ondanks het programma niet worden voorkomen; per juli 2000 werd deze daling geschat op ruim 20% t.o.v. de situatie vóór de crisis.

Op basis van bovenstaande gegevens kan worden geconstateerd dat het Scholarships and Grants Programme het afgelopen jaar goed heeft gepresteerd. Dankzij het programma konden ruim vier miljoen schoolkinderen lager onderwijs blijven volgen en kon de kwaliteit van het onderwijs op peil worden gehouden. Omgerekend naar de Nederlandse bijdrage zou men kunnen concluderen dat dankzij de Nederlandse bijdrage een kleine 1 miljoen Indonesische schoolkinderen onderwijs konden blijven volgen.


2. Partnership for Governance Reform


Het Partnership for Governance Reform via UNDP stelt zich de ondersteuning ten doel van activiteiten van de overheid ter bevordering van goed bestuur en democratisering. Deze ondersteuning beslaat acht deelterreinen, te weten juridische hervormingen, reorganisatie van het ambtenarenapparaat, versterking van verantwoorde bedrijfsvoering, versterking parlementen, verkiezingshervormingen, versterking van de civil society, decentralisatie & regionale autonomie en corruptiebestrijding. Nederland heeft in 2000 NLG 26.924.000 aan het Partnership bijgedragen, terwijl hiervoor in UNDP's financiële jaar (van juli 2000 t/m juni 2001) in totaal USD 12.979.000 beschikbaar kwam.

De belangrijke verdienste van het Partnership is vooral de bijdrage, die dit programma heeft kunnen leveren aan het op gang brengen van een dialoog over hervormingen op verschillende terreinen, zij het een moeilijk meetbaar resultaat.

Als aansprekend voorbeeld noem ik u in dit verband dat op het terrein van de politiehervormingen momenteel door Indonesische autoriteiten èn ngo's èn donoren gezamenlijk wordt gekeken naar de voorstellen voor hervormingen binnen het politieapparaat. Een aantal jaren geleden zou dit ondenkbaar zijn geweest .

Ook wordt onder het Partnership onder meer een deel van een omvangrijk programma voor versterking en professionalisering van de rol van het parlement gefinancierd en is een aantal trainingsprogramma's en de totstandkoming van een gedragscode voor NGO's ondersteund.

Deze resultaten wegen mijns inziens duidelijk op tegen de weliswaar niet onaanzienlijke aanloopproblemen waar dit programma het eerste jaar mee heeft gekampt en die te maken hadden met de innovatieve structuur en karakter van het programma.


3. Community Recovery Programme

Het Community Recovery Programme via UNDP richt zich op de ondersteuning van kleinschalige, inkomengenererende zelfhulp-projecten voor kwetsbare groepen (social safety net) en op capaciteitsversterking van NGO's die zich voor deze groepen inzetten. Het gaat om echte 'basic' projecten die voor de allerarmsten een hele concrete basis van inkomsten betekenen Dit kan variëren van directe ondersteuning van ontheemden in een 'post conflict' situatie tot ondersteuning bij het opstarten van kleine bedrijfjes of ondersteuning van boeren bij op gang brengen dan wel verbetering van de (bestaande) rijst productie.

Nederland heeft in 2000 NLG 19.814.000 bijgedragen, terwijl dat jaar in totaal USD 19.874.000 voor het programma beschikbaar kwam. De output metingen hebben o.a. uitgewezen dat eind 2000 1390 kleine, zinvolle projecten in uitvoering waren en daarnaast in totaal 4846 ondersteuningsvoorstellen waren ingediend. Voor de aansturing van het programma opereert inmiddels een goed functionerende National Working Group. Aansluitend bij het decentralisatiebeleid van de overheid zijn in overleg met lokale NGO's, autoriteiten en de particuliere sector stappen gezet om te komen tot de oprichting van Regional Working Groups voor bedoelde aansturende taak op regionaal niveau. Inmiddels aangestelde facilitatoren in een tiental regio's spelen in dit verband een belangrijke rol. Mede door de substantiële NGO-inbreng draagt het programma belangrijk bij aan civil education aan de basis. Door de eisen die het programma stelt op het gebied van transparantie, het afleggen van verantwoording en het verantwoord omgaan met geld in een groep alsmede de interactie met het lokale bestuur groeit aan de basis van de samenleving een samenwerking tussen burgers onderling en tussen burgers en overheid die de beginselen weerspiegelt van goed bestuur. Voorts is het programma flexibel van opzet. Oorspronkelijk bedoeld als armoedebestrijding pur sang heeft het zich in de tijd tevens ontwikkeld als instrument om de gevolgen te verzachten van de gewelddadige conflicten in diverse regio's. Gezien de huidige situatie in een aantal conflictgebieden kan dit tweede oogmerk sterk aan belang winnen. Het programma is al actief in de Molukken, Aceh, Irian Jaya en Kalimantan.

Geconstateerd kan worden dat het Community Recovery Programme het afgelopen jaar goede resultaten heeft geboekt. De talrijke kleinschalige projecten onder het programma leveren een aantoonbare bijdrage aan verbetering van de levensomstandigheden van arme groepen en helpen daarmee tevens het maatschappelijk draagvlak voor hervormingen in stand te houden. Nederland heeft daaraan belangrijk kunnen bijdragen.

Kenmerk
Blad /8

===