Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=419686



Aan de Voorzitter van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Dir. Noord-Afrika en Midden-Oosten Golfstaten Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag Datum 24 augustus 2001 Auteur C.M. Trooster
Kenmerk DAM-559/01 Telefoon 070-3485423
Blad /5 Fax 070-3486639
E-mail Dam@minbuza.nl
Betreft De situatie in het Midden Oosten

Zeer geachte Voorzitter,

Ingevolge het verzoek van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken wil ik u gaarne informeren inzake de actuele situatie in het Midden-Oosten.

Inleiding

In mijn brief van 17 juli jl. wees ik op het gevaar dat de aanbevelingen van het Mitchell rapport zouden blijven steken in het aanhoudende geweld en de beschuldigingen over en weer tussen beide partijen. Immers, het Mitchell rapport wordt algemeen gezien als de enige mogelijkheid om de weg terug te vinden naar vreedzame dialoog en de onderhandelingstafel. Helaas heeft zich in de tussenliggende periode geen verbetering in de situatie voorgedaan. Het geweld nam zelfs in hevigheid toe en nog altijd ontbreekt het uitzicht op een politieke oplossing van de problematiek. De aangekondigde ontmoeting tussen de Israëlische Minister van Buitenlandse Zaken, Peres en de Palestijnse leider, Yasser Arafat, beoogt de huidige impasse te doorbreken, maar de verwachtingen in dit opzicht zijn niet hooggespannen.

In deze brief zal ik ter aanvulling op mijn brief van 17 juli jl. kort de belangrijkste ontwikkelingen van de afgelopen vijf weken schetsen.

Recente Ontwikkelingen

In de afgelopen weken namen de gewelddadigheden over en weer toe. Zo deed zich de afgelopen vijf weken een reeks van Palestijnse terroristische aanslagen voor. De zwaarste was de zelfmoordaanslag in het centrum van Jeruzalem op 9 augustus waarbij vijftien personen omkwamen, van wie vier met de Nederlandse nationaliteit. De aanslag werd zowel door 'Islamic Jihad' als Hamas opgeëist. De regering heeft in een verklaring haar afschuw over deze verschrikkelijke daad laten blijken en haar diepe medeleven met de slachtoffers betuigd. Ook bezocht de Nederlandse ambassadeur in Tel Aviv de begrafenis van de omgekomen Nederlanders en legde hij een krans op de plaats van de aanslag.

De regeringsverklaring riep tevens de Palestijnse Autoriteit op alles in het werk te stellen de verantwoordelijken op te sporen en aan te houden. Israël werd gevraagd de grootst mogelijke zelfbeheersing te betrachten. De VS en de EU gaven verklaringen van dezelfde strekking uit. President Arafat veroordeelde de actie en riep wederom op tot een staakt-het-vuren. Desondanks vond enkele dagen later een zelfmoordbomaanslag plaats in Kiryat Motzkin ten noorden van Haifa, waarbij overigens geen doden vielen. In een recente brief van Minister President Kok aan Arafat, in antwoord op een brief zijnerzijds, is daarom nogmaals onderstreept dat Arafat zich grotere inspanningen dient te getroosten om terroristen op te sporen en aan te houden, en dat niet alleen de afkondiging van een staakt-het-vuren belangrijk is, maar vooral concrete stappen die daar invulling aan geven en die tot een consolidatie ervan leiden.

Israël op zijn beurt bleek tot dusverre niet gevoelig voor internationale druk om zijn politiek van buitengerechtelijke dodingen een halt toe te roepen. Nadat de laatste Algemene Raad van 16 juli jl. in zijn conclusies reeds het eerder ingenomen EU standpunt had herhaald, werd deze praktijk andermaal door de EU veroordeeld in een verklaring naar aanleiding van een Israëlische actie in Nablus op 31 juli, waarbij acht Palestijnse doden vielen, waaronder twee kinderen. Ook de VS veroordeelde mede naar aanleiding van de actie in Nablus dit Israëlische beleid. Niettemin werd door Israël kort daarop een mislukte aanslag uitgevoerd op een medewerker van Marwan Barghoeti, de leider van Arafat's Fatah beweging op de West Bank, waarbij Barghoeti zelf ternauwernood aan de dood ontsnapte. Recent voerde Israël een aanslag uit op een Hamas kopstuk in Gaza, wiens zoon bij de actie omkwam. Een Fatah leider in Nablus raakte gewond bij een vergelijkbare actie.

Zoals aangekondigd in mijn recente antwoorden op vragen van het Kamerlid Karimi, heeft Nederland inmiddels aan de Israëlische regering nogmaals haar bezwaren kenbaar gemaakt inzake de praktijk van buitengerechtelijke dodingen, waarbij is gewezen op de Israëlische verplichtingen in het kader van de 4e Geneefse Conventie. De Israëlische regering noemt de betreffende acties 'targeted counter terrorism activities' of 'preventieve acties' en verdedigt deze als noodzakelijk in de strijd tegen terroristische aanslagen.

Israël - dat de Palestijnse Autoriteit verantwoordelijk houdt voor de aanslagen -vernietigde ter vergelding Palestijnse politiehoofdkwartieren in Ramallah en Jenin. Bij de laatste actie in Jenin viel het IDF voor enkele uren met tanks Palestijns autonoom gebied binnen. Ook vond recent een kortstondige Israëlische inval in autonoom gebied in Hebron plaats.

Onderdeel van de vergelding betrof eveneens de bezetting en sluiting van een aantal Palestijnse instellingen in en rond Oost-Jeruzalem, waaronder het 'Orient House'. Het 'Orient House' symboliseert voor de Palestijnen hun streven in (Oost-) Jeruzalem de hoofdstad van een onafhankelijke Palestijnse staat te vestigen. Het 'Orient House' was het hoofdkwartier van de onlangs overleden Faisal Husseini, die binnen de PLO was belast met het Jeruzalem dossier. De sluiting ervan en de inname van omvangrijke archieven is zowel door de EU als de VS veroordeeld als een provocatieve actie, die niet bijdraagt aan het versterken van de veiligheid en die zo spoedig mogelijk teruggedraaid dient te worden.

Het aanhoudend geweld was voor de Organisatie van Islamitische Landen (OIC) te verzoeken om een spoedbijeenkomst van de VN-Veiligheidsraad. Tijdens deze bijeenkomst op 20 augustus werd onder meer gesproken over een Palestijns voorstel om internationale waarnemers in te zetten. De Europese leden van de Veiligheidsraad namen het standpunt in dat eerder was verwoord in de G-8 verklaring van 21 juli jl., namelijk dat 'waarneming door een derde partij, aanvaard door beide partijen, hun belangen zou dienen ter uitvoering van het Mitchell rapport`. De G-8 verklaring bouwde voort op de conclusies van de Algemene Raad van 16 juli, waarin de EU zich reeds uitsprak voor een 'mechanisme voor waarneming door een derde partij`. Het Palestijnse voorstel leidde echter vooralsnog niet tot een besluit van de Veiligheidsraad bij gebrek aan voldoende steun. Belangrijk gegeven daarbij is dat Israël geen voordeel ziet in een waarnemersmissie en daarmee aan de voorwaarde van 'instemming van beide partijen' niet is voldaan. Naar de mening van de Nederlandse regering is het van belang met Israël te blijven zoeken naar een formule die Israël, ook in zin eigen belang, in staat zal stellen een dergelijk mechanisme te accepteren.

Zoals uiteengezet in mijn laatste brief dienen de internationale inspanningen erop gericht te zijn de partijen in staat te stellen zo spoedig mogelijk over te gaan tot uitvoering van de aanbevelingen van het Mitchell rapport. Het recente geweld onderstreept de noodzaak daartoe. Het Mitchell rapport stelt immers dat het niet waarschijnlijk is dat het geweld lang beteugeld kan worden als een staakt-het-vuren niet op zeer korte termijn gevolgd wordt door vertrouwenwekkende maatregelen, waaronder met name de totale bevriezing van nederzettingen.

Ofschoon zich in de publieke opinie van beide partijen een verharding aftekent, zijn er aanwijzingen dat de leiders bereid zijn de mogelijkheid van toenadering af te tasten. Hier was het recente bezoek van mijn Duitse ambtgenoot Fischer aan de regio instrumenteel. Hij wist van zowel de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken Peres als de Palestijnse leider Arafat de toezegging los te krijgen dat zij elkaar zeer binnenkort zullen ontmoeten. Peres zal zich naar verwachting beperken tot gesprekken over terugdringing van het geweld en geen politieke onderhandelingen openen, conform het mandaat dat premier Sharon hem zou hebben verleend. Zeer waarschijnlijk zal Minister Peres tijdens de ontmoeting met Arafat zijn voorstel voor een geografisch gefaseerd staakt-het-vuren presenteren. Dit voorstel zou neerkomen op stopzetting van het geweld per zone, gekoppeld aan onder meer versoepeling van de afsluitingen door Israël. In eerste instantie zou deze formule worden toegepast op Gaza. Met betrekking tot de kansen op een spoedige ommekeer ten goede als uitvloeisel van een dergelijke bijeenkomst zijn de verwachtingen echter niet hoog gespannen. In het gunstige geval zou dit gesprek - waarvan de exacte tijd en plaats nog onbekend is - een voorzichtige aanzet kunnen geven tot de implementatie van de Mitchell aanbevelingen en de negatieve spiraal van geweld en tegengeweld kunnen ombuigen. Een incident kan echter voldoende zijn om eventuele afspraken weer ongedaan te maken.

Zoals uiteengezet in eerdere brieven, kan de doelstelling op korte termijn, namelijk beëindiging van het geweld, niet los worden gezien van het perspectief op een politieke oplossing op de lange termijn. Vanuit deze overtuiging, acht ik de recente publicatie van een gezamenlijke verklaring met als titel 'Nee tegen het bloedvergieten, nee tegen de bezetting, ja voor onderhandelingen, ja voor vrede' een teken dat invloedrijke segmenten van beide samenlevingen zich niet wensen op te sluiten in de logica van geweld en afwijzing. De verklaring, ondertekend door o.a. de Israëlische voormalig Minister van Justitie en onderhandelaar, Yossi Beilin, en de Palestijnse minister van Informatie, Abed Rabbo, roept op 'ons partnerschap te herstellen, een einde te maken aan de dehumanisering van de ander, en de optie van een rechtvaardige vrede die een belofte inhoudt voor de toekomst van ieder van ons nieuw leven in te blazen'.

Zoals gesteld in mijn laatste brief, wil Nederland meewerken aan dit soort initiatieven die het vertrouwen tussen de beide bevolkingsgroepen helpen herstellen en de hoop op een structurele oplossing levend houden.

De Minister van Buitenlandse Zaken

Kenmerk DAM-559/01
Blad /5

===