Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Toespraak namens het kabinet door minister Van Boxtel voor Grote Steden- en Integratiebeleid bij gelegenheid van de Herdenking van de burgerslachtoffers 1945-1962
Een toespraak bij het onderwerp Integratie
25 augustus 2001
Dames en heren,
Het is goed, te gedenken. Elk jaar weer komen velen naar deze plaats om stil te staan bij hetgeen al weer lang geleden vele landgenoten overkomen is. Velen van u waren zelf in die tijd in Nederlands-Indië of op Nieuw Guinea. Vele anderen kwamen hierheen omwille van familieleden, vrienden, bekenden. En ook zullen er velen zijn die zelf geen ervaringen hebben in wat wij ooit "De Oost" noemden. Zíj vinden het belangrijk om onze geschiedenis in de Indonesische archipel levend te houden.
Daarbij staan wij stil vandaag. Daarom denken wij aan al die burgers die omkwamen tijdens de Japanse bezetting; tijdens het lange wachten om eindelijk bevrijd te worden uit de kampen overal in Indonesië en in Birma; tijdens de bersiap-tijd en de verdere jaren tussen hoop en verwarring; en later tijdens de overdracht van Nederlands-Nieuw Guinea. Het waren burgers, gewone burgers die zich een toekomst overzee gedacht hadden voor hun gezin en nakomelingen. Het waren gewone mensen die het beste van hun leven hebben gegeven als ondernemer, arbeider, ambtenaar of leerkracht. Mensen die deelnamen aan het sociale en economische leven, die dagelijks verkeerden met de Indonesische medebewoners en niet zelden liefde en vriendschap met hen deelden. Velen van hen waren er geboren en waren door familiebanden verweven met de Indische samenleving. Leven tussen twee culturen? Zij leefden onder invloed van vele culturele impulsen en vormden die tot een eigen gedachtegoed en levensstijl. Door terreur en geweld kwam daaraan voor hen en voor vele anderen een bruut einde.
De nadagen van het Nederlands gezag en de "Indonesische kwestie" zijn door de historicus Joop de Jong "een inktzwarte bladzijde" in de geschiedenis genoemd. Maar het waren niet die burgers, die gewone mensen die deze bladzijde schreven. En waar zij er nog op voorkomen, is het gekalligrafeerd in het rood van hun bloed. Het Nederlandse verleden is in politiek opzicht afgesloten en we moeten geen heimwee koesteren naar de dagen van weleer; gedane zaken nemen geen keer en het is een goede zaak geweest dat het Indonesische volk voor onafhankelijkheid koos en zijn eigen weg is gegaan. Maar in ons hart zijn gevoelens van medeleven en betrokkenheid met die wondere samenleving "van Sabang tot Merauke" levend gebleven. Indonesië heeft nog steeds een streepje voor en elk bericht over Indonesië trekt onze bijzondere belangstelling. Tegelijkertijd beseffen we dat het huidige Indonesië een ander land is dan het Nederlands-Indië van weleer: er zijn Indische Nederlanders die zich beter thuis voelen in een toko in Nederland dan in het nieuwe Indonesië.
De 350 jaren van Nederlands-Indische ervaringen hebben zich ook genesteld in de Nederlandse samenleving van vandaag. Dat kreeg een bijzonder karakter, ook al weer zon vijftig jaar geleden, door de overkomst van 300.000 repatrianten vanuit het onafhankelijk geworden Indonesië naar Nederland. Totoks, Indische Nederlanders, zij moesten berooid afscheid nemen van hun doden en verwanten, lieten hun toekomst achter zich, en moesten een nieuw bestaan in een vreemd geworden omgeving opbouwen. Dat was voor hen, voor velen onder u, een geweldige opgave. De omstandigheden toen waren voor niemand gemakkelijk. En al helemaal niet voor hen die, vaak na de bittere ervaringen in het kamp, de politionele acties en de algemene onrust in het land aan den lijve hadden ondervonden. Dames en heren,
U heeft "Tussen twee culturen" als thema voor deze herdenking gekozen. Dat is een passend thema. Met de repatriëring kreeg de samenleving in de Lage Landen voor het eerst op grote schaal kleur. Een nieuwe wereld met eigen gedachtegoed en levensstijl presenteerde zich in het tot dan toe kleinsteedse witte Nederland. Zij kwamen in een land dat zelf een andere oorlog had overleefd en voor zijn wederopbouw alle krachten moest aanspreken. Het was een tijd dat vele Nederlanders hier het niet meer zagen zitten en zelf emigreerden naar Noord-Amerika, Australië en elders. Er wás werk hier, de mensen uit Indië waren goed geschoold en hoog gemotiveerd. Maar er waren ook woningnood en armoede, en ieder vocht voor zijn bestaan. En er was veel onbegrip. Van de nieuwe landgenoten werd veel gevraagd. Zij moesten veel slikken, zich aanpassen en opnieuw onder aan de ladder beginnen. Indische Nederlanders hadden het dan ook bepaald niet gemakkelijk na hun aankomst in Nederland. In het pas verschenen boek De uittocht uit Indië 1945-1995 beschrijft de historicus Wim Willems hoe de repatriëring in zijn werk ging. Willems laat zien dat de Nederlandse houding tegenover de repatrianten niet als een warm welkom kan worden uitgelegd en door de nieuwkomers dan ook niet als zodanig werd ervaren. Weliswaar waren er allerlei voorzieningen, maar de vérgaande precisie van alle regels wekte irritatie bij de nieuwkomers. Willems zegt daarover: "De arm van de maatschappelijke zorg mocht dan ver reiken, intussen bewoog de camera van de sociale controle wel mee tot in de kleinste uithoeken van het persoonlijke leven." De voorzieningen waren ook niet altijd voldoende, zoals in het geval van de kleding. Veel Indische Nederlanders waren ook teleurgesteld over het gebrek aan warmte waarmee de Nederlandse samenleving hen tegemoet trad, getuige het volgende interviewfragment: "Ze stelden domme vragen. Vond ik. Of er een tijger in de tuin liep, zulke dingen. Wij hadden echt het idee dat wij meer van Nederland moesten leren, dat we naast onze eigen Indische geschiedenis en aardrijkskunde bovendien alles van Nederland moesten leren. Die lui, de Nederlanders, wisten niets, niets. Ze wisten ook steeds - tot nu toe nog - geen onderscheid, wat een Indonesiër is, wat een Indische jongen is. Je kan het tien keer uitleggen, het gaat het ene oor in, het andere oor uit. Ze zijn gewoon niet geïnteresseerd."
Het was niet eenvoudig om anderen van de eigenheid van de Indische cultuur te doordringen. We hebben dat gezien aan het werk van de schrijver en journalist Tjalie Robinson, onvermoeibaar strijder voor het behoud van de Indische cultuur. Energiek trok Robinson ten strijde tegen het idee dat Indische Nederlanders ergens in het niemandsland tussen twee culturen leefden. Ik citeer: "Het deed me niets dat men mij geen vis en geen vlees wilde noemen, en mij als Indo perse óf Indonesiër óf Nederlander wilde maken. Ik had immers maar te kiezen? Ik noemde desondanks koppig de SCHILDPAD als geen vis en geen vlees en roemde dit dier als unieke land- én zeegenieter, die enorm hoge leeftijden bereikt, wiens vlees van een super-excellente smaak is, die oceanen doorklieft van continent tot continent. Ik zei: evenmin als ik de schildpad inferieur vind, hoewel hij geen vis of vlees is, evenmin vind ik de Indo inferieur. Basta!"
Door de komst van de Indische Nederlanders werd Nederland in korte tijd een multiculturele samenleving. Zonder dat men zich ervan bewust was, laat staan dat iemand het als een gemeenschappelijke opdracht zag. Er waren geen fraaie beleidsconcepten voorhanden, geen wetenschappelijke discussies over de aard van onze samenleving. Het waren gewone mensen die van dag tot dag mee moesten draaien in onze samenleving. In gemeenschappelijkheid, maar ook met voldoende ruimte voor momenten van herinnering als dit, het aanstaande Indisch Herinneringscentrum, maar ook de Pasar Malams en andere uitingen van eigenheid. Dat is een voorbeeld voor ons land dat met andere groepen nieuwe landgenoten, uit "de West", uit landen rond de Middellandse Zee en steeds meer ook uit Azië en Afrika op weg is naar een evenwichtige, ontspannen samenleving. Ook deze jaarlijkse Nationale Herdenking is zon moment van gemeenschappelijkheid. Elk jaar weer komen velen naar deze plaats om stil te staan bij hetgeen al weer lang geleden vele landgenoten overkomen is. Onze gedachten zijn terecht bij hen die achterbleven en bij hen die moesten repatriëren en opnieuw beginnen. Maar gedenken kan niet zonder een gedachte over de toekomst. Wij verbinden de weemoed om wat achter ons ligt met de verwachting van een betere toekomst. Een toekomst, waarin burgers in Nederland elkaar respecteren én op elkaar willen rekenen. Díe toekomst opbouwen, met al de recente nieuwe Nederlanders, is een opdracht voor ieder van ons.
Ik dank u voor uw aandacht.