Antwoorden op kamervragen over belastbaarheid van landbouwsubsidies
Persbericht
No 01/231
Den Haag
28 augustus 2001
Antwoorden van de staatssecretarissen van Financiën en Landbouw, Natuurbeheer en Visserij op vragen van het lid Reitsma van de Tweede Kamer der Staten Generaal over belastbaarheid van landbouwsubsidies
VRAGEN
1
Bent u bekend met het feit dat er nog steeds grote onduidelijkheid
bestaat over de (on)belastbaarheid van subsidies die het Ministerie
van LNV verstrekt aan agrariërs die grond aanwenden voor het
aanplanten van bos?
2
Vindt u dat bovengenoemde subsidies in de fiscaliteit betrokken moeten
worden of niet?
3
Zo, ja hoe verhoudt zich dat met het beleid van de staatssecretaris
van LNV om het bosareaal te vergroten?
4
Indien vraag 2 bevestigend wordt beantwoord, hoe verhoudt zich dat met
het feit dat in Europees verband is afgesproken dat gelden beschikbaar
gesteld door de Europese Gemeenschap volledig of nagenoeg volledig
onbelast dienen te blijven?
5
Indien vraag 2 bevestigend wordt beantwoord hoe verhoudt zich dat dan
verder met de bosbouwvrijstelling?
Antwoorden
1.
Tot voor kort bestond er in de praktijk nog onduidelijkheid over de
belastbaarheid van subsidies die verstrekt worden aan agrariërs die
grond bebossen. Met name het arrest van de Hoge Raad van 16 december
1998, BNB 1999/102, heeft op dit punt echter veel onduidelijkheid
weggenomen. Uit het arrest blijkt dat subsidies voor het uit productie
nemen van bouwland (braaklegsubsidies) worden toegekend in het kader
van de uitoefening van het landbouwbedrijf, ook al gaat de
braaklegging gepaard met bebossing. Dergelijke subsidies vallen dus
niet onder de bosbouwvrijstelling en zijn belast voor de inkomsten- en
vennootschapsbelasting.
De Hoge Raad heeft verder geoordeeld dat er in ieder geval sprake is
van een bosbedrijf als er geen aanwijzing is dat de bomen na verloop
van 15 jaar na het planten worden gekapt zonder dat er opnieuw bomen
worden geplant. Bij de beoordeling hiervan is niet van belang of een
bosbouwer vrijstelling van de herinplantplicht heeft verkregen.
Subsidies die worden toegekend in het kader van de uitoefening van een
dergelijk bosbedrijf in het arrest ging het om de Regeling bijdragen
aanleg snelgroeiend bos 1988 vallen onder de bosbouwvrijstelling en
worden niet belast. Ik wijs er nog op dat de belanghebbende er ook
voor kan kiezen de bosbouwvrijstelling buiten werking te laten. Dan
worden dergelijke subsidies uiteraard wel belast.
De constatering dat er nog grote onduidelijkheid zou bestaan over de belastbaarheid van (bosbouw)subsidies onderschrijf ik dus niet.
2, 3 en 5.
De bosbouwvrijstelling is in 1926 in de wet geïntroduceerd om bij te
dragen aan een goede bosstand. Onder de paraplu van deze vrijstelling
vallen ook subsidies die samenhangen met de uitoefening van het
bosbedrijf, als wordt voldaan aan de hiervoor genoemde voorwaarden.
Het eerdergenoemde arrest van de Hoge Raad ligt dus helemaal in lijn
met de bedoeling van de bosbouwvrijstelling en het beleid van de
staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij om het
bosareaal te vergroten.
4. Ik neem aan dat wordt gedoeld op de heffing van omzetbelasting over
subsidies. In dat kader heeft het Europese Hof van Justitie geoordeeld
dat bepaalde overheidssubsidies ook als deze van de EU afkomstig zijn
onbelast zijn. Voor een concrete uitwerking van deze problematiek
verwijs ik onder andere naar mijn besluit van 20 april 2001, CPP
2001/1005.
Woordvoerder: drs. P.A.W. Lamers