persbericht
Nummer:
115
Directie:
voorlichting
28-08-2001
Status:
informatie
Een verkenning naar onderwijs en onderzoek in 2010:
Grenzeloos leren
Blijft de voorschoolse opvang een welzijnsvoorziening of wordt het een
voorklas van de basisschool? Geven we studenten leerrechten of wordt
de bekostiging van het hoger onderwijs afhankelijk van prestaties?
Blijft het ministerie van OCenW het ministerie van de gesubsidieerde
onderwijs- en onderzoeksinstellingen of wordt het een ministerie van
leren en kennis? Dit is een greep uit de mogelijkheden uit de
verkenning naar onderwijs en onderzoek in 2010 die minister Hermans en
staatssecretaris Adelmund vandaag hebben gepresenteerd. Om de
kwaliteit, variëteit en toegankelijkheid te waarborgen en versterken
is het nodig dat de koers van innoveren en investeren wordt
voortgezet. Het snel opsporen van risicokinderen, een eigen nieuwe weg
voor het beroepsonderwijs en meer maatwerk en flexibiliteit in het
hoger onderwijs zijn enkele van de maatregelen die daarvoor nodig
zijn.
Vorig jaar startte het kabinet verkenningen naar beleidsopties voor de
langere termijn. In 'Grenzeloos leren' , de verkenning naar onderwijs
en onderzoek, presenteren minister Hermans en staatssecretaris
Adelmund opties en alternatieven. Het kabinet hoopt hiermee het
maatschappelijk debat te stimuleren, waardoor een volgend kabinet op
deze onderdelen politieke keuzes kan maken. Daarnaast stellen zij
maatregelen voor die hoe dan ook wenselijk zijn om onderwijs en
onderzoek bij de tijd te houden.
Voorschoolse educatie
Kinderen met leerachterstanden hebben aantoonbaar baat bij
voorschoolse educatie. Dit verbetert de startpositie in het
basisonderwijs en verhoogt de kansen in de rest van de schoolloopbaan.
Dit vraagt om een aanpak waardoor achterstanden sneller worden
opgespoord en onderkend. Daarnaast zijn er drie opties voor een betere
inrichting en organisatie van de voorschoolse opvang:
· In de bestaande verhouding met VWS en de gemeenten werken aan onder
andere de kwaliteit en uitbreiding van voorschoolse programma's en
betere aansluiting met het basisonderwijs.
· De voorschoolse educatie en de verantwoordelijkheid voor
peuterspeelzalen onderbrengen bij het basisonderwijs.
· De voorzieningen voor onderwijs, zorg en opvang voor alle kinderen
tot zes jaar volledig integreren en onderbrengen bij één departement
voor onderwijs en jeugd.
Funderend onderwijs
Voor het verder verbeteren van kwaliteit en maatwerk in het onderwijs
wordt gewerkt aan meer ruimte en autonomie voor scholen. Om scholen
daartoe in staat te stellen blijven extra investeringen in personeel
noodzakelijk. Daarnaast moet de huidige inhaalslag worden voortgezet,
zodat alle scholen goede middelen en gebouwen hebben. Het verminderen
van de verplichte lesstof laat scholen meer ruimte voor het
ontwikkelen van een eigen profiel. Vraag is hoe groot die vrijheid
moet zijn. In het uiterste geval zou de overheid zich bijvoorbeeld
kunnen beperken tot het voorschrijven van minimale eisen op het gebied
van taal en rekenen.
Extra zorg voor leerlingen en het bestrijden van
onderwijsachterstanden is nu versnipperd. De bewindslieden schetsen
twee opties om dit te veranderen:
· Al het geld wordt rechtstreeks aan de scholen uitgekeerd, die zelf
verantwoordelijk zijn voor de resultaten en de wijze waarop zij dit
inzetten.
· Al het geld gaat naar de gemeenten die hiermee een volwaardig
geïntegreerd jeugdbeleid kunnen gaan voeren.
Een herbezinning op de huidige dubbelrol van de gemeente (bestuurder
openbare scholen en regisseur van het plaatselijke onderwijs) is
nodig. Landelijk vergelijkbare toetsen die kennis en vaardigheden
meten moeten betrouwbare en vergelijkbare informatie leveren over
scholen en schoolresultaten.
Beroepsonderwijs en hoger onderwijs
Knelpunten op de arbeidsmarkt vragen om een extra impuls voor het
beroepsonderwijs. Het beroepsonderwijs moet net zo'n 'koninklijke'
route worden als de algemeen vormende route. Een eigen didactische en
pedagogische benadering voor het vmbo en het mbo is nodig. De
betrokkenheid van het bedrijfsleven bij het beroepsonderwijs moet
permanent worden. Dit moet leiden tot meer en betere combinaties van
leren en werken en minder uitval van deelnemers.
Ook in het hoger onderwijs moet meer maatwerk en flexibiliteit worden
gestimuleerd, onder meer door combinaties van leren en werken mogelijk
te maken en te variëren in cursuslengte en cursusniveau. Verder is het
noodzakelijk om knelpunten op het gebied van personeel en ICT aan te
pakken en kan de studiefinanciering verder worden
geïnternationaliseerd.
Voor de bekostiging van het mbo en hoger onderwijs worden twee
uiterste opties gegeven:
· Vraagfinanciering door het geld in de vorm van leerrechten aan de
deelnemers/studenten te geven. Zij mogen dit naar eigen voorkeur
besteden bij geaccrediteerde opleidingen. Erkende particuliere
opleidingen kunnen zo ook voor overheidsfinanciering in aanmerking
komen.
· De bekostiging wordt (meer) afhankelijk van de prestaties van de
instellingen. Via aanvullende maatregelen kunnen instellingen meer
kwaliteit, variatie en maatwerk realiseren.
Leren op alle leeftijden
Leren is een belangrijk instrument om uitval in het arbeidsproces te
voorkomen. Een (internationaal) transparantere markt voor nascholing
is noodzakelijk. Te overwegen valt om elke Nederlander een
hoeveelheid leerrechten te geven die zij op elk moment kunnen
gebruiken.
Er zijn twee opties om het 'leren op alle leeftijden' verder te
stimuleren:
· De overheid faciliteert de markt door middel van een heldere
internationale kwalificatiestructuur en stimulerende maatregelen.
· De overheid stelt zich actief op en neemt zelf verantwoordelijkheid.
Er kan bijvoorbeeld een 'leven lange leerplicht' worden
geïntroduceerd, waarbij werknemers recht hebben op scholingsverlof en
tegemoetkoming in loonderving.
Onderzoek
Duidelijk moet worden welke budgetten volgens welke criteria aan welk
onderzoek worden toegekend, en welke resultaten dat oplevert. Goed
onderzoek vraagt om meer stimulansen voor talentvolle jonge
onderzoekers, een goede aansluiting tussen (top)masteropleidingen en
(top)onderzoekscholen en (meer) investeringen in onderzoekssterreinen
waarin Nederland internationaal sterk is. Ook is een betere
wisselwerking met de omgeving nodig.
Bij verdergaande maatregelen kan ook de bekostiging worden gewijzigd.
De volgende opties zijn denkbaar:
· Het geld wordt rechtstreeks toegekend aan onderzoekers, op grond van
talent en kwaliteit van onderzoek. De instellingen faciliteren de
onderzoekers en concurreren met elkaar om de beste mensen aan zich te
binden.
· Het geld gaat naar de instelling en wordt afhankelijk van haar
wetenschappelijke prestaties.
· De gebruikers, bedrijven en organisaties worden financieel
gestimuleerd zich meer te oriënteren op onderzoek en innovatie,
bijvoorbeeld door vouchers.
Vernieuwing en vrijheid van onderwijs
Vernieuwingen in het onderwijs, als gevolg van maatschappelijke
ontwikkelingen, hebben vaak geleid tot aanpassingen in wet- en
regelgeving. IJkpunt daarbij was steeds artikel 23 van de Grondwet,
waarin de vrijheid van onderwijs is verankerd. Het artikel als zodanig
staat niet ter discussie; vrijheid van onderwijs is een belangrijk
principe. Wel vragen allerlei actuele ontwikkelingen om een
hedendaagse invulling daarvan. Voorgesteld wordt de Onderwijsraad hier
een studie naar te laten verrichten.
Zie ook:
Verkenning onderwijs en onderzoek (pdf-formaat)
Verkenning onderwijs en onderzoek (Word-formaat)
omhoog laatst bijgewerkt 28-08-2001
Ministerie van OCenW
Europaweg 4
Postbus 25000
2700 LZ Zoetermeer
T: 079 323 23 23
F: 079 323 23 20
E: info@minocw.nl