Ministerie van Financien

Antwoorden op kamervragen over de maaltijdenproblematiek

Persbericht

No 01/233

Den Haag

29 augustus 2001

Antwoorden van de staatssecretaris van Financiën van het lid De Vries van de Tweede Kamer van de Staten Generaal over de maaltijdenproblematiek

Vragen


1.


Onderkent u bij het overleg waarvan u melding maakt in de antwoorden
1, en 4 van 14 juni 2001 op de vragen van ondergetekende van 1 mei¹, dat door iedere eenvoudiger wijze waarop de belastingheffing over maaltijden in bedrijfskantines zou plaatsvinden, de discriminatie verder wordt vergroot van werknemers aan wie geen bedrijfskantinefaciliteiten ter beschikking staan ten opzichte van werknemers voor wie dat wel het geval is?


2.


Kunt u gemotiveerd weerspreken dat het gelijkstellen van maaltijdvouchers verstrekt aan werknemers aan wie geen bedrijfskantinefaciliteiten ter beschikking staan met maaltijden verstrekt in bedrijfskantines een oplossing zou zijn voor de in vraag
1 bedoelde discriminatie, indien zowel voor de waardebepaling als de fiscale verwerking in beide gevallen precies dezelfde regels zouden gelden?


3.

Bent u bereid een ambtelijke werkgroep in te stellen dan wel de taakopdracht van de werkgroep die zich buigt over de problematiek van de bedrijfskantines aan te passen in die zin, dat die werkgroep (mede) als taak krijgt de regelgeving en voorwaarden voor de fiscale behandeling van verstrekte maaltijdvouchers en maaltijden verstrekt in bedrijfskantines, op elkaar te laten aansluiten en bent u bereid die werkgroep te laten bijstaan door externe deskundigen?


4.

Onderkent u dat door de verstrekking van maaltijdvouchers aan werknemers aan wie geen bedrijfskantinefaciliteiten ter beschikking staan, de Belastingdienst een uitstekende controlemogelijkheid krijgt op de loonverstrekking in de vorm van verstrekte maaltijden die minder dan bijkomstig zakelijk zijn of vergoedingen in geld daarvoor?


5.

Bent u ervan op de hoogte dat door de verstrekking van maaltijdvouchers aan werknemers aan wie geen
bedrijfskantinefaciliteiten ter beschikking staan, zowel de Belastingdienst als inhoudingsplichtigen de mogelijkheid verkrijgen om op administratief zeer eenvoudige wijze de fiscale aspecten te verwerken van verstrekte minder dan bijkomstig zakelijke maaltijden of vergoedingen in geld daarvoor?


6.

Deelt u de mening dat door het gelijkstellen van maaltijdvouchers met maaltijden verstrekt in een bedrijfskantine het voor inhoudingsplichtigen minder aantrekkelijk wordt om maaltijden met een minder dan bijkomstig zakelijk karakter in geld te vergoeden met als gevolg dat «fiscaal sjoemelen» met maaltijdvergoedingen in geld zal worden ontmoedigd?

Antwoorden


1.


Nee. Het verstrekken van een maaltijd in een bedrijfskantine is iets anders dan het verstrekken van een voucher voor een maaltijd in vrij toegankelijke restaurants. Dit zijn ook fiscaal geen gelijke gevallen die volstrekt gelijk behandeld moeten worden.

Overigens is de waardering van kantinemaaltijden geen begunstigend beleid. De regeling is ingegeven door de wens om met een minimum aan administratieve lasten voor de werkgevers, belasting te heffen op een wijze die recht doet aan de wettelijke uitgangspunten.

In de voorgenomen vereenvoudigde kantineregeling wordt, zoals de wet dat voorschrijft, uitgegaan van de waarde in het economische verkeer. Daarbij worden de specifieke omstandigheden van een bedrijfskantine in aanmerking genomen. Uiteraard is de waarde enigszins globaal benaderd. Dit is eigen aan een forfaitaire regeling.

Voor maaltijdvouchers die besteedbaar zijn in restaurants die voor het publiek toegankelijk zijn, is een bijzondere waarderingsregeling nodig noch wenselijk. De waarde in het economische verkeer van de vouchers is gelijk aan de geldswaarde. Waarderingsproblemen doen zich niet voor.


2.


Het gelijkstellen van maaltijdvouchers met maaltijden in bedrijfskantines zou een gelijke behandeling van ongelijke gevallen bewerkstelligen, waarvoor geen objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat. Deze gelijkstelling zou geen discriminatie opheffen, maar teweegbrengen. Als een maaltijdvoucher voor een niet-zakelijke maaltijd voor een lager bedrag dan de werkelijke waarde tot het loon zou worden gerekend, dan valt immers niet in te zien waarom een vergoeding in geld voor een zelfde maaltijd niet ook tot een lager bedrag in aanmerking zou kunnen worden genomen.


3.

Deze vraag behoeft, gelet op het voorgaande, geen beantwoording.


4, 5 en 6.

Vergoedingen voor niet-zakelijke maaltijden in geld of in de vorm van maaltijdvouchers worden voor het werkelijke bedrag als loon aangemerkt en aldus belast. Een afzonderlijke registratie is daarvoor niet nodig.

Een systeem van maaltijdvouchers kan zeker een bijdrage leveren aan een betere controleerbaarheid van bepaalde uitgaven. Een dergelijk systeem kan bovendien de bewijslast van een werkgever verlichten. Afhankelijk van de waarborgen die het systeem bevat, kan het immers op voorhand aannemelijk zijn dat het bedrag waarvoor de vouchers zijn aangeschaft betrekking heeft op maaltijden.

Bij het fiscaal sjoemelen met maaltijdvergoedingen gaat het echter meestal om het onderscheid tussen zakelijke en niet-zakelijke maaltijden: de privé-maaltijd wordt gepresenteerd als zakelijk. Daartegen biedt ook de maaltijdvoucher geen oplossing. Ook overigens zie ik geen reden om een belemmering op te werpen tegen het vergoeden van maaltijden in geld en om de maaltijdvoucher via de fiscale weg te propageren, nog afgezien van de reacties die dit zou oproepen bij horecabedrijven die niet met zulke vouchers werken.

Woordvoerder: drs. P.A.W. Lamers