CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

Conjunctuurbericht
PB01-192
30 augustus 2001
10.30 uur Augustus 2001

Algemeen: beeld niet verder verslechterd Het conjunctuurbeeld in augustus laat ten opzichte van de voorgaande maand geen verdere verslechtering zien. In de eerste maanden van dit jaar waren de conjuncturele ontwikkelingen ongunstig door teruglopende groeicijfers, een sterk oplopende inflatie en een dalend vertrouwen. De in augustus verschenen maandcijfers, die voornamelijk op juni betrekking hebben, laten geen verdere verslechtering zien. Hier en daar is zelfs een kleine verbetering zichtbaar. De meest recente groeicijfers van de consumptie, buitenlandse handel en industriële productie zijn hoger dan een maand eerder en de afzetprijzen zijn minder hard gestegen. Het consumentenvertrouwen blijft de laatste maanden vrijwel stabiel en het producentenvertrouwen toont in juli voor het eerst sinds lange tijd een lichte verbetering. Voor de nabije toekomst is vooral dit positievere producentenvertrouwen in de industrie van belang, omdat dat onder andere gebaseerd is op een positiever oordeel over de orderontvangst. De inflatie vertoonde in juni voor het eerst dit jaar een duidelijke daling, overigens in juli gevolgd door een lichte stijging. Vanaf maart dit jaar laten de cijfers over de werkloosheid echter weinig verandering meer zien. Voor de komende tijd heeft een aantal bedrijven massa-ontslagen aangekondigd.

Economische groei: ook in tweede kwartaal laag De economische groei is in het tweede kwartaal opnieuw laag uitgekomen (+1,5%). De directe effecten van de MKZ-crisis hebben de CBS-Persdienst economische groei in het tweede kwartaal met 0,3%-punt geremd. De Postbus 4000 investeringen komen in dit kwartaal 2,5% lager uit dan vorig jaar. De 2270 JM Voorburg volumegroei van de uitvoer loopt voor het derde opeenvolgende tel. (070) 337 58 16
fax (070) 337 59 71 kwartaal terug. De toename van de consumptieve bestedingen is E-mail: opnieuw laag in vergelijking met de afgelopen jaren, maar is niet lager persdienst@cbs.nl dan in het voorgaande kwartaal. Aan de productiekant van de economie valt de groei van de toegevoegde waarde vooral terug bij de commerciële dienstverleners, waartoe onder andere Het CBS telecommunicatiebedrijven, banken, verzekeraars en de zakelijke is een dienst van
het Ministerie van dienstverleners horen. De afgelopen jaren werden juist in deze Economische Zaken

CBS Persbericht PB01-192 pagina 1 van 6




bedrijfstak hoge groeicijfers genoteerd. Omdat in deze bedrijfstak bijna de helft van het BBP tot stand komt, werkt dit sterk door in de groeicijfers voor de economie als geheel. In de landbouw en de bouwnijverheid krimpt de productie opnieuw. De industriële en energieproducenten kennen een lage groei. De niet-commerciële dienstverlening is de enige bedrijfstak waarvan de groeicijfers vrijwel gelijk zijn aan die van de afgelopen jaren.

Producentenvertrouwen: in juli minder negatief
Het vertrouwen van de industriële ondernemers is in juli iets verbeterd ten opzichte van juni. De stemmingsindicator van de Nederlandse industrie komt in juli uit op ­1,4 tegen ­2,3 een maand eerder. Deze lichte verbetering volgt op negen opeenvolgende dalingen van het producentenvertrouwen. De toename van het vertrouwen is onder andere toe te schrijven aan de verwachting van de ondernemers dat de productie in de periode augustus-oktober iets zal gaan toenemen. Aan de verbeterde stemming draagt ook het oordeel van de ondernemers over hun orderpositie en voorraden gereed product bij. De Nederlandse industriële ondernemers hebben in juli weliswaar minder orders binnengehaald, maar een lagere orderontvangst is gebruikelijk in deze tijd van het jaar. De voorraden gereed product van de Nederlandse industrie nemen opnieuw iets af. Nieuwe orders leiden dus meer dan voorgaande maand tot extra productie.

Landbouw: schade MKZ-crisis
De economische groei in het tweede kwartaal is geremd door de gevolgen van de MKZ-crisis. Deze veeziekte brak op 21 maart van dit jaar in Nederland uit. Op 26 juni zijn de laatste maatregelen opgeheven. Bij 26 boerderijen in de provincies Gelderland en Friesland was de besmettelijke ziekte vastgesteld. Aan de productiekant van de economie heeft de epidemie vooral gevolgen voor de landbouw en slachterijen. Deze directe effecten zijn geraamd op ongeveer 0,3%-punt van de economische groei. De schade voor de landbouw komt hiermee neer op ongeveer 0,5 miljard gulden voor het tweede kwartaal. De crisis heeft geen invloed van betekenis gehad op de uitkomsten van de economische groei van het eerste kwartaal. In andere landen van de Europese Unie als België, Frankrijk en met name Groot-Brittannië zijn al in een veel eerder stadium vervoersverboden ingesteld. Dit heeft in Nederland wel enige invloed op het exportvolume van runderen en varkens in het eerste kwartaal. Voor de tweede helft van dit jaar kan de groei van het BBP nog te lijden hebben van vervolgschade die ontstaat door het productieverlies als gevolg van leegstand in de stallen van een aantal veehouderijbedrijven. Tijdens de MKZ-crisis zijn ongeveer 265 duizend dieren vernietigd. De schade voor het ruimen van vee wordt in het systeem van Nationale rekeningen geboekt als een verlies in het productievolume bij de veehouderij en komt zodoende tot uitdrukking in de groeicijfers op basis van een waardering in marktprijzen, de maatstaf voor de economische groei. Dit productieverlies is geraamd op ruim 180 miljoen gulden. Dit is ongeveer 36% van de totale geraamde schade

CBS Persbericht PB01-192 pagina 2 van 6




voor de landbouw in het tweede kwartaal. De veehouders zijn hiervoor echter volledig uit het Diergezondheidsfonds gecompenseerd, uitgezonderd de veehouders die door de `strafkortingen' geld mislopen. De inkomens in de landbouw zijn dus amper beïnvloed door de veestapelverliezen. Het productieverlies door eventuele vervolgschade komt echter wel tot uiting in het inkomen van boeren. Naast de landbouw en slachterijen is de productie van onder andere de veevoederindustrie, de transportbedrijven en de destructiebedrijven door de MKZ-crisis beïnvloed. Dergelijke indirecte effecten zijn moeilijk te kwantificeren.

Consumptie: groei in eerste helft 2001 sterk verminderd Na een aantal jaren met tamelijk uitbundige stijgingen is de consumptiegroei in de eerste helft van 2001 sterk verminderd. Het volume van de binnenlandse individuele consumptie in juni is 2,7% groter dan in juni vorig jaar. In het tweede kwartaal is er weer sprake van een lichte volumegroei bij de bestedingen aan duurzame goederen (0,8%). In het eerste kwartaal waren de bestedingen aan duurzame goederen nog lager dan in de vergelijkbare periode een jaar eerder. Dit was na 1995 niet meer het geval geweest. De volumestijging van de bestedingen aan duurzame goederen in juni bedraagt 4,3%. Meest in trek in deze maand zijn kleding en textiel, en lederwaren en schoeisel. Aan de scherpe dalingen van de bestedingen aan vervoermiddelen in eerdere maanden lijkt een einde gekomen. Ook in juni is weliswaar nog sprake van lagere bestedingen dan in juni vorig jaar, maar de daling beperkt zich tot slechts 1,2%. In het eerste kwartaal van dit jaar was het volume maar liefst twintig procent kleiner dan het nog hoge niveau in dezelfde periode van 2000, hetgeen de consumptiegroei sterk remde. Aan diensten werd in juni 2,4% meer geconsumeerd. Het groeitempo van de bestedingen aan diensten loopt in de eerste helft van 2001 geleidelijk verder terug. Per saldo komt de consumptiegroei in het tweede kwartaal (1,7%) een fractie hoger uit dan die in het eerste kwartaal (1,5%).

Consumentenvertrouwen: in augustus vrijwel stabiel De index van het consumentenvertrouwen is in augustus met een waarde van -5,4 vrijwel gelijk aan die van juli. De vertrouwensindex ligt nu drie achtereenvolgende maanden iets onder de nul. Dat betekent dat er iets meer pessimisten dan optimisten zijn. Het oordeel van de consument over de economie in het algemeen is van -28,2 in juli verder verslechterd naar -35,3 in augustus. Dit is één van de twee onderdelen waarmee het consumentenvertrouwen gemeten wordt. Bijna de helft van de ondervraagden verwacht een voortgaande verslechtering van de economie. Eén van de achtergronden is dat steeds meer consumenten een stijging van de werkloosheid voorzien. In augustus verwacht meer dan veertig procent van de ondervraagden een stijgend aantal werklozen, tegen twintig procent in juli. Tien procent rekent op een daling, tegen twintig procent in juli. In 2000 verwachtte slechts tien procent van de consumenten een toename van de werkloosheid. De koopbereidheid, de andere component van het
CBS Persbericht PB01-192 pagina 3 van 6




consumentenvertrouwen, is in augustus echter onaangetast en is met een waarde van 14,6 even groot als in juli. De koopbereidheid ligt wel al het hele jaar op een lager niveau dan in 2000. Dit onderdeel van het consumentenvertrouwen wordt gebaseerd op de mening van huishoudens over hun eigen financiën en over het doen van grote uitgaven, zoals televisies, koelkasten en computers.

Consumentenprijzen: inflatie iets omhoog naar 4,6% In juli 2001 is de inflatie in Nederland opgelopen naar 4,6%. De inflatie was gestegen van 2,9% eind vorig jaar tot 4,9% in april en mei. In juni was het inflatiecijfer teruggelopen naar 4,5%, maar deze daling heeft niet doorgezet. De toename van de inflatie is toe te schrijven aan de hogere huurstijging, de sterke prijsstijging van aardappelen, hogere energietarieven en hogere prijzen voor zuivelproducten. De inflatie is ook licht aangetrokken doordat de prijzen van kleding en schoeisel dit jaar in juli minder sterk dalen dan in juli vorig jaar. Deze oorzaken hebben elk op zich een beperkt effect op de inflatie maar hebben tezamen voldoende invloed om het inflatiecijfer iets omhoog te brengen. De prijsontwikkeling van verse groenten en van autobrandstoffen zorgen deze maand voor enige vermindering van de inflatie, maar dit weegt niet op tegen de hiervoor genoemde stijgingen. In tegenstelling tot de weer oplopende inflatie in ons land, is het inflatiepercentage in de Eurozone in juli lager dan in juni. Het geharmoniseerde prijsindexcijfer, dat gebruikt wordt voor vergelijking binnen de Europese Unie, ligt voor Nederland in juli 5,2% hoger dan in dezelfde maand vorig jaar. In juni was dat 5,0%. Voor de Eurozone in zijn geheel komt de inflatie in juli uit op gemiddeld 2,8%, tegenover 3,0% in juni.

Arbeidsmarkt: 132 duizend werklozen
In de maanden mei-juli van dit jaar waren er gemiddeld 132 duizend geregistreerde werklozen. Door seizoeneffecten is de werkloosheid in deze periode van het jaar altijd lager. Na verwijdering van deze seizoeneffecten komt het werkloosheidscijfer uit op 146 duizend. Dat is drieduizend lager dan in april-juni. Omdat de cijfers gebaseerd zijn op een steekproefonderzoek hebben ze een onnauwkeurigheidsmarge. De ontwikkeling van de werkloosheid kan daarom het beste over een wat langere periode worden vastgesteld. Vergeleken met een jaar geleden is het aantal werklozen in mei-juli 39 duizend lager. Dat komt overeen met een daling van gemiddeld ruim drieduizend per maand. Vanaf maart 2001 laten de cijfers weinig verandering zien. Het is echter nog te vroeg om daaruit te concluderen dat aan de daling van de werkloosheid een einde is gekomen.

Focus: schoorstenen in de industrie roken minder hard Voor het volgen van de omslagen in de conjunctuur is de ontwikkeling van industrie belangrijker dan alleen op grond van het aandeel in het

CBS Persbericht PB01-192 pagina 4 van 6




bruto binnenlands product mag worden verondersteld. Het aandeel van de industrie in het bruto binnenlands product van ons land ligt nu op ongeveer 17% en met 1,1 miljoen banen in de industrie komt het aandeel in de totale werkgelegenheid uit op 14%. In de afgelopen decennia zijn deze aandelen geleidelijk afgenomen en heeft de economie van Nederland meer en meer het karakter van een diensteneconomie gekregen. De conjuncturele schommelingen zijn in de industrie echter sterker dan in andere bedrijfstakken. In de jaren negentig lag de kwartaalgroei van de economie tussen nul en vijf procent, terwijl de industriële productie in één kwartaal met negen procent toenam en in een ander kwartaal met drie procent kromp. Dit hangt onder andere samen met het feit dat de industrie veel gevoeliger is voor ontwikkelingen op de wereldmarkt.
Daling Nederlandse industriële productie
In de loop van dit jaar zijn de groeicijfers van de industriële productie fors afgenomen. De trendcijfers van de industrie, berekend als de jaarmutaties van het voortschrijdend twaalfsmaands gemiddelde van de productie-index, laten vanaf januari een onafgebroken daling zien. In het tweede kwartaal is het productievolume in de industrie zelfs 0,1% kleiner dan een jaar eerder. Het stijgingspercentage was al van 4,0% in het vierde kwartaal van vorig jaar teruggelopen naar 1,8% in het eerste kwartaal van 2001. In alle bedrijfsklassen binnen de industrie zijn de groeicijfers van het eerste halfjaar lager dan die in 2000. In de voedings- en genotmiddelenindustrie is het productievolume mede door de MKZ-crisis in de eerste helft van dit jaar 1,0% kleiner dan de eerste helft van vorig jaar. Ook in de papier- en grafische industrie is minder geproduceerd dan een jaar eerder. In de metaal is de achteruitgang in groei dit jaar nog het geringst.
Grootste klap bij duurzame consumptiegoederen
Bij de door de industrie vervaardigde producten zien we de grootste achteruitgang bij de duurzame consumptiegoederen. In de eerste helft van 2001 is hiervan amper meer geproduceerd dan in dezelfde periode vorig jaar. In 2000 lag de stijging van duurzame consumptiegoederen nog op 10%. Aan investeringsgoederen is in de eerste helft van dit jaar door de industrie wel iets meer geproduceerd. De productie van grond- en hulpstoffen (exclusief energieproducten) is in deze periode echter niet gegroeid. Wanneer de industriële bedrijvigheid aantrekt zal dit in het algemeen bij de vervaardiging van grond- en hulpstoffen het eerst merkbaar zijn. Ook mei en juni laten nog geen oplopende groeicijfers van deze producten zien. Wel tonen de juli-uitkomsten van de Conjunctuurtest in de industrie aan dat er meer orders voor consumptiegoederen en halffabrikaten zijn ontvangen. Industrie ook internationaal in dal
Ook in het buitenland is de industriële productie getroffen door een forse neergang, wat de exportmogelijkheden voor de industriële bedrijven in ons land beperkt. In de landen van de Eurozone kende de productie in de laatste maand van 2000 nog een eindspurt, maar vanaf januari zijn groeicijfers iedere maand lager. In mei is de groei in de industrie in het eurogebied tot stilstand gekomen. Deze ontwikkeling heeft zich, uitgezonderd de december-hik, ook bij de industrie van de

CBS Persbericht PB01-192 pagina 5 van 6




Verenigde Staten voorgedaan. Alleen vond daar de industriële neergang een paar maanden eerder plaats. Sinds maart 2001 is het productievolume steeds kleiner dan een jaar eerder en komt de daling in juni uit op bijna 4%. Net als bij ons heeft ook in de VS de productie van duurzame consumptiegoederen een behoorlijke klap gekregen. Na een stijging van 10% vorig jaar, is de groei van duurzame goederen in de eerste helft van dit jaar volledig weggevallen.