Ministerie van Financien

Antwoorden van de minister van Financiën aan het lid Witteveen-Hevinga van de Tweede Kamer van de Staten Generaal over de CVB-Bank

Persbericht

No 01-235

Den Haag

31 augustus 2001

Antwoorden van de minister van Financiën aan het lid Witteveen-Hevinga van de Tweede Kamer van de Staten Generaal over de CVB-Bank

Vragen


1


Bent u op de hoogte van de berichtgeving in de media¹ waarin gesproken wordt over een grote fraude met spaargeld door een voormalige bankmedewerker van de CVB-Bank?


2


Komen dergelijke praktijken vaker voor? Zo ja, hoe vaak naar uw inschatting?


3

Kwam gezien de aard van werkzaamheden van de bankmedewerker, aan de bank de verantwoordelijkheid toe, ook gezien de redenen van het ontslag van genoemde medewerker, om zeker te stellen dat deze medewerker, om zeker te stellen dat deze medewerker zich niet meer aan klanten van de CVB-Bank zou voordoen als medewerker van deze bank?


4

Is deze situatie geheel of gedeeltelijk te wijten aan het systeem van de ouderwetse spaarbankboekjes, waarmee genoemde bank nog werkt?


5

Is in deze situatie naar uw oordeel sprake van ontoereikend toezicht van DNB? Zo ja, betreft het dan onvolkomenheden in de regelgeving, of in de uitvoering van deze regelgeving? Bent u bereid deze onvolkomenheden te verhelpen? Zo ja, op welke wijze?


6

In welke mate voorziet het toezicht van DNB in het voorkomen van de situatie dat frauderende functionarissen na ontslag opnieuw bij een andere financiële instelling een functie kunnen vervullen? Hoe geschiedt de daadwerkelijke controle, ook in het licht van het gegeven dat aan een ontslag wegens fraude dan wel andere onrechtmatigheden, vaak geen ruchtbaarheid gegeven zal worden in verband met negatieve reputatie-effecten voor de bank? Is er sprake van een meldingsplicht aan DNB in het geval van ontslag van functionarissen wegens fraude of andere onrechtigmatigheden?


7

In welke mate voorziet het toezicht van DNB in het volgen van wegens fraude of andere onrechtmatigheden ontslagen functionarissen nadat zij ontslagen zijn? Is er sprake van een overzicht of registratie van weegens fraude of andere onrechtmatigheden ontslagen functionarissen, inclusief de bedrijven waar zij nu werkzaam zijn? Zo nee, waarom niet, en hoekan de DNB dan waarborgen dat zij niet opnieuw fraude of andere onrechtmatigheden zullen plegen binnen of buiten een financiële instelling?


8

Kunt u informatie verschaffen over de toepassing van de ingevoerde integriteitscode bij de banken, en over de rol die deze code speelt bij het toezicht op wegens fraude of andere onregelmatigheden ontslagen functionarissen? Welke effecten heeft de integriteitscode tot nu toe gehad? Geldt deze integriteitscode inmiddels ook voor vestigingen van Nederlandse banken in het buitenland?

Antwoorden


1.


Ja, het betreft echter geen voormalige bankmedewerker van de CVB Bank, maar een tussenpersoon die bemiddelde ten behoeve van de CVB Bank.


2.


Fraude met spaargelden door tussenpersonen van de CVB Bank komt slechts zeer incidenteel voor.


3.

Het betreft een tussenpersoon die bemiddelde ten behoeve van de CVB Bank. Deze samenwerking is in 1997 verbroken. De cliënten van de CVB Bank die hun diensten van de CVB Bank afnamen via de betreffende tussenpersoon, zijn hiervan destijds op de hoogte gesteld door middel van brieven. De betreffende persoon heeft zich desalniettemin nog voorgedaan als tussenpersoon voor de CVB Bank, hetgeen buiten de invloedssfeer van de bank lag.


4.

De CVB Bank heeft de ouderwetse spaarbankboekjes in 1994 uit de roulatie gehaald en vervangen door een girale spaarrekening. De klanten die beschikten over een spaarbankboekje zijn hierover destijds allemaal schriftelijk geïnformeerd. Jaarlijks ontvangen alle cliënten met spaarrekeningen een overzicht van het saldo van hun spaarrekening en een rente-opgave. De cliënten met wier spaarbankboekjes is gefraudeerd, hebben ondanks deze maatregelen van de CVB Bank nooit gereageerd richting CVB Bank over onregelmatigheden ten aanzien van het saldo van hun spaarrekening.


5.

Artikel 82 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 bepaalt onder meer dat het is verboden bedrijfsmatig te bemiddelen bij het aantrekken van opvorderbare gelden van het publiek en het ter beschikking verkrijgen van dergelijke gelden van het publiek, behoudens de mogelijkheid van een vrijstelling of ontheffing van deze bepaling.

Tussenpersonen die bemiddelen bij het aantrekken danwel het ter beschikking verkijgen van opvorderbare gelden van het publiek ten behoeve van geregistreerde kredietinstellingen zijn op grond van artikel 4 van de Ministeriële vrijstellingsregeling onder een aantal voorwaarden vrijgesteld van het verbod. De tussenpersonen van de CVB Bank voldoen aan de vereisten van artikel 4 van de Ministeriële vrijstellingsregeling:


- tussen de CVB Bank en de tussenpersoon is een overeenkomst opgemaakt naar Nederlands recht;


- de tussenpersoon dient een zodanige administratie te houden, dat daaruit blijkt dat de gelden op naam van de CVB Bank zijn ontvangen;


- de tussenpersoon dient bij de bemiddelingsactiviteiten aan te geven te bemiddelen voor de CVB Bank.

In een Circulaire van 21 december 1999 is door DNB aan de onder toezicht staande instellingen verzocht een bij die circulaire gevoegde vragenlijst te beantwoorden met betrekking tot het gebruik maken van diensten van tussenpersonen. De CVB Bank heeft deze circulaire adequaat beantwoord. DNB zag hierin geen aanleiding tot nader onderzoek. In eerder antwoord op kamervragen is aangegeven dat het huidige regelgevend kader op bepaalde punten verbetering behoeft. Ten behoeve van deze verbetering is aan de hand van de consultatienota Bemiddeling in financiële diensten in juni van dit jaar gestart met een brede consultatie van betrokken partijen. Deze nota is aan de Tweede Kamer gezonden. Na afronding van de consultatie, naar verwachting dit najaar, zal de Tweede Kamer over de uitkomsten worden geïnformeerd.


6 en 7

Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat het in dit geval niet om een medewerker van de CVB Bank gaat maar om een tussenpersoon waarmee de relatie in 1997 is verbroken.

In het huidige toezicht van de Bank wordt onder andere gelet op de interne beheersingsmaatregelen van de instelling met het oog op een integere bedrijfsvoering. Beoordeeld worden de aanname- en exitprocedures van (tijdelijk) personeel en de door de instellingen getroffen maatregelen die moeten voorkomen dat fraudeurs van andere instellingen worden aangenomen. Daarnaast wordt ingegaan op de vraag of bij beslissingen omtrent benoemingen naar hogere functies integriteitsaspecten in aanmerking worden genomen en wordt ingegaan op de procedures bij (tijdelijke) vervanging van kritische functies. In het wetsvoorstel Actualisering en harmonisatie financiële toezichtswetten zal integriteit in de wet worden geëxpliciteerd als onderwerp van toezicht.

In het kader van de Raad van Financiële Toezichthouders (RFT) wordt thans gewerkt aan een modelregeling Integere bedrijfsvoering op het gebied van incidenten en integriteitsgevoelige functies. Deze concept-modelregeling schrijft de onder toezicht staande instellingen een interne organisatie voor die zodanig is ingericht dat incidenten die inbreuk kunnen maken of hebben gemaakt op de integriteit van de instelling worden geconstateerd en vastgelegd. Dergelijke incidenten moeten aanleiding zijn tot het nemen van corrigerende maatregelen. Deze administratieve vastlegging is een instrument ten behoeve van de instelling zelf. De concept-modelregeling schrijft een uitgebreide check voor bij het in dienst nemen van een medewerker in een integriteitsgevoelige functie. Zo dient informatie te worden opgevraagd bij de vorige werkgever. De modelregeling kan aldus voorkomen dat een frauderende ex-medewerker opnieuw bij een andere onder toezicht staande instelling aan de slag komt. Tevens schrijft de concept-modelregeling voor dat de instelling in het geval van specifieke incidenten eigener beweging en onverwijld de toezichthouder dient te informeren.

In de huidige praktijk kunnen personen die een bedreiging vormen of hebben gevormd voor de integriteit van het financiële stelsel (waaronder wegens fraude ontslagen medewerkers) in een interbancair frauderegister (Externe verwijzingsapplicatie (EVA)) worden opgenomen. De Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) beveelt haar leden aan bij de sollicitatieprocedure het EVA-systeem te raadplegen. De sollicitant dient hiervoor wel toestemming te geven.

8.

De leden van de NVB hebben op 20 mei 1998 ingestemd met de NVB-Integriteitscode. In artikel 1 van de code is de verplichting neergelegd dat de leden die het bancaire bedrijf in Nederland uitoefenen zich vergewissen van de integriteit van nieuwe medewerkers. De integriteitscode geldt dus niet voor vestigingen van Nederlandse banken in het buitenland.

De NVB heeft een standaard integriteitsverklaring opgesteld waarmee door de vorige werkgever op objectieve wijze een integriteitsverklaring kan worden afgegeven. De standaard integriteitsverklaring kan als sluitstuk van de sollicitatieprocedure dienen, waarbij het nieuwe dienstverband in beginsel aangegaan kan worden onder voorwaarde dat er een positieve integriteitsverklaring verkregen wordt.

Het is de NVB niet bekend in hoeveel gevallen er geen positieve integriteitsverklaring kon worden afgegeven.

Woordvoerder: S.A.E. Schrover