Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Toespraak minister De Vries bij de opening van het politieonderwijsjaar 2001/2002
Een toespraak bij het onderwerp Politie
3 september 2001

Dames en heren,
We zitten aardig vol. Ik doel hiermee niet op deze bijeenkomst, maar op de gebouwen waarin de politieopleidingen huizen. Anno 2001 telt het politieonderwijs meer dan 3500 aspiranten. Dat is bijna drie keer zoveel als drie jaar geleden, toen er nog zon 1200 aspiranten waren.
Dat betekent dat de aantrekkingskracht van het politievak weer snel terrein aan het winnen is.
In ieder geval kiest een toenemend aantal studenten er voor het politievak in te gaan. De redenen dat men voor het politievak kiest, zijn waarschijnlijk zeer uiteenlopend: vanwege de actie, de spanning, of juist de dienstverlening. Het contact met de mensen. Men ambieert een managementfunctie binnen de politieorganisatie. Of is geboeid geraakt door het fenomeen cybercriminaliteit. Wellicht is een enkele twijfelaar nog over de streep getrokken door de afspraken die zijn gemaakt over het verbeteren van de secundaire arbeidsvoorwaarden, zoals kinderopvang en de gefaseerde invoering van de dertiende maand.
Gelet op de diversiteit aan functies binnen een moderne politieorganisatie heb ik er alle vertrouwen in dat aspiranten van de oude en de nieuwe lichting binnen de organisatie een passende werkplek kunnen vinden.
Welke functie mensen ook gaan uitoefenen binnen de politieorganisatie, het is van het grootste belang dat zij goed worden voorbereid op het werk dat ze gaan doen. Soms zelfs van levensbelang; in die situaties dat er geen tijd en ruimte is voor twijfel en onzekerheid. Dan moeten politiemensen voor de volle honderd procent kunnen vertrouwen op hun kennis en vaardigheden. Nu gaat er op dit gebied nogal wat veranderen. Want in dit onderwijsjaar 2001/2002 - om precies te zijn: vanaf januari 2002 - gaat het nieuwe politieonderwijs van start. Een onderwijssysteem dat studenten beter zal voorbereiden op de praktijk. Het LSOP en de korpsen hebben met de realisatie van het nieuwe onderwijssysteem een enorme prestatie geleverd. Want de vraag waar de agent anno 2001, en in ieder geval 2002, aan moet voldoen, is niet een-twee-drie beantwoord. Met de kernopgaven, ook bekend als de competentiegerichte eindtermen, geven we precies aan welke kwaliteiten de politieorganisatie van de toekomstige medewerker vraagt.
Wat gaat er zoal veranderen met het nieuwe politieonderwijs? De nieuwe opleidingsvorm vergemakkelijkt de zij-instroom vanuit andere sectoren. De achtergrond van aspiranten wordt dus gevarieerder. Mensen die elders een relevante opleiding hebben gevolgd, kunnen vrijstelling krijgen op onderdelen van het politieonderwijs.
Overigens geldt dit straks ook omgekeerd, namelijk voor politiemensen die elders een opleiding willen volgen. Bovendien wordt het mogelijk op vijf niveaus in te stromen, waar dat in het oude onderwijs slechts op drie niveaus mogelijk was. Ten tweede zullen aspiranten wat vaker buiten de muren van het opleidingsgebouw komen. Het nieuwe politieonderwijs staat in het teken van het werkend-leren. De helft van de opleiding, de kennismaking met de praktijk, volgen studenten bij de korpsen zelf. De opleiding wordt hiermee een gezamenlijke zaak van het LSOP en de korpsen.
Het nieuwe onderwijs raakt dus steviger verknoopt met het echte politiewerk, en met de politieorganisatie. Daarmee krijgt ook de Inspectie voor de politie er een nieuwe taak bij. Zij zal toezicht houden op de kwaliteit van het onderwijs en de examens. De inspectie gaat ons daarmee helpen de kwaliteit te waarborgen die wij met het nieuwe onderwijs voor ogen hebben.
Dames en heren,
Het werk van de politie is er niet eenvoudiger op geworden. Gelukkig blijkt uit de laatste Politiemonitor Bevolking dat de politie op het gebied van de veiligheid op belangrijke terreinen winst heeft geboekt:


* de stijging van de geweldscriminaliteit is een halt toegeroepen;
* aanzienlijk minder mensen zijn slachtoffer geworden van vermogensdelicten, zoals woninginbraken.

Er zijn meer goede berichten te melden op het gebied van de veiligheid. De veiligheidsbeleving van burgers is toegenomen. Burgers zeggen minder vaak te worden geconfronteerd met vernieling en diefstal, verkeersoverlast en vormen van dreiging als gevolg van drugsoverlast en geweldscriminaliteit.

Ik zie de stabilisering van de criminaliteit als een positief signaal. Verschillen in vormen van criminaliteit en regionale verschillen daargelaten.
Maar wat we willen is een kentering.
Dat wordt de uitdaging voor de komende tijd: om de stijgende lijn, die in de afgelopen twee jaren tot stilstand is gebracht, om te buigen in een dalende lijn. Bovendien moeten wij in staat zijn toekomstige bedreigingen op veiligheidsgebied het hoofd te bieden.

Daarvoor hebben we goed opgeleide politiemensen nodig. Dat is immers een randvoorwaarde voor een kwalitatief goede politieorganisatie. Daarvoor hebben we ook voldoende politiemensen nodig.

Op dit gebied heb ik goed nieuws. Zoals u weet lag er voor deze kabinetsperiode de afspraak om de politiesterkte met 3400 fte uit te breiden.
Dit voorjaar kon ik melden, op basis van cijfers van eind 2000, dat de feitelijke sterkte van de Nederlandse politie zich positief ontwikkelt.

Vandaag mag ik spreken van een succes. De regionale politiekorpsen hebben per 1 juli 2001 gezamenlijk een menskracht in huis van 43.755 fte. De kabinetsdoelstelling voor medio 2002 is daarmee nu al behaald.

Dames en heren,

We lopen dus een jaar voor. De politie heeft er in de eerste 6 maanden van dit jaar ongeveer 1000 man (fte) bij gekregen. Dat is een enorme groei. De grote inspanningen die zijn gepleegd om een van de belangrijkste kabinetsdoelstellingen te realiseren zijn niet voor niets geweest.

In veiligheid wordt door het kabinet veel geïnvesteerd. Tussen 1995 en 1998 ging het om een reële toename van de rijksuitgaven voor veiligheid van 5,75%; Onder het huidige kabinet gaat het om een reële toename van de uitgaven voor veiligheid met gemiddeld 7%. Daarmee is veiligheid terecht één van de topprioriteiten geworden.

Bij de laatste politie-CAO is al voorzien in de mogelijkheid van werktijdverlenging. Als 80% van de politie hiervan gebruik maakt, en de aanwijzingen dat dat gebeurt zijn reëel, levert dat een extra politiecapaciteit op van 2000 fte. Dat is dus van enorme betekenis.

Meer geld en menskracht is slechts een deel van de oplossing. We moeten ook kijken naar de kwaliteit van de politie, van het politiewerk en de organisatie.
De verbetering van de kwaliteit van de politie zal een belangrijke doelstelling worden van het nieuwe Beleidsplan Nederlandse Politie, BNP 2. Het duurt nog even voor dit Beleidsplan gereed is, dat is pas de volgende kabinetsperiode, maar we zijn nu al druk bezig met de voorbereidingen.

Hierbij komen belangrijke vragen aan de orde. Zoals de vraag wie bepaalde taken ten behoeve van de kwaliteitsverbetering het beste op zich kan nemen, en wat dat betekent voor de verhoudingen binnen het politieveld, voor de verhouding centraal-decentraal. We hebben een prachtig decentraal bestel. Dat moeten we zo houden. Maar anderzijds moet dit decentrale bestel ook een antwoord hebben op voor alle korpsen noodzakelijke kwaliteitsverbeteringen.

Deze vraag komt onder meer aan de orde bij de gezamenlijke aanpak van automatisering bij de korpsen. Kortgeleden zijn voor dat doel twee coöperatieve verenigingen opgericht. Dat is wel coöperatief, maar ook een beetje vreemd.
Maar men kan ook denken aan de bestrijding van zware, vaak internationale criminaliteit, waarbij slagvaardig optreden gegarandeerd moet zijn.

Een andere belangrijke vraag betreft de taken van de politie. Het is bekend dat de politie meer werk op zijn bord krijgt omdat andere sectoren hun handen van cliënten aftrekken. We kunnen dit niet oplossen met uitsluitend uitbreiding van de politie; ook andere sectoren moeten hun verantwoordelijkheid nemen. Zoals de zorgsector, die beschikbaar moet zijn om de psychiatrische patiënt van de politie over te nemen.

Los van deze vragen hoeven we het nieuwe Beleidsplan Nederlandse Politie niet af te wachten om samen aan kwaliteitsverbetering te werken. Dat is een permanente noodzaak voor de hele collectieve sector.

Bij de kabinetsformatie in 1998 is al gesproken over de mogelijkheid financiële prikkels in te bouwen om de politie doelmatiger en effectiever te laten functioneren.
Eind vorig jaar heb ik het Korpsbeheerdersberaad om advies gevraagd hoe we deze afspraak het beste gestalte kunnen geven. Het deed mij goed van de Korpsbeheerders te vernemen dat er een draagvlak bestaat voor de invoering van een bescheiden prestatiebekostiging.

Een belangrijk punt in het advies van de Korpsbeheerders is dat het grootste deel, namelijk 75% van het geld voor de prestatiebekostiging, ten doel heeft de eigen prestaties van een korps ten opzichte van voorafgaande jaren te verbeteren. Het gaat daarbij dus om een interne kwaliteitsverbetering.
De overige 25% zou dan besteed kunnen worden voor verbetering van prestaties ten opzichte van andere, vergelijkbare, korpsen. Benchmarking dus.
Het komt mij voor dat via deze benadering voorkomen wordt dat de prestatiebekostiging leidt tot scheefgroei tussen de korpsen. Dit zou kunnen ontstaan als korpsen die beter presteren dan andere meer geld zouden krijgen, en korpsen die het harder nodig hebben wellicht niet.

We gaan de komende tijd naar het nieuwe stelsel toewerken. Zorgvuldig, maar ook met enige voortvarendheid. Want vanaf 2004 zal jaarlijks 116 miljoen gulden van het politiebudget worden vrijgemaakt voor de prestatiebekostiging. Op een totaalbedrag van 6 miljard gulden lijkt dat weinig, maar het is een belangrijk deel van het geld dat korpsen jaarlijks vrij te besteden hebben.

Dames en heren,

Veiligheid staat bovenaan mijn politieke agenda. De samenleving heeft daar recht op. De Nederlandse politie levert daaraan een grote bijdrage. Laten we die in de komende jaren verder uitbouwen. Ik wens u allen - studenten, docenten en agenten - het komende jaar veel succes met uw studie en werk. Ik verklaar hiermee het jaar 2001-2002 van het politieonderwijs voor geopend.

Ik dank u wel.

NB: alleen het gesproken woord geldt.