http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=420051
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Culturele Samenwerking, Onderwijs en Onderzoek Internationaal Cultuurbeleid Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag Datum 5 september 2001 Auteur E.D. Teekamp
Kenmerk DCO/261-01 Telefoon 070 - 348 6546
Blad /1 Fax 070 - 348 4716
Bijlage(n) E-mail liesbeth.teekamp@minbuza.nl
Betreft Beantwoording vragen van het lid Dittrich over de cultureel attaché
Onder verwijzing naar de brief van de Griffier Uwer Kamer d.d. 12 juli 2001 kenmerk 2000113550, waarbij gevoegd waren de door het lid Dittrich overeenkomstig artikel 134 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer bij U ingediende vragen heb ik de eer U mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, de heer van der Ploeg, als bijlage dezes het antwoord op de gestelde vragen te doen toekomen.
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken
Antwoord van de heer Benschop, staatssecretaris van Buitenlandse Zaken en de
heer van der Ploeg, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
op vragen van het lid Dittrich
Vraag 1
Kent u het artikel "de macht van de cultureel attaché"?
Antwoord:
Ja.
Vraag 2
Hoe reageert u op de observatie dat de cultureel attaché een vage
functieomschrijving heeft, dat cultuur niet helder gedefinieerd is waardoor
de taken van de attaché niet goed afgebakend kunnen worden, dat er geen
duidelijk geformuleerd beleid is en geen organisatiemodel, waardoor het werk
van de cultureel attaché in de verdrukking komt? Welke verbeteringen stelt u
voor?
Antwoord
Voor de functie van cultureel attaché bestaat een heldere taakomschrijving,
die mede in overleg met de attachés op de prioritaire posten tot stand
gekomen is. In die taakomschrijving is cultuur gedefinieerd in specifieke
zin, analoog aan de uitgangspunten die gelden voor het internationaal
cultuurbeleid als geheel. Dit beleid is vastgelegd onder meer in onze brief
van 15 oktober 1999 aan de Tweede Kamer (26591, nr.3) over de uitgangspunten
van het internationaal cultuurbeleid. Voor wat betreft de culturele functie
op de posten verwijzen wij ook naar onze brieven van 25 november 1998
(25270, nr. 11) en van 14 juli 1999 (26682, nr.1). Het aanbrengen van
verbeteringen in de uitvoering van het internationaal cultuurbeleid is een
doorlopend proces. Zo is onlangs, in het kader van de verdere intensivering
van het internationaal cultuurbeleid, een inventarisatie uitgevoerd van de
culturele afdelingen van de 13 posten met versterkte culturele functie, om
eventuele knelpunten op te lossen. Dit heeft in een aantal gevallen geleid
tot uitbreiding, met in totaal 3,5 formatieplaatsen. Ook afgaande op de
positieve signalen van andere posten, menen wij dat het ingezette beleid ter
verdere professionalisering van de culturele functie gecontinueerd kan
worden binnen de daarvoor gestelde (organisatorische) kaders.
Vraag 3
Hoe kan voorkomen worden dat nationalisme en propaganda de opvattingen over
het culturele werk bij een aanzienlijk deel van het diplomatieke corps
kleuren? Wat staat centraal in het werk van de attaché, het brengen van
Nederlandse kunst op kwalitatieve gronden of het promoten van Nederland?
Antwoord
In het internationaal cultuurbeleid en dus ook in het functioneren van de
cultureel attachés staat het leggen van verbindingen tussen de culturele
infrastructuur in Nederland en die in andere landen voorop. Hiervan gaat een
stimulerend effect uit op de Nederlandse kunst en cultuur. Het
Internationaal Cultuurbeleid moet onderscheiden worden van Holland Promotie,
hetgeen een op zichzelf staande activiteit is. Bij Holland Promotie kan wel
gebruik worden gemaakt van kunst en cultuur. Beide beleidsterreinen staan
echter naast elkaar met ruime doch separate budgetten. Holland Promotie
vormt geen onderdeel van het Internationaal Cultuurbeleid.
Vraag 4
Welke nadelen kleven er aan dat de cultureel attaché hiërarchisch
ondergeschikt is aan de ambassadeur, terwijl de attaché als deskundige op
het gebied van de kunsten zijn werk moet verrichten? Kan de
organisatiestructuur zodanig worden aangepast dat de attaché een autonome
positie in gaat nemen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
In de organisatiestructuur van de ambassades geldt -analoog aan bijvoorbeeld
de organisatiestructuur van een ministerie- dat er geen ruimte is voor een
autonome positie voor individuele ambtenaren. Alle medewerkers, handels- of
verkeersattachés, maar ook de chef de poste, werken binnen de door ons
gegeven beleidskaders. Ook hier afgaande op ervaringen met andere posten,
zijn wij van mening dat de organisatiestructuur en werkwijze geen aanpassing
behoeft.
Vraag 5
Hoe beoordeelt u de uitruil van ambtenaren van OCW, die voor een periode
cultureel attaché worden in BZ-verband? Is een dergelijke opzet op
kwalitatief inhoudelijke gronden gemaakt of is die gebaseerd op
interdepartementale verhoudingen? Welke veranderingen stelt u voor?
Antwoord
Met de uitwisseling van ambtenaren tussen de ministeries van BZ en OCW zijn
tot nu toe positieve, maar nog beperkte ervaringen opgedaan. In onze
eerdergenoemde brief van 25 november 1998 hebben wij aangegeven dat de
gekozen opzet voortvloeit uit het regeerakkoord en als zodanig een
belangrijke bijdrage moet leveren aan de professionalisering van de
culturele functie op de posten. Wij zien op dit moment dan ook geen
aanleiding in het uitwisselingsmodel verandering te brengen.
Vraag 6
Bent u tevreden over het internationaal cultuurbeleid? Op grond van welke
criteria worden de HGIS-gelden in de praktijk besteed? Wordt het onderzoek
daarnaar verricht door onafhankelijke deskundigen op cultureel gebied?
Antwoord
De afgelopen jaren heeft een versterking plaatsgevonden van het ICB-beleid,
waarover wij alleszins tevreden zijn. Voor wat betreft de besteding van de
HGIS-cultuurmiddelen en de daarbij gehanteerde criteria is de Kamer op
gezette tijden uitgebreid geïnformeerd. Op dit moment voert de Inspectie
Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) van het ministerie van
Buitenlandse Zaken onafhankelijk een evaluatie uit van het internationaal
cultuurbeleid. Daarbij behoort ook brede inzet en raadpleging van
deskundigen op het terrein van cultuur. Het eindrapport van de IOB met de
nodige bevindingen zal later dit jaar aan de Kamer worden toegezonden. In
samenwerking met de Stichting Internationale Culturele Activiteiten (SICA)
wordt een systematiek ontwikkeld voor een nauwgezette monitoring van
activiteiten die met behulp van HGIS-middelen tot stand zijn gekomen. In
2003 zal de Raad voor Cultuur in een midterm review het internationaal
cultuurbeleid evalueren en daarover een nader advies uitbrengen.
Vraag 7
Zou het niet beter zijn het internationaal cultuurbeleid los te weken van de
ministeries van BZ en OCW en te laten voeren door een professionele
instelling, die goed in de kunstwereld is ingevoerd en daar in hoog aanzien
staat? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
De huidige praktijk van de uitvoering van het internationaal cultuurbeleid
berust op een netwerkachtige manier van samenwerken tussen de verschillende
partijen en disciplines uit het culturele veld, de ministeries en de
ambassades. Ook de besteding van de middelen is ten dele gedelegeerd aan
culturele fondsen en instellingen en aan de ambassades. Zo kan goed
ingespeeld worden op een sectorgewijze aanpak, met prioriteiten en
instrumenten die verschillen per land en sector. Eén centrale professionele
instelling voor het gehele ICB-beleid met een wijd over de wereld vertakt
netwerk van culturele contacten bestaat niet en er is daaraan geen behoefte,
voor zover wij kunnen overzien ook niet in de kunstwereld zelf. Binnen de
gehanteerde aanpak neemt de Stichting Internationale Culturele Activiteiten
(SICA) de monitoring en coördinatie van de verschillende sectoractiviteiten
voor haar rekening.
Kenmerk DCO/261-01
Blad /1
===