Centrum voor Arbeidsverhoudingen

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid - 7 september 2001

Kabinet gaat werking arbeidsmarkt verder verbeteren

Het arbeidsmarktbeleid dat vanaf 1994 is gevoerd, heeft vruchten afgeworpen. De situatie op de arbeidsmarkt is daardoor sterk veranderd. Tegenover de hoge werkloosheid destijds staat nu een lage werkloosheid en een forse vacatureproblematiek. Het toekomstig arbeidsmarktbeleid zal hiermee rekening moeten houden. Het interdepartementale beleidsonderzoek (IBO) over de toekomst van het arbeidsmarktbeleid biedt volgens het kabinet hiervoor een goede basis.

Het onderzoek vloeit voort uit een toezegging die minister Vermeend van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vorig jaar aan de Tweede Kamer heeft gedaan. Het ging daarbij om de vraag of het arbeidsmarktbeleid in het licht van de huidige en toekomstige omstandigheden voldoende doelmatig en doeltreffend is. De ministerraad heeft ermee ingestemd dat minister Vermeend het
IBO-rapport aanbiedt aan het parlement, vergezeld van het kabinetsstandpunt.

Het IBO-rapport sluit op belangrijke punten aan bij de koers die door het kabinet al is ingeslagen. Dit betreft onder meer de nadruk op evenwicht tussen rechten en plichten en het feit dat werk moet lonen ten opzichte van een uitkering. Daarnaast legthet IBO-rapport nieuwe en verdergaande accenten. Bij de beoordeling daarvan hanteert het kabinet als uitgangspunten het verder verbeteren van de werking van de arbeidsmarkt en het blijven voorkomen en terugdringen van langdurige werkloosheid.

Het gevoerde beleid heeft, mede gesteund door de economische groei, na 1994 geleid tot een sterke werkgelegenheidsgroei. Ten opzicht van 1994 zal in 2001 het aantal banen met 1,2 miljoen zijn gestegen. Daardoor is de werkloosheid gedaald tot een niveau (rond de 3%) dat sinds de jaren zeventig niet meer is voorgekomen. Nederland heeft daarmee nu een van de laagste werkloosheidscijfers van Europa. Het aantal langdurig werklozen is nog sterker gedaald dan het gemiddeld aantal werklozen.

De noodzaak om het arbeidsmarktbeleid opnieuw te bezien wordt ook ingegeven door de wegen die het kabinet de afgelopen jaren is ingeslagen. Hierbij valt te denken aan de nieuwe uitvoeringsorganisatie voor de sociale zekerheid en de arbeidsbemiddeling (SUWI), de oprichting van het Fonds voor Werk en Inkomen en de recente afspraken met gemeenten over het aan het werk helpen van bijstandsgerechtigden (Agenda voor de Toekomst).

Het kabinet stemt in met de aanbeveling van de IBO-werkgroep het arbeidsmarktbeleid nadrukkelijker te richten op vermindering van de afhankelijkheid van een uitkering en op een grotere doorstroming uit ondersteunende regelingen stemt het kabinet in. Het kabinet vindt dat ook bij de huidige arbeidsmarktsituatie gesubsidieerde banen nodig zullen zijn voor de
werkgelegenheid van mensen die niet zonder meer op de reguliere arbeidsmarkt aan het werk kunnen komen. Inmiddels zijn 45.000 Instroom- en Doorstroombanen (voorheen ook wel `Melkertbanen' genoemd) gecreëerd die aanmerkelijk bijdragen aan de kwaliteit van maatschappelijke dienstverlening. De I/D-banen bieden op dit vlak structurele werkgelegenheid.

De werkgroep geeft in overweging om de bestaande I/D-banen om te zetten in `reguliere' arbeidsplaatsen in de collectieve sector. Het kabinet acht dit denkbaar, maar legt hier wel een verbinding met de rechtspositie van zittende werknemers en het risico van mogelijke verdringing door hoger gekwalificeerde werknemers. Vanuit de reïntegratiedoelstelling blijft volgens het
kabinet gesubsidieerde arbeid een noodzakelijk instrument. Een nadere oriëntatie op de ontwikkeling van de gesubsidieerde arbeid acht het kabinet nuttig. Daarbij dienen de sociaal-economische ontwikkelingen op middellange termijn te worden betrokken.

Het voorstel van de IBO-werkgroep om het stelsel van werk en inkomen conjunctuur en schokbestendig te maken, verdient volgens het kabinet nadere overweging.

Om werk financieel meer te laten lonen, heeft het kabinet onder meer beleid ingezet om de armoedeval te verkleinen. Een overweging van de IBO-werkgroep om de huidige afdrachtskorting voor werkgevers die laagbetaalden in dienst hebben, om te zetten in een fiscaal voordeel voor werknemers, maakt deel uit van de nadere gedachtevorming met betrekking tot de
Verkenning belasting- en premieheffing.

Het kabinet zal het IBO-rapport doen toekomen aan de Raad voor Werk en Inkomen met het verzoek dit te betrekken bij het door de raad op te stellen beleidskader.