VSNU

18 september 2001

Wetenschappelijk onderwijs en onderzoek wederom sluitpost begroting

In de vandaag gepubliceerde begroting voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen wordt gebroken met de bezuinigingstrend die de onderwijssector jaren achtereen heeft moeten ondergaan. In de begroting is te zien dat de totale onderwijsuitgaven een matige groei vertonen. Dat geldt echter nauwelijks voor het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek, constateert de Vereniging van Universiteiten (VSNU). Het tweede paarse kabinet heeft de ambitie geformuleerd om tot de top van s werelds kenniseconomieën te willen behoren. De universiteiten vervullen daarbij een motorfunctie. Daarvoor zijn flinke investeringen nodig in wetenschappelijk onderwijs, onderzoek, personeel en infrastructuur. De overheid kan niet volstaan met hier en daar wat gaten vullen.

De begroting 2002 is de begroting van een kabinet dat begint aan de laatste etappe. 2002 is een oogstjaar. Dat geldt niet voor de universiteiten. De weg naar beneden is voor het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek weliswaar gestopt, maar deze wordt niet gevolgd door een weg omhoog. De komende jaren, zo kondigt minister Hermans aan, worden jaren van innoveren en investeren in de onderwijssector. Pas een volgend kabinet kan laten zien dat wetenschappelijk onderwijs en onderzoek geen sluitpost van zijn begroting is, maar een sector waarin daadwerkelijk geïnvesteerd dient te worden. De onderwijsbegroting van 2002 laat voor het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek een lichte reële stijging van de budgetten zien. Deze stijging is echter direct gekoppeld aan een aantal taakuitbreidingen van de universiteiten zoals een toename van het aantal studenten en de capaciteitsuitbreiding bij geneeskunde en tandheelkunde. Deze begroting is dan ook geenszins toereikend om de ambitie van het kabinet om Nederland in 2010 bij de kopgroep van de meest concurrerende kennisintensieve regio's ter wereld te kunnen scharen, waar te maken.

Onderwijs
Het wetenschappelijk onderwijs blijft met dalende rijksuitgaven per student geconfronteerd worden. Dit dalende niveau van de rijksbijdrage per student valt niet te rijmen met de invoering van de bachelor-masterstructuur, de grote onderwijsvernieuwing die de universiteiten van harte toejuichen. Efficiency-maatregelen zijn inmiddels uitgewerkt. Minister Hermans erkent dat de invoering van de bachelor-masterstructuur de draagkracht van de universiteiten overstijgt. De nieuwe structuur moet een echte onderwijsinnovatie worden, gericht op kwaliteit, variëteit en toegankelijkheid. Wil dat teweeggebracht worden dan is volgens de VSNU, boven op de eenmalige 50 miljoen gulden van Hermans dit jaar en de 50 miljoen van volgend jaar, structureel 200 miljoen gulden per jaar nodig om het onderwijs te vernieuwen en 180 tot 300 miljoen gulden per jaar om de studiefinanciering en bekostiging van tweejarige masteropleidingen bij bepaalde opleidingssectoren te garanderen. En zelfs met deze structurele investeringen zou slechts de huidige rijksuitgave per WO-student worden gehandhaafd.

Onderzoek
Het uitblijven van een beleidsvisie van minister Hermans op wetenschappelijk onderzoek aan universiteiten staat eveneens haaks op de ambitie om bij de top van de mondiale kenniseconomie te willen horen. Hermans ziet als belangrijke uitdagingen voor de toekomst het vasthouden van de hoge wetenschappelijke kwaliteit en het bieden van ruimte aan nieuwe ideeën. Als dat daadwerkelijk de politieke keuzes zijn, dan moeten daar ook financiële consequenties van genomen worden. Dat is nu geenszins het geval, ondanks de constatering van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) dat publiek onderzoek de samenleving nog altijd meer oplevert dan het kost. De VSNU pleitte al eerder voor een meerjarenafspraak om het investeringsvolume in onderzoek als percentage van het bruto binnenlands product te vergroten.
De VSNU is blij met de specifieke impulsen van Hermans voor het aantrekken van jonge onderzoekers en vrouwelijke wetenschappers. Het wekt echter verbazing dat de minister, juist gezien de Europese ambities, in het geheel geen aandacht heeft voor de internationale context van wetenschappelijk onderzoek.

Arbeidsmarkt
De VSNU ziet de toekenning van de zogenaamde Van Rijn-gelden, bedoeld om knelpunten op de arbeidsmarkt op te lossen, als een erkenning van deze specifieke problematiek in het WO. Deze specifieke problematiek vergt echter eerder meer dan minder extra middelen dan in de andere sectoren van het onderwijs. Het is daarom vreemd dat de universiteiten in relatieve zin de helft krijgen in vergelijking met de overige onderwijssectoren.

ICT en huisvesting
In de onderwijsbegroting 2002 worden voor zowel de brede invoering van ICT in het onderwijs als het op peil brengen van de huisvesting van onderwijsinstellingen terecht forse investeringen aangekondigd. Ook hier gaat minister Hermans er echter vanuit dat het hoger onderwijs zelf zorg zal kunnen dragen voor de benodigde budgetten. Dit is helaas geenszins het geval, zoals voor grote investeringen en met name huisvesting ook al eerder is geconstateerd in het rapport van de Commissie Koopmans.