18 september 2001 Nr. 01/156
Minister Vermeend, staatssecretaris Verstand en staatssecretaris
Hoogervorst in Sociale Nota 2002: meer maatregelen om mensen aan het
werk te helpen
Door de aanhoudende krapte op de arbeidsmarkt is het meer dan ooit
nodig om mensen die kunnen werken maar om uiteenlopende redenen aan de
kant staan, nu aan de slag te krijgen. Vanaf 2002 krijgen mensen die
al langer dan een jaar een uitkering hebben (zoals
bijstandsgerechtigden en WAO-ers) of die een gesubsidieerde baan
hebben een fiscaal voordeel van maximaal 2723 euro (6000 gulden)
verdeeld over drie jaar wanneer zij een niet-gesubsidieerde baan
aanvaarden. Werkgevers krijgen in dat geval een korting op de
belastingafdracht van 700 euro (1543 gulden). De toetrederskorting
geldt ook voor herintredende vrouwen. Daarnaast worden maatregelen
genomen om ouderen, laagopgeleiden en allochtonen aan een baan te
helpen. Met gemeenten zijn concrete afspraken gemaakt over een
sluitende aanpak van de werkloosheid. De inzet is dat eind 2002 het
bestand van langdurig werklozen is doorgelicht en zo nodig een aanbod
van werk of scholing heeft gekregen.
Dit schrijven minister Vermeend, staatssecretaris Verstand en
staatssecretaris Hoogervorst van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in
de Sociale Nota 2002, die tegelijk met de begroting van het ministerie
is verschenen. De begroting is in opzet veranderd ten opzichte van
voorgaande jaren. In het kader van het project Van
beleidsvoorbereiding tot beleidsverantwoording (VBTB) staan in de
nieuwe begroting drie vragen centraal: wat wil het ministerie van SZW
in 2002 en de volgende jaren bereiken, hoe gaat het ministerie dat
aanpakken en welke middelen worden daarvoor ingezet.
Werkgelegenheid en arbeidsmarkt
De werkgelegenheid is tussen 1994 en 1999 flink gegroeid, met
jaarlijks gemiddeld ruim 3 procent. In 2000 is de werkgelegenheid met
2,4 procent toegenomen, dit jaar komt de groei naar verwachting uit op
1,75 procent. In 2002 vlakt de groei volgens ramingen van het Centraal
Planbureau af naar 0,75 procent.
De werkloosheid is sterk gedaald van 8 procent midden jaren negentig
tot 3,8 procent (270.000 personen) in 2000. Het aantal
(geregistreerde) langdurig werklozen is gedaald tot 82.000 personen.
De hoge werkgelegenheidsgroei van de afgelopen jaren is vooral te danken aan de sinds begin jaren tachtig volgehouden loonkostenmatiging. De bewindspersonen constateren dat terwijl andere landen het Nederlandse voorbeeld van loonkostenbeheersing zijn gaan volgen, in Nederland de bereidheid om de lonen te matigen juist afneemt. Vanaf 1997 zijn de loonkosten per eenheid product (AIQ) in de Nederlandse industrie 11 procent sterker gestegen dan gemiddeld in de industrie van de Europese Unie. Ten opzichte van Duitsland, de belangrijkste handelspartner van Nederland, is de concurrentiepositie zelfs met ruim 16 procent verslechterd. Door de stijging van de AIQ en de afnemende economische groei loopt de werkloosheid in 2002 voor het eerst sinds 1994 weer op met volgens raming 40.000 personen.
Gezien de loonkostenontwikkeling, de aanhoudende krapte op de
arbeidsmarkt en de noodzaak tot het verder verhogen van de
arbeidsdeelname achten de bewindspersonen een gecoördineerde aanpak
geboden. Zo is het van groot belang dat er meer investerende caos
worden afgesloten en dat aandacht wordt besteed aan flexibele
beloning. Om flexibele beloning te stimuleren komt er in 2002 een
fiscale faciliteit voor winstdeling. Hiervoor is in 2002 45 miljoen
euro (100 miljoen gulden) uitgetrokken.
Om langdurige werkloosheid te voorkomen krijgen sinds 1999 mensen voor
wie de afstand tot de arbeidsmarkt te groot is om op eigen kracht aan
het werk te komen binnen 12 maanden een aanbod van werk of scholing.
Voor jongeren is deze zogenoemde sluitende aanpak al volledig gehaald.
De sluitende aanpak wordt uitgebreid naar mensen die al langdurig
werkloos zijn. De inzet is dat uiterlijk eind 2002 het bestand van
langdurig werklozen is doorgelicht en zo nodig een aanbod van scholing
of werk heeft gekregen. De sluitende aanpak moet worden gecombineerd
met een consequent gebruik van sancties.
Laagopgeleiden en allochtonen
Om de arbeidsdeelname onder mensen met een lage opleiding, onder wie
veel allochtonen, extra te ondersteunen wil het kabinet werkgevers
financieel tegemoetkomen als zij hun voormalig werkloze werknemers
scholing laten volgen om een zogeheten startkwalificatie (minimaal
MBO-niveau 2) te halen. Hiervoor wordt vanaf 2002 ruim 45 miljoen euro
(100 miljoen gulden) gereserveerd.
Het convenant dat vorig jaar is gesloten met het midden- en
kleinbedrijf over het aan werk helpen van etnische minderheden, wordt
verlengd. Eind 2001 zullen ook met een groeiend aantal grote bedrijven
convenanten zijn gesloten met concrete afspraken over banen voor
etnische minderheden. Het kabinet heeft bij zijn aantreden de
doelstelling geformuleerd het werkloosheidsverschil tussen autochtonen
en etnische minderheden in deze kabinetsperiode te halveren. Deze
doelstelling is gehaald. De werkloosheid onder etnische minderheden is
gedaald van 16 procent in 1998 tot circa 10 procent in 2000.
Ouderen
De arbeidsdeelname van ouderen ligt ver onder het gemiddelde. Slechts
een op de drie ouderen (tussen 55 en 65 jaar) doet betaald werk. Het
kabinet streeft naar een toename van de arbeidsdeelname van ouderen
met gemiddeld 0,75 procentpunt per jaar. Hiertoe werkt de overheid met
de sociale partners aan leeftijdsbewust personeelsbeleid en
verbetering van de prikkels in pensioenregelingen.
Verder wil het kabinet het voor werkgevers financieel aantrekkelijker
maken om ouderen in dienst te nemen door hen een korting op de
WAO-premie voor oudere werknemers te geven van 712 euro (1570 gulden)
per werknemer. Om het ontslaan van oudere werknemers te ontmoedigen,
zullen werkgevers door aanpassing van de WW meer worden geconfronteerd
met de kosten van ontslag. De Wet werkgeversbijdrage
werkloosheidslasten oudere werknemers wordt nog in deze
kabinetsperiode bij de Tweede Kamer ingediend.
Om het voor ouderen aantrekkelijker te maken om te werken, komt er
bovenop de gewone arbeidskorting een speciaal voor ouderen aanvullende
arbeidskorting die hoger is naarmate de leeftijd oploopt. De toeslag
loopt op van 227 euro (500 gulden) per jaar bij een leeftijd van 58
jaar tot 681 euro (1500 gulden) bij een leeftijd van 63 jaar en ouder.
Verder krijgen werkgevers vanaf 2002 de mogelijkheid om oudere
werknemers een bonus toe te kennen die tot een bepaalde hoogte
belastingvrij is. Deze bonus loopt eveneens op van 227 euro per jaar
voor een werknemer van 58 jaar tot 681 euro per jaar voor een
werknemer van 63 jaar.
Vrouwen
De arbeidsdeelname van vrouwen is - vooral als gevolg van deeltijdwerk
- fors gegroeid: van 34 procent in 1985 naar 52 procent in 2000. Toch
is er nog een groot verschil met de arbeidsdeelname van mannen (76
procent). Het kabinet streeft ernaar de arbeidsparticipatie van
vrouwen binnen tien jaar te verhogen naar 65 procent. Hiervoor moet
meer worden geïnvesteerd in voorzieningen die de combinatie van arbeid
en zorg gemakkelijker maken. De belangrijkste wet voor een betere
balans tussen werk en privé is de Wet arbeid en zorg die in 2002 in
werking treedt. Hierin zijn naast al bestaande rechten op verlof,
zoals het ouderschapsverlof en het calamiteitenverlof, nieuwe
verlofregelingen vastgelegd zoals het recht op kortdurend betaald
zorgverlof en betaald adoptieverlof.
Het kabinet wil stimuleren dat vrouwen die een tijd van de
arbeidsmarkt af zijn geweest om bijvoorbeeld voor de kinderen te
zorgen, weer aan de slag gaan. Een belangrijke stimulans hiertoe is de
invoering van de toetrederskorting in 2002. Voor werkgevers wordt in
aanvulling hierop een afdrachtsvermindering ingevoerd als zij een
herintreder in dienst nemen.
Sociale zekerheid en arbeidsomstandigheden
Door de sterke groei van de werkgelegenheid in de afgelopen jaren is
het aantal mensen met een werkloosheids- of bijstandsuitkering
substantieel gedaald. Het aantal WW-ers is sinds 1995 met meer dan de
helft gedaald tot naar raming 169.000 in 2001. Het aantal
bijstandsgerechtigden is sindsdien met bijna 30 procent verminderd tot
naar verwachting 418.000 in 2001. Voor het jaar 2002 wordt rekening
gehouden met een stijging van het aantal mensen met een
werkloosheidsuitkering. Geraamd worden 205.000
WW-uitkeringsgerechtigden en 428.000 bijstandsgerechtigden.
De economische voorspoed van de afgelopen jaren heeft niet geleid tot een verminderd beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen. Het aantal mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering is vanaf 1997 gestegen van 860.000 tot naar verwachting 956.000 in 2002.
Het kabinet heeft een aantal maatregelen genomen om ziekteverzuim en
arbeidsongeschiktheid tegen te gaan.
In arboconvenanten worden concrete afspraken gemaakt over het
terugdringen van de belangrijkste arborisicos in een branche, zoals
werkdruk, lichamelijke belasting of het werken met gevaarlijke
stoffen. Inmiddels zijn 15 convenanten gesloten over uiteenlopende
onderwerpen. In 10 convenanten zijn (ook) afspraken gemaakt over
maatregelen om het ziekteverzuim aan te pakken en over een aanpak om
zieke werknemers zo snel mogelijk weer aan het werk te helpen. Een
voorbeeld is de sector onderwijs, waar afspraken zijn gemaakt over een
snelle reïntegratie van werknemers die verzuimen vanwege psychische
klachten.
Het ziekteverzuimpercentage is de laatste jaren weer opgelopen, tot
5,5 procent in 2000. De hoogte van het ziekteverzuim varieert naar
bedrijfsgrootte en per sector.
Het Wetsvoorstel verbetering poortwachter, dat ter behandeling in de
Eerste Kamer ligt, bevat een aantal maatregelen om sneller te kunnen
ingrijpen in het eerste ziektejaar van een werknemer, om zo de toeloop
op de WAO te beperken. In het wetsvoorstel worden de rechten en
plichten van werkgever en werknemer beschreven en worden sancties
gesteld als deze niet worden nagekomen.
De Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten wordt aangepast. Uit
de evaluatie van deze wet blijkt dat stimulansen tot reïntegratie
alleen werken als ze helder en eenvoudig zijn. Ook komt uit de
evaluatie naar voren dat vaak subsidie (voor bijvoorbeeld
werkplekaanpassingen) wordt verstrekt, terwijl de aanpassing ook
zonder subsidie zou zijn gedaan. Daarom worden de bestaande subsidies
die een werkgever kan krijgen voor het in dienst nemen of houden van
arbeidsgehandicapten (aanpassingen van de werkplek,
(her)plaatsingsbudgetten en het zogenoemde pakket op maat) vervangen
door vrijstelling voor de werkgever van WW- en WAO-premies. Van de
WAO-premieheffing zal zo een nog stimulerender effect op reïntegratie
uitgaan. Ook wordt hierdoor de administratieve belasting van
werkgevers verminderd. Voor WAO-ers wordt daarnaast een directe
prikkel ingevoerd door de toetrederskorting bij aanvaarding van een
baan. De werkgever krijgt in dat geval tevens een korting op de
afdracht van belasting.
Een andere maatregel betreft de verbetering van de WAO-keuringen.
Hiervoor is in 2000 extra geld beschikbaar gesteld (tot en met 2002
jaarlijks 22,7 miljoen euro, 50 miljoen gulden). Deze maatregelen
lijken hun vruchten af te werpen. Hoewel het aantal aanvragen van een
arbeidsongeschiktheidsuitkering toeneemt, is de kans op toekenning van
een uitkering gedaald. Ook de kans om bij de keuring volledig
arbeidsongeschikt te worden bevonden, is - met name in het afgelopen
half jaar - gedaald (van 66 procent tot circa 55 procent). Nog nooit
is het aandeel volledig arbeidsongeschikten in de instroom zo laag
geweest.
Ondanks deze bemoedigende ontwikkelingen is het ernstig dat in een
periode van hoogconjunctuur de WAO onverminderd - of zelfs verhoogd -
kwetsbaar is voor een sterke instroom terwijl van een krachtige
uitstroom geen sprake is. Dit is voor het kabinet aanleiding geweest
om de commissie-Donner te vragen een advies op te stellen over de
toekomst van de WAO. Het kabinet heeft het rapport van de
commissie-Donner voor advies naar de Sociaal-Economische Raad en aan
de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid gestuurd. Na ommekomst van
deze adviezen zal het kabinet een standpunt over de toekomst van de
WAO bepalen.
De financiering van de WW wordt op twee punten aangepast, om
werkgevers meer te confronteren met de kosten van ontslag. Om ontslag
van ouderen te voorkomen, moeten werkgevers een eigen bijdrage gaan
betalen als zij een werknemer van 57,5 jaar of ouder ontslaan.
Daarnaast wil het kabinet premiedifferentiatie invoeren in de
wachtgeldfondsen waaruit de werkloosheidsuitkeringen gedurende de
eerste zes maanden worden gefinancierd. Op dit moment worden de
wachtgeldpremies per sector vastgesteld. Het kabinet wil risicogroepen
invoeren binnen de sector. Werkgevers worden dan op basis van de
WW-lasten die ze zelf hebben veroorzaakt, ingedeeld in een bepaalde
risicogroep met bijbehorende premie.
Met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is in april 2001 de
gezamenlijke agenda voor de toekomst vastgelegd. Daarin zijn afspraken
gemaakt over extra maatregelen voor de komende vier jaar die ertoe
moeten leiden dat bijstandsgerechtigden sneller aan het werk gaan of
maatschappelijk actief worden. Er zijn concrete ambities vastgelegd,
zoals een daling van het aantal bijstandsgerechtigden met 10 procent
per jaar en een aanzienlijke terugdringing van het aantal ontheffingen
van de arbeidsverplichting.
In aanvulling op de gezamenlijke agenda voor de toekomst worden met de
vier grootste gemeenten (G4) en de 21 grote gemeenten (G21)
aanvullende bestuurlijke afspraken gemaakt. Voor gemeenten die met het
Rijk concrete afspraken hebben gemaakt over uitstroom uit de bijstand
en activering van bijstandsgerechtigden, geldt met ingang van 2002 een
tijdelijke subsidieregeling om de extra inspanningen te kunnen
bekostigen.
Om een goede uitvoering van de Algemene bijstandswet te garanderen,
zal een aantal gemeenten nader onder de loep worden genomen. Als
vervolg op het medio mei 2001 uitgevoerde onderzoek in Amsterdam zal,
indien daar aanleiding toe bestaat, bij een aantal gemeenten een
zogeheten quick scan worden uitgevoerd. Afhankelijk van de uitkomst
daarvan kan worden besloten tot een diepgaand onderzoek.
Begin 2002 gaat de nieuwe uitvoeringsorganisatie voor de sociale
zekerheid en arbeidsbemiddeling van start. Het Wetsvoorstel structuur
uitvoering werk en inkomen (SUWI) ligt momenteel ter behandeling in de
Eerste Kamer. Verspreid over het hele land komen 131 Centra voor werk
en inkomen (CWI), waar werkzoekenden terecht kunnen voor
arbeidsbemiddeling en voor de aanvraag van een uitkering. De huidige
uitvoeringsinstellingen worden samengevoegd in het
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), dat
verantwoordelijk is voor de premie-inning, de WAO-keuring en de
uitkeringsverstrekking. De gemeenten blijven verantwoordelijk voor de
uitvoering van de bijstandsregelingen. Het toezicht op de
uitvoeringsorganisaties wordt verricht door de Inspectie voor Werk en
Inkomen.
In 2002 gaat de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) van
start. De SIOD is een bijzondere opsporingsdienst met zware
bevoegdheden speciaal voor grote complexe fraudezaken in de sociale
zekerheid. De SIOD moet vanaf 2003 345 arbeidsplaatsen omvatten.
Hiermee kunnen minstens 100 grote opsporingsonderzoeken per jaar
worden uitgevoerd. Voor 2002 zijn vooralsnog 60 grote onderzoeken
voorzien.
In 2002 wordt de capaciteit van de Arbeidsinspectie uitgebreid,
waardoor meer inspecties mogelijk worden. De dienst krijgt 50
arbeidsplaatsen extra voor inspecties op het gebied van
arbeidsomstandigheden, 6 voor handhaving van het vuurwerkbesluit en 15
voor handhaving van het Besluit risicos zware ongevallen.
Inkomensbeleid
De gemiddelde koopkrachtstijging zal in 2002 ongeveer 1 procent
bedragen. De koopkrachtontwikkeling (in procenten) voor 2002 wordt
voor verschillende groepen als volgt geraamd:
Inactieven
Sociale minima paar zonder kinderen
Sociale minima paar met kinderen
AOW alleenstaand 1½
AOW paar 1¼
AOW + 5.000 Euro paar ¾
Actieven
Minimumloon paar met kinderen 2¼ (1½)
Modaal paar met kinderen 1¼
Paar met kinderen 2 maal modaal 1
tweeverdiener (modaal/½ modaal) 1½
tweeverdiener 2 maal modaal/modaal) 1¼
Het cijfer tussen haakjes geldt voor de groep huursubsidie-ontvangers
binnen de genoemde inkomenscategorie, voor wie de kinder- en de
koopkrachttoeslag vervalt.
De koopkrachtontwikkeling voor 2002 wordt met name beïnvloed door de
loonontwikkeling (een gemiddelde verwachte contractloonstijging van 3¾
procent) en de prijsontwikkeling (een verwachte inflatie van 2«
procent). Daarnaast hebben de volgende beleidsmaatregelen positieve
gevolgen voor de koopkracht in 2002:
Een verhoging van de arbeidskorting met 22 euro (50 gulden) per jaar
(bovenop de normale indexering).
Een verhoging van de combinatiekorting (voor ouders die arbeid en zorg
voor kind(eren) combineren) met 50 euro (110 gulden) per jaar (bovenop
de normale indexering).
Voor alleenstaande ouders wordt de leeftijdsgrens voor de aanvullende
alleenstaande-ouderkorting verhoogd van 12 jaar naar 16 jaar.
Per 1 juli 2002 wordt een extra kinderkorting geïntroduceerd voor
huishoudens met een inkomen tot ongeveer 25.500 euro (56.195 gulden).
Deze korting bedraagt 117 euro (258 gulden) per jaar voor gezinnen met
3 of meer kinderen en 87 euro (192 gulden) per jaar voor gezinnen met
1 of 2 kinderen (tot 18 jaar). Deze kinderkorting compenseert de
afschaffing van de kindertoeslagen in de huursubsidie.
De premie die werknemers betalen voor de werknemersverzekeringen (in het Algemeen werkloosheidsfonds) wordt in 2002 met 0,3 procentpunt verlaagd om de overschotten in het Algemeen werkloosheidsfonds te beperken (de werkgeverspremie wordt verlaagd met 0,05 procentpunt).
Het kabinet zal een aparte regeling uitwerken voor mensen die langdurig van een minimuminkomen moeten rondkomen. In het kader van de afspraken die zijn gemaakt in de gezamenlijke agenda voor de toekomst wordt met de VNG gewerkt aan de uitwerking van de regeling.
De armoedeval - de situatie waarin aanvaarding van betaald werk een
gering of zelfs negatief effect heeft op het besteedbaar inkomen door
het verlies van inkomensafhankelijke vergoedingen - wordt door middel
van een meerjarige aanpak bestreden. In 2001 hebben de verlaging van
de belastingtarieven en de introductie
van de arbeidskorting de armoedeval verminderd, doordat werken ook in
lager betaalde banen financieel hierdoor aantrekkelijk is gemaakt. In
2002 wordt de armoedeval verder bestreden door aanpassingen in de
huursubsidie en een verdere verhoging van de arbeidskorting en de
combinatiekorting.
Cijfers
De uitgaven op de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid beslaan in 2002 19,5 miljard euro (43,0 miljard
gulden; 2001 36,1 miljard gulden). Het grootste deel van de begroting
betreft de sociale zekerheid en het arbeidsmarktbeleid: 19,2 miljard
euro (42,3 miljard gulden). Daarvan is onder meer 4,2 miljard euro
(9,3 miljard gulden) bestemd voor de bijstand, 3,1 miljard euro (6,9
miljard gulden) voor de kinderbijslag, 2,0 miljard euro (4,4 miljard
gulden) voor de sociale werkvoorziening en 1,5 miljard euro (3,2
miljard gulden) voor de jonggehandicapten. Verder gaat 2,4 miljard
euro (5,3 miljard gulden) als rijksbijdrage naar het AOW-spaarfonds en
2,8 miljard euro (6,1 miljard gulden) als rijksbijdrage naar de
sociale fondsen (fondsen AOW en Anw). Tenslotte is 1,0 miljard euro
(2,2 miljard gulden) gemoeid met de WIW-dienstbetrekkingen en
sluitende reïntegratie en 1,0 miljard euro (2,3 miljard gulden) is
bestemd voor de in- en doorstroombanen.
----------------------------De volledige tekst van de Sociale Nota en de begroting 2002 is te vinden op de internetsite van het ministerie: www.minszw.nl