Actueel
Geen vervolging van Bouterse voor de decembermoorden van 1982
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum actualiteit: 18-09-2001
SAMENVATTING DOOR DE GRIFFIER VAN DE HOGE RAAD
(BUITEN VERANTWOORDELIJKHEID VAN HOGE RAAD)
Geen vervolging van Bouterse voor de decembermoorden van 1982
Op 18 september 2001 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in de zaak
van de zgn. decembermoorden van 1982. Het Gerechtshof in Amsterdam had
eind vorig jaar beslist dat in Nederland een gerechtelijk
vooronderzoek moest worden ingesteld naar de betrokkenheid van de
voormalige Surinaamse legerleider D.D. Bouterse bij die moorden. De
Hoge Raad is het daarmee oneens en heeft die beslissing daarom
vernietigd. Uit het arrest van de Hoge Raad volgt dat Bouterse in
Nederland niet kan worden vervolgd.
De uitspraak van de Hoge Raad is een gevolg van een vordering van de
Procureur-Generaal bij de Hoge Raad tot cassatie in het belang der
wet1. De Hoge Raad onderschrijft in zijn arrest al diens bezwaren
tegen de beslissing van het Amsterdamse Hof.
In de uitspraak van de Hoge Raad staat centraal de uitleg van de
Uitvoeringswet folteringverdrag (hierna: de wet). Door middel van die
wet heeft Nederland willen voldoen aan de verplichtingen die het
aanging toen het zich aansloot bij het VN-Folteringverdrag van 1984.
Volgens de letter van de wet kan iedereen (ook een niet-Nederlander)
in Nederland worden vervolgd voor foltering waar ter wereld en tegen
wie dan ook gepleegd. Het Amsterdamse Hof beriep zich daarop toen het
de vervolging van Bouterse beval. Maar de Hoge Raad beperkt de
reikwijdte van de wet tot de gevallen waarin aanknopingspunten bestaan
met de Nederlandse rechtssfeer, bijvoorbeeld doordat de vermoedelijke
dader (of het slachtoffer) Nederlander is of doordat de verdachte zich
in Nederland bevindt. Want alleen in die situaties is Nederland op
grond van het VN-Folteringverdrag verplicht een vervolging in te
stellen. De Hoge Raad beroept zich voor zijn standpunt op mededelingen
die in het verleden in het parlement zijn gedaan.
Een ander aspect is dat de slachtoffers zijn gedood. Dat roept de
vraag op of moord of doodslag kunnen worden aangemerkt als foltering.
Het Amsterdamse Hof meende van wel. De Hoge Raad kijkt evenwel naar de
omschrijving van het begrip foltering in de wet. Daarin wordt
foltering gedefinieerd als mishandeling door een overheidsfunctionaris
die daarbij bepaalde motieven heeft, bijvoorbeeld het verkrijgen van
een bekentenis. Op grond van die wettelijke omschrijving heeft de Hoge
Raad nu beslist dat doodslag of moord op zichzelf geen foltering in de
zin van de wet oplevert. De wet is echter wel van toepassing wanneer
het doden wordt voorafgegaan of vergezeld van handelingen die als
foltering kunnen worden aangemerkt.
Een volgend probleem is dat de feiten dateren van december 1982,
terwijl de wet pas in 1989 is ingevoerd. De Hoge Raad is van oordeel
dat de wet niet met terugwerkende kracht mag worden toegepast. Dat
verbod op terugwerkende kracht staat in art. 16 van de Grondwet. De
Hoge Raad stelt vast dat het VN-Folteringverdrag dit grondwettelijk
verbod niet opzij zet. De mogelijkheid dat dat verbod in strijd is met
ongeschreven volkenrecht (de wereldwijde rechtsopvatting dat foltering
met terugwerkende kracht moet kunnen worden bestraft) laat de Hoge
Raad in het midden. Want art. 94 van de Grondwet verbiedt dat de
rechter zich uitspreekt over de vraag of de (grond)wet verenigbaar is
met ongeschreven volkenrecht en dus ook of het verbod van art. 16
Grondwet daarmee in strijd zou zijn.
Omdat de Uitvoeringswet folteringverdrag niet met terugwerkende kracht
kan worden toegepast, moest de Hoge Raad ook onderzoeken hoe het zit
met de mogelijkheid om een vervolging in te stellen voor bijvoorbeeld
mishandeling die de dood ten gevolge heeft. Dit misdrijf was namelijk
altijd al strafbaar. Nederland heeft echter voor geen enkele vorm van
mishandeling rechtsmacht wanneer het feit in het buitenland is
gepleegd door een niet-Nederlander. De decembermoorden kunnen hier dus
niet worden vervolgd als enigerlei vorm van mishandeling. Bovendien
zijn alle gradaties van mishandeling die het Wetboek van Strafrecht
kent, volgens datzelfde Wetboek inmiddels verjaard. De langere
verjaringstermijn die sinds 1989 voor foltering geldt, mag volgens de
Hoge Raad hier niet met terugwerkende kracht worden toegepast. Ook
daarom kan in Nederland geen vervolging worden ingesteld.
De volledige tekst van het arrest in deze zaak (HR 18 september 2001,
nr. 00749/01; CW 2323) wordt gepubliceerd.
1 De vordering tot "cassatie in het belang der wet" is een bijzondere
bevoegdheid van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad om buiten een
gewone procedure om aan de Hoge Raad bepaalde rechtspunten ter
beslissing voor te leggen.
Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AB1471