Ingezonden persbericht

CENTRAAL PLANBUREAU

Onderwerp: persbericht
Nummer: 30
Datum: 18 september 2001
Inlichtingen bij: Jacqueline Timmerhuis (tel: 070-3383 477), Johan Verbruggen (tel: 070-3383 404), of Dick Morks (tel: 070-3383 410)

CPB in Macro Economische Verkenning 2002:


- economische groei 2% in 2001 en 2002

- dieptepunt in internationale groeivertraging lijkt in zicht
- te vroeg voor oordeel over economische gevolgen van aanslagen in VS
De internationale conjunctuur laat in 2001 een scherpe groeivertraging zien die langer duurt dan eerder verwacht. Hoewel er signalen zijn dat het dieptepunt in de economische groei bijna bereikt is, zijn de vooruitzichten nog erg onzeker. De onzekerheden zijn nog vergroot door de terroristische aanslagen in New York en Washington op 11 september 2001. De recente dramatische gebeurtenissen in de VS zijn voor het Centraal Planbureau (CPB) vooralsnog geen aanleiding om de centrale raming in de Macro Economische Verkenning (MEV) aan te passen. Het is nog te vroeg voor een evenwichtig oordeel over de economische gevolgen van de aanslagen. Of er belangrijke repercussies zijn voor de wereldeconomie is ook afhankelijk van verdere politieke ontwikkelingen. Bepalend voor de macro-economische doorwerking zijn de mogelijke effecten op de olieprijs, de dollarkoers en het vertrouwen van consumenten en investeerders in en buiten de Verenigde Staten. Vooralsnog kan slechts worden geconstateerd dat de onzekerheid over de economische vooruitzichten groter is geworden. Ramingen van de economische ontwikkelingen zijn altijd omgeven door onzekerheden. Daarom heeft het CPB ook de gewoonte om bij de ramingen in de MEV en in het Centraal Economisch Plan (CEP) onzekerheidsvarianten te presenteren voor de grootste risico's die het planbureau op dat moment voorziet. De MEV 2002 bevat een tabel met cijfermatige informatie over de gevolgen van een andere dollarkoers en van een trager groeiherstel in de Verenigde Staten. Deze onzekerheidsvarianten zijn - net als de rest van de MEV - al geschreven voor 11 september 2001.

De internationale conjunctuurvertraging is ook in Nederland goed zichtbaar. De teruglopende wereldhandelsgroei heeft tot gevolg dat de Nederlandse exportgroei sterk afneemt van 10,8% vorig jaar naar 3,5% in 2001. De economische groei loopt terug van 3,5% vorig jaar tot 2% in zowel 2001 als 2002. Vergeleken met vorig jaar leveren vooral de uitvoer en de consumptie een geringere bijdrage aan de economische groei in 2001. Naar verwachting trekken de consumptie- en uitvoergroei volgend jaar aan, maar de groei zal per saldo even groot zijn als in 2001, omdat de forse impuls in de overheidsbestedingen grotendeels al dit jaar zijn effect heeft op de productiegroei. Mede door een aantal incidentele factoren neemt de consumentenprijsindex dit jaar sterk toe, met 4,5%. Volgend jaar valt de inflatie naar verwachting terug tot circa 2,5%.

Dieptepunt mondiale conjunctuurvertraging in zicht De internationale groeivertraging blijkt scherper dan in het voorjaar nog werd verwacht. Wel kwamen er in de zomermaanden signalen dat het dieptepunt in de economische groei nabij is. Belangrijkste signalen zijn de zogeheten 'voorlopende indicatoren', d.w.z. indicatoren die gemiddeld vier maanden op de feitelijke ontwikkeling vooruitlopen. Deze duiden erop dat de groei aan het eind van dit jaar weer zal kunnen versnellen. De signalen zijn echter nog niet erg krachtig. De neergang van de wereldconjunctuur begon in Amerika. Ook bij de opleving lijken de Verenigde Staten voorop te zullen lopen. Een krachtige opleving van de Amerikaanse economie wordt niet verwacht, omdat de technologiesector voorlopig zwak blijft en de consumenten meer gaan sparen. Het CPB raamt de BBP-groei in de VS voor dit jaar op 1,5% en voor 2002 op 2,5%. De Europese conjunctuur loopt momenteel één tot twee kwartalen achter bij die in de Verenigde Staten. Voor Europa wordt pas begin volgend jaar herstel verwacht. De economische terugslag zal in Europa minder sterk zijn dan in Amerika, mede omdat de groei in Europa de laatste jaren ook trager was. Zowel voor het eurogebied als voor de Europese Unie als geheel wordt voor dit jaar een BBP-groei geraamd van 1,75%, oplopend tot 2,25% volgend jaar. De wereldhandelsgroei zakt scherp terug van bijna 13% in 2000 naar 2,75% dit jaar. Voor volgend jaar voorziet het CPB een groeiherstel naar 6,5%. Het voor Nederland relevante wereldhandelsvolume groeit dit jaar en volgend jaar respectievelijk 3% en 5,75%.

Consumptiegroei blijft achter bij koopkrachtstijging De consumptie groeit dit jaar maar met een bescheiden 2,25%, ondanks een forse stijging van het reëel beschikbaar gezinsinkomen met 5,5%. Dit is een grote verandering ten opzichte van de afgelopen jaren, toen forse vermogenswinsten op met name eigen woningen en aandelen ertoe leidden dat de consumptiegroei steeds hoger was dan de toename van de totale koopkracht bij gezinnen. Het CPB wijst op diverse factoren die de relatief lage consumptiegroei in 2001 helpen verklaren. Ten eerste komt de koopkrachtimpuls door de belastingherziening deels pas vertraagd tot besteding. Naar verwachting zal de consumptiegroei in 2002 dan ook weer aantrekken tot 3,5%. Voorts was er eind 2000 sprake van vervroeging van consumptieve uitgaven in verband met de BTW-verhoging per 1 januari 2001. Ten derde neemt de verhouding tussen netto gezinsvermogen en beschikbaar inkomen dit jaar naar verwachting voor het eerst in ruim tien jaar af, vooral door tegenvallende ontwikkelingen op de aandelenmarkten en een minder uitbundige stijging van de huizenprijzen. Hierdoor zijn consumenten dit jaar voorzichtiger met het consumptief aanwenden van vermogenswinsten. Ten vierde is het begin dit jaar duurder geworden om consumptieve uitgaven te financieren met geleend geld, onder meer door het schrappen van de aftrekbaarheid van de betaalde rente op consumptief krediet. Een laatste reden dat consumenten dit jaar de hand op de knip houden is het teruglopend consumentenvertrouwen; onzekerheid over de toekomst leidt tot meer besparingen.

Ondanks oplopende werkloosheid blijft arbeidsmarkt ook in 2001 en 2002 gespannen De werkgelegenheid reageert gebruikelijk met vertraging op veranderingen in de productie. Ondanks de afzwakking van de economische groei verwacht het CPB daarom voor dit jaar nog een toename van de werkgelegenheid met 1,75%. Dit is weliswaar minder dan de hoge groeicijfers van 2,5% tot 3% in de afgelopen jaren, maar nog altijd substantieel. Volgend jaar neemt de werkgelegenheidsgroei echter verder af tot 0,75%. Het arbeidsaanbod groeit dit jaar en volgend jaar met circa 1,5%. Dit betekent dat in de loop van 2001 een einde komt aan de daling van de werkloosheid. Naar verwachting zal dit jaar gemiddeld 3,25% van de beroepsbevolking werkloos zijn. Volgend jaar kan het werkloosheidspercentage dan oplopen tot 3,75%. De werkloosheid ligt daarmee dan nog steeds onder de geschatte evenwichtswerkloosheid van circa 4,5%, zodat de arbeidsmarkt gespannen blijft.

Hoge loonstijgingen verslechteren winstgevendheid en concurrentiepositie Voor dit jaar tekent zich in de marktsector een contractloonstijging af van gemiddeld 4,25%, bijna 1%-punt meer dan vorig jaar. Vooral de hogere inflatie en de krapte op de arbeidsmarkt liggen hieraan ten grondslag. De belastingherziening heeft door de omvangrijke lastenverlichting wel een matigende invloed op de loonontwikkeling. Naar verwachting zullen de contractlonen volgend jaar met 3,75% nominaal wat minder sterk stijgen. Dit hangt vooral samen met een geringere inflatie, maar ook de oplopende werkloosheid heeft een drukkend effect. De daling van de arbeidsproductiviteit in de marktsector gecombineerd met een nog hoge stijging van de contractlonen zorgt ervoor dat de arbeidskosten per eenheid product dit jaar zeer sterk stijgen. Dit komt tot uitdrukking in een scherpe stijging van de arbeidsinkomensquote, die met ongeveer1,5%-punt toeneemt tot 84,5%. De winstgevendheid van bedrijven staat dit jaar flink onder druk door de stijging van de arbeidsinkomensquote en de toename van de netto rentelasten. Volgend jaar daalt de winstgevendheid waarschijnlijk nog iets verder als gevolg van snel groeiende netto rentelasten doordat bedrijfsactiviteiten steeds meer met geleend geld worden gefinancierd. Het CPB verwacht voor dit jaar en volgend jaar een verslechtering van de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven als gevolg van de relatief sterk stijgende arbeidskosten, gecombineerd met de voor 2002 voorziene daling in de dollarkoers.

Begrotingsoverschot loopt terug
Door de conjuncturele vertraging komt voorlopig een einde aan de gestage verbetering van het begrotingssaldo. Het EMU-saldo daalt naar verwachting tot 1,2% in 2001 en vervolgens naar 0,9% in 2002. De belasting- en premie-inkomsten groeien minder sterk dan in voorgaande jaren, met name door de afzwakkende consumptie- en werkgelegenheidsgroei. Niettemin blijft in 2002 ten opzichte van het regeerakkoord uit 1998 sprake van een forse meevaller, vooral dankzij de hoge economische groei in de jaren 1999 en 2000. Bij de collectieve uitgaven leidt de groeivertraging volgend jaar tot oplopende uitkeringslasten. De totale uitgaven blijven desondanks binnen het afgesproken kader. Ten opzichte van de behoedzame raming uit het regeerakkoord wegen lagere rentelasten en uitkeringslasten nog op tegen de extra intensiveringen in met name zorg en onderwijs. De begroting 2002 biedt een goede startpositie voor het volgende kabinet om over te stappen op een demografisch verantwoorde ontwikkeling van het begrotingssaldo, zoals aanbevolen door de Studiegroep Begrotingsruimte. De gevolgen van vergrijzing kunnen dan te zijner tijd worden opgevangen zonder noodzaak tot lastenverzwaring.

Dit zijn enige hoofdlijnen van de vandaag openbaar gemaakte Macro Economische Verkenning 2002. De MEV bevat analyses en prognoses van het Centraal Planbureau voor de ontwikkelingen van de Nederlandse economie en de wereldeconomie in 2001 en 2002, alsmede een tweetal speciale onderwerpen. Speciale onderwerpen zijn dit jaar vennootschapsbelasting en wederuitvoer.

Verlaging vennootschapsbelasting
Het CPB heeft geanalyseerd wat de economische effecten kunnen zijn van een verlaging van de vennootschapsbelasting (VpB) in Nederland. Een verlaging van de VpB stimuleert de investeringen en verbetert het vestigingsklimaat. Het bevordert zo de economische groei en de werkgelegenheid. De macro-economische effecten van verlaging van de VpB zijn op middellange termijn van dezelfde orde van grootte als die van een verlaging van de loon- en inkomstenbelasting. Wel werkt een verlaging van de VpB wat trager door op de economie. Het huidige VpB-tarief van 35% ligt iets boven het Europese gemiddelde van 33%. Tien jaar geleden lag het Nederlandse percentage nog iets onder het gemiddelde. Door tariefverlagingen in andere landen is de Nederlandse positie enigszins verslechterd. Voor een oordeel over de VpB-belastingdruk moet naast het tarief ook de belastinggrondslag in ogenschouw worden genomen. Bij verlaging van de statutaire tarieven in Europa is de effectieve belastingdruk gemiddeld genomen stabiel gebleven door gelijktijdige verbredingen van belastinggrondslagen. Verschillende berekeningsmethoden laten zien dat het effectieve tarief in Nederland meestal iets boven het Europese gemiddelde ligt, maar daar doorgaans niet veel van afwijkt.

Groei wederuitvoer maskeert marktverlies van binnenlands geproduceerde uitvoer De wederuitvoer van goederen door Nederland heeft de laatste vijftien jaar een hoge vlucht genomen. Tussen 1990 en 2000 is het aandeel van wederuitvoer in de totale Nederlandse goederenuitvoer meer dan verdubbeld tot boven de 40%. Het gaat bij wederuitvoer om uitvoer van goederen die eerder zijn ingevoerd en die het land in (vrijwel) onbewerkte staat weer verlaten. De goederen moeten wel in eigendom zijn overgedragen aan een Nederlandse ingezetene, anders is er sprake van doorvoer. Een belangrijke oorzaak van de sterke toename in de wederuitvoer is de aantrekkingskracht van Nederland als vestigingsplaats voor buitenlandse distributiecentra. CPB-onderzoek geeft aan dat het marktverlies bij de binnenlands geproduceerde uitvoer vanaf 1993 groot is geweest, gemiddeld jaarlijks 3,7%. De explosieve groei van de wederuitvoer heeft deze slechte marktprestatie echter gemaskeerd, zodat de totale uitvoer sinds halverwege de jaren tachtig in de pas loopt met de relevante wereldhandel. Aan iedere euro wederuitvoer wordt door Nederlanders ongeveer 10 eurocent verdiend. Voor de binnenlands geproduceerde uitvoer ligt dat aandeel met ongeveer 60 eurocent veel hoger, omdat de productie daarvan veel meer binnenlandse arbeid vergt. De binnenlands geproduceerde uitvoer, voornamelijk geproduceerd door de Nederlandse industrie en landbouw, verliest vanaf midden jaren tachtig terrein aan concurrenten. Juist bij de binnenlands geproduceerde export hebben wisselkoersveranderingen en ontwikkelingen van arbeidskosten en productiviteit effect op de concurrentieslag met buitenlandse aanbieders.

De Macro Economische Verkenning 2002 (ISBN 90-1209-336-8) is te verkrijgen bij:

Sdu Servicecentrum uitgeverijen
Postbus 20014
2500 EA Den Haag
telefoon: (070) 378 98 80
telefax: (070) 378 97 83

Prijs: EUR 23,50 (NLG 51,79)

De volledige publicatie is (gratis) beschikbaar als PDFfile op de website van het Centraal Planbureau (www.cpb.nl).