Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Veiligheid belangrijk aspect in grotesteden- en informatiebeleid

In onze informatiemaatschappij wordt, naast veiligheid in het algemeen, ook veiligheid van elektronische informatie van steeds groter belang. Zo kunnen derden berichten die over internet verstuurd worden, kopiëren, lezen of onderscheppen, wijzigen en vervolgens weer doorsturen. Ook kunnen derden zich voordoen als iemand anders en op die manier niet gelegitimeerd toegang krijgen tot informatie, diensten en financiële middelen van de overheid. Dergelijke risico's moet de overheid kunnen uitsluiten. Dat is bijvoorbeeld van groot belang bij verkiezingen en bij het aanvragen en verstrekken van uitkeringen en subsidies. Daarom wordt in 2002 in versneld tempo gewerkt aan de betrouwbaarheid van elektronische communicatie. Het moet mogelijk worden personen en organisaties te identificeren die elektronisch met elkaar communiceren en het daarmee vertrouwelijk versturen van berichten. Zeker moet zijn dat de boodschap onderweg op de elektronische snelweg niet van inhoud verandert of wordt afgetapt. Het ongestoord functioneren van de elektronische infrastructuur bepaalt ook mede de kwaliteit van het openbaar bestuur. Voor deze beide aspecten - de kwaliteit van het functioneren van de overheid en veiligheid in het elektronisch verkeer - komt in 2002 35 miljoen gulden (bijna 16 miljoen Euro) beschikbaar.

Elektronische identiteitskaart
In het kader van de ontwikkeling van een nieuw reisdocument wordt onderzoek gedaan naar de haalbaarheid van invoering van een elektronische Nederlandse identiteitskaart (de eNIK-kaart). In 2002 wordt grootschalig beproefd of en zo ja, hoe de Nederlandse identiteitskaart geschikt gemaakt kan worden voor elektronische identificatie. Onderzoek vindt ook plaats naar het biometrische kenmerk dat het meest geschikt is om in de reisdocumenten op te nemen. Doel hiervan is het terugdringen van zogenaamde "look-alike" fraude en het mogelijk maken van geautomatiseerde grenscontrole.

Elektronische dienstverlening
Het moet op langere termijn mogelijk zijn dat burgers en bedrijven via Internet kunnen beschikken over overheidsinformatie die voor hen van belang is, en dat de burger zeven dagen per week, 24 uur per dag, met de overheid op elektronische vraaggerichte wijze zaken kan doen. Om dat te bereiken zullen in 2002 de laatste gemeenten vraaggerichte sites openen. De doelstelling is dat eind 2002 een kwart van de overheidsdienstverlening elektronisch verloopt. Eind 2000 was dat voor gemiddeld 18 procent het geval.

Modernisering GBA
De overheid dient voor de uitvoering van diverse taken te beschikken over juiste en volledige persoonsgegevens van burgers. Deze gegevens worden vastgelegd in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA). In maart 2001 is een advies uitgebracht over de modernisering van de GBA, die naar schatting acht à tien jaar zal vergen. Op de korte termijn worden verschillende maatregelen genomen om de grootste knelpunten binnen het huidige stelsel weg te nemen. Prioriteit daarbij heeft de wens van bijvoorbeeld de politie om direct en op ieder gewenst moment over de benodigde gegevens te kunnen beschikken. Daarvoor wordt een landelijk raadpleegbare directory op de GBA ontwikkeld.

Kiezen op Afstand
Ter voorbereiding op het experiment dat bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten (maart 2003) wordt gehouden met 'Kiezen op Afstand' worden in 2002 ontwerpen gemaakt voor onder meer een landelijk raadpleegbaar kiezersregister en voor een zogeheten "virtueel stemlokaal". Een voorstel voor een tijdelijke wet die experimenten tijdens verkiezingen mogelijk maakt, ligt op dit moment voor advies bij de Raad van State. Het gebruik van een elektronische identiteitskaart ten behoeve van 'Kiezen op Afstand' wordt in 2001 beproefd. In 2002 zullen schaduwverkiezingen en proeven worden georganiseerd om zoveel mogelijk elementen van 'Kiezen op Afstand' te testen.

Grotestedenbeleid
Na jaren van achteruitgang en achterblijven, steken de ontwikkelingen in steden de afgelopen jaren positief af ten opzichte van de landelijke trend. De inzet en aandacht voor versterking van de steden en meer in het bijzonder de achterstandswijken, moet echter onverminderd groot blijven. Bewoners uit wijken en buurten worden gestimuleerd mee te denken en mee te werken aan de verbetering van hun woonomgeving. Omdat het lokale bestuur zicht heeft op wie wat doet in hun stad of wijk, kunnen zij de juiste (maatschappelijke) organisaties inzetten en uitnodigen om mee te helpen het Grotesteden- en Integratiebeleid tot een succes te maken. Onder regie van het lokale bestuur moeten al deze partners samen werken aan de verbetering van het leefklimaat.

Verbeteren wijkveiligheid
Ondanks de resultaten die mede dankzij het GSB zijn geboekt, blijft de veiligheid en leefbaarheid in de aandachtswijken zorgen baren. Burgers zelf zullen daarom gestimuleerd en geactiveerd worden bij te dragen aan de verbetering van hun directe leefomgeving. Ook van bedrijven mag verwacht worden dat zij zich inzetten om maatschappelijke misstanden in hun vestigingswijk weg te (doen) nemen. De komende jaren (tot en met 2003) is bijna 30 miljoen gulden (13.6 miljoen Euro) per jaar beschikbaar voor een extra impuls voor de verbetering van de wijkveiligheid en leefbaarheid. De gemeentebesturen van de 30 grote steden selecteren per stad in beginsel één wijk, waarin de achterstanden en problemen relatief het grootst zijn. Voor deze wijken worden vanuit het rijk financiële middelen beschikbaar gesteld om de ideeën van de bevolking, bedrijven en maatschappelijke organisaties zelf uit te kunnen voeren. Dat kan bijvoorbeeld gaan om de inzet van cameratoezicht, extra toezichthouders in combinatie met eigen inzet van buurtbewoners, het zgn. Marokkaanse buurtvaders-project of om samenwerking tussen gemeente, politie en midden- en kleinbedrijf ter voorkoming van winkeldiefstal, vernielingen en braak.

Resultaten van het Grotestedenbeleid
De formele verantwoording over de resultaten van het grotestedenbeleid gebeurt aan het einde van de convenantperiode in 2005. Tussentijds wordt in het voorjaar van 2002 een eerste balans over de volle breedte (de zogeheten Tussenstand) opgemaakt. De Raad voor het Openbaar Bestuur en de Raad Financiële Verhoudingen, de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, de VROM-Raad en de Sociaal Economische Raad is om advies gevraagd over een verdere optimalisering van het grotestedenbeleid. Deze adviezen worden voor de Tussenstand uitgebracht. Op basis van deze tussenstand en de uitgebrachte adviezen waarop het kabinet zal reageren, kan het GSB worden bijgestuurd om de prestaties en effecten ervan zonodig te verbeteren.

Integratiebeleid
De centrale beleidsdoelstelling van het integratiebeleid (bijdragen aan de totstandkoming van een samenleving waarin ook de leden van etnische minderheidsgroepen actief en volwaardig kunnen participeren) heeft nog niets aan betekenis en actualiteit ingeboet. Daarbij is ook sprake van positieve ontwikkelingen zoals verbeteringen in de onderwijsprestaties en een sterk dalende werkloosheid onder etnische minderheden.

Inburgering versterkt
Inburgering van leden van etnische minderheidsgroepen in de Nederlandse samenleving is van groot belang. Voor nieuwkomers is er de verplichte inburgering op basis van de Wet Inburgering Nieuwkomers (WIN), die in 1998 van kracht werd. Deze wet wordt nu geëvalueerd en in 2002 wordt bezien of deze evaluatie dient te leiden tot aanpassingen. In 2002 en volgende jaren is een bedrag van ruim 100 miljoen gulden (47.6 miljoen Euro) extra beschikbaar voor de inburgering van etnische minderheden die al langer in ons land wonen. Binnen deze groep geeft het kabinet prioriteit aan werkzoekenden en opvoeders. Hiervan zijn alleen werkzoekenden in het kader van reïntegratie verplicht een inburgeringcursus te volgen.

Preventie van criminaliteit onder minderheden
Voor het vervolg op het CRIEM-programma is voor de jaren tot en met 2004 jaarlijks bijna 25 miljoen gulden (11.3 miljoen Euro) beschikbaar. Kern van dit beleid is het voorkomen van criminalisering en marginalisering van jongeren uit etnische minderheidsgroepen door de gemeenten. Tot en met 2004 worden 44 gemeenten gericht (financieel) ondersteund in het ontwikkelen en uitvoeren van lokale initiatieven. Daarnaast wordt het budget gebruikt om handreikingen en instrumenten te ontwikkelen die de gemeenten kunnen inzetten bij het vormgeven van preventief beleid en die kennisoverdracht (best-practices) tussen de verschillende gemeenten ondersteunen. Doel is een betere registratie en uitwisseling van persoonsgegevens tussen instellingen onderling (binnen de ruimte van privacywetgeving), een beter zicht op de mate van toegankelijkheid van gemeentelijke instellingen voor allochtone jongeren, en een betere spreiding van kennis over elders uitgevoerde projecten.

Antilliaanse jongeren
Nu de inburgering op de Antillen van Antilliaanse jongeren die naar Nederland willen vertrekken, vooralsnog geen doorgang zal vinden, moeten er in Nederland maatregelen worden getroffen voor de opvang van deze jongeren op lokaal niveau. Uitgangspunt daarbij is dat de oplossing van de problemen primair een gemeentelijke verantwoordelijkheid is. Nadat in 2001 is vastgesteld in welke gemeenten zich concentraties voordoen van Antilliaanse jongeren die daadwerkelijk overlast veroorzaken, worden deze gemeenten in 2002 uitgenodigd plannen op te stellen voor de opvang en de verbetering van de positie van deze jongeren. Op basis daarvan wordt geld ter beschikking gesteld in aanvulling op de inzet van gemeentelijke middelen. In beginsel is voor de opvang en de verbetering van de positie van de Antilliaanse jongeren voor de jaren 2002 tot en met 2004 een bedrag van bijna 8 miljoen gulden (3.6 miljoen Euro) per jaar beschikbaar. Dit is een aanvulling op de middelen die al in het kader van het CRIEM-beleid beschikbaar zijn voor de zeven zogenoemde Antillengemeenten. Het gaat er om te komen tot een sluitende benadering, waarbij de toeleiding van deze jongeren naar inburgerings- en werkgelegeheidstrajecten wordt gestimuleerd. Dat gebeurt door het aanbieden op lokaal niveau van een samenhangend pakket van huisvesting en een cursus bij het ROC.

Ministerie BZK
secr. persvoorlichting
070- 426 86 70