Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Activering en uitstroom Inkomenswaarborg Handhaving Adequate uitvoering

Actueel / Prinsjesdagstukken

Hier vindt u de overige Prinsjesdagstukken (Sociale Nota, samenvatting, begroting etc.)

Sociale Nota 2002
De relevante delen voor gemeenten

U kunt hier een aantal relevante delen uit de samenvatting van de Sociale Nota 2002 lezen die specifiek van belang zijn voor gemeenten. U kunt direct naar de volgende paragrafen doorklikken: Inleiding
Sluitende aanpak
Laagopgeleiden
Allochtonen
Aantal bijstandsuitkering
Suwi
SIOD
Fonds werk en inkomen
Agenda voor de toekomst
Onderzoek uitvoering bijstand
Koopkracht uitkeringsgerechtigden
Armoedeval
Inleiding

Door de aanhoudende krapte op de arbeidsmarkt is het meer dan ooit nodig om mensen die kunnen werken maar om uiteenlopende redenen aan de kant staan, nu aan de slag te krijgen. Vanaf 2002 krijgen mensen die al langer dan een jaar een uitkering hebben (zoals bijstandsgerechtigden en WAO-ers) of die een gesubsidieerde baan hebben een fiscaal voordeel van maximaal 2723 euro (6000 gulden) verdeeld over drie jaar wanneer zij een niet-gesubsidieerde baan aanvaarden.
Werkgevers krijgen in dat geval een korting op de belastingafdracht van 700 euro (1543 gulden). De toetrederskorting geldt ook voor herintredende vrouwen. Daarnaast worden maatregelen genomen om ouderen, laagopgeleiden en allochtonen aan een baan te helpen. Met gemeenten zijn concrete afspraken gemaakt over een sluitende aanpak van de werkloosheid. De inzet is dat eind 2002 het bestand van langdurig werklozen is doorgelicht en zo nodig een aanbod van werk of scholing heeft gekregen.

Dit schrijven minister Vermeend, staatssecretaris Verstand en staatssecretaris Hoogervorst van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de Sociale Nota 2002, die tegelijk met de begroting van het ministerie is verschenen.
Sluitende aanpak

Om langdurige werkloosheid te voorkomen krijgen sinds 1999 mensen voor wie de afstand tot de arbeidsmarkt te groot is om op eigen kracht aan het werk te komen binnen 12 maanden een aanbod van werk of scholing. Voor jongeren is deze zogenoemde sluitende aanpak al volledig gehaald. De sluitende aanpak wordt uitgebreid naar mensen die al langdurig werkloos zijn. De inzet is dat uiterlijk eind 2002 het bestand van langdurig werklozen is doorgelicht en zo nodig een aanbod van scholing of werk heeft gekregen.
Uitkeringsgerechtigden kunnen niet vrijblijvend omgaan met de hun aangeboden baan of (scholings)traject. De sluitende aanpak moet worden gecombineerd met een consequent gebruik van sancties. Hierover zijn met gemeenten concrete afspraken gemaakt in het kader van de overeenkomst Een gezamenlijke agenda voor de toekomst. Laagopgeleiden

Om de arbeidsdeelname onder mensen met een lage opleiding, onder wie veel allochtonen, extra te ondersteunen wil het kabinet werkgevers financieel tegemoetkomen als zij hun voormalig werkloze werknemers scholing laten volgen om een zogeheten startkwalificatie (minimaal MBO-niveau 2) te halen. Hiervoor wordt vanaf 2002 ruim 45 miljoen euro (100 miljoen gulden) gereserveerd.
Allochtonen

Voor het aan het werk helpen van etnische minderheden is vorig jaar met het midden- en kleinbedrijf een convenant afgesloten. Dat heeft er inmiddels toe geleid dat meer dan 20.000 allochtonen een baan hebben gekregen. Het convenant, dat loopt tot 2002, wordt verlengd. Eind 2001 zullen ook met een groeiend aantal grote bedrijven convenanten zijn gesloten met concrete afspraken over banen voor etnische minderheden. Ter ondersteuning van de uitvoering is de projectorganisatie Ruim Baan voor Minderheden ingesteld. De CWIs zullen allochtone werkzoekenden met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt door middel van een één-op-één bemiddeling aan werk gaan helpen. Het kabinet heeft bij zijn aantreden de doelstelling geformuleerd het werkloosheidsverschil tussen autochtonen en etnische minderheden in deze kabinetsperiode te halveren. Deze doelstelling is gehaald. De werkloosheid onder etnische minderheden is gedaald van 16 procent in 1998 tot circa 10 procent in 2000.
Aantal bijstandsuitkeringen

Onder het kopje Sociale zekerheid in de samenvatting is de volgende informatie voor gemeenten van belang: "Door de sterke groei van de werkgelegenheid in de afgelopen jaren is het aantal mensen met een werkloosheids- of bijstandsuitkering substantieel gedaald. Het aantal WW-ers is sinds 1995 met meer dan de helft gedaald tot naar raming 169.000 in 2001. Het aantal bijstandsgerechtigden is sindsdien met bijna 30 procent verminderd tot naar verwachting 418.000 in 2001. Voor het jaar 2002 wordt rekening gehouden met een stijging van het aantal mensen met een werkloosheidsuitkering. Geraamd worden 205.000 WW-uitkeringsgerechtigden en 428.000 bijstandsgerechtigden. SUWI

Begin 2002 gaat de nieuwe uitvoeringsorganisatie voor de sociale zekerheid en arbeidsbemiddeling van start. Het Wetsvoorstel structuur uitvoering werk en inkomen (SUWI) ligt momenteel ter behandeling in de Eerste Kamer. In het wetsvoorstel staat het belang van preventie en reïntegratie voorop. Taken als de beoordeling van het recht op een uitkering, handhaving en opsporing mogen niet beïnvloed worden door commerciële belangen. Deze taken worden door publieke organisaties verricht. Taken die zich juist goed lenen voor concurrentie (preventie en reïntegratie), worden uitgevoerd door de private markt. Verspreid over het hele land komen 131 Centra voor werk en inkomen (CWI), waar werkzoekenden terecht kunnen voor arbeidsbemiddeling en voor de aanvraag van een uitkering. De huidige uitvoeringsinstellingen worden samengevoegd in het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), dat verantwoordelijk is voor de premie-inning, de WAO-keuring en de uitkeringsverstrekking. De gemeenten blijven verantwoordelijk voor de uitvoering van de bijstandsregelingen. Het toezicht op de uitvoeringsorganisaties wordt verricht door de Inspectie voor Werk en Inkomen. De samenwerking tussen de diverse betrokken partijen wordt op landelijk en op regionaal niveau versterkt. Er komt een Raad voor Werk en Inkomen met vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en gemeenten, die meewerkt aan het vormgeven van het gehele beleid op het terrein van werk en inkomen. Ook komen er regionale samenwerkingsplatforms. In bedrijfsverzamelgebouwen kunnen CWI, UWV en gemeentelijke sociale diensten zich gezamenlijk vestigen. Ook private reïntegratiediensten en arbodiensten kunnen zich hier vestigen, zodat voor cliënten als het ware een beursplein voor werk ontstaat.

De rechten en plichten van de betrokken partijen (werknemers, cliënten, het UWV, de gemeente of de werkgever) worden nader ingevuld en aangescherpt. Zo is de uitkerende instantie verplicht de cliënt te informeren over alle zaken die voor zijn reïntegratie van belang kunnen zijn. De cliënt of werknemer kan aanspraak maken op een adequaat reïntegratieaanbod, bijvoorbeeld in de vorm van sollicitatietraining, werkplekaanpassing of persoonlijke voorzieningen.
Voor WW-ers en bijstandsgerechtigden geldt de plicht om in voldoende mate te solliciteren, mee te werken aan (noodzakelijk geachte) scholing, passende arbeid te aanvaarden en voorschriften op te volgen om doelmatige controle mogelijk te maken.

Met ingang van het contractjaar 2000 is voor de huidige uitvoeringsinstellingen de verplichte inkoop van reïntegratietrajecten bij Arbeidsvoorziening beëindigd en is de dienstverlening opengesteld voor de vrije markt. De bewindslieden streven naar het totstandkomen van een reïntegratiemarkt met gezonde marktverhoudingen. Het kabinet acht het hierbij met name zijn taak om de juiste voorwaarden te scheppen, de marktontwikkelingen nauwgezet te volgen en eventueel ingrijpen tot het uiterste te beperken.
SIOD

In 2002 gaat de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) van start. De SIOD is een bijzondere opsporingsdienst met zware bevoegdheden speciaal voor grote complexe fraudezaken in de sociale zekerheid. De SIOD moet vanaf 2003 345 arbeidsplaatsen omvatten. Hiermee kunnen minstens 100 grote opsporingsonderzoeken per jaar worden uitgevoerd. Voor 2002 zijn vooralsnog 60 grote onderzoeken voorzien.
Fonds Werk en Inkomen

Om de uitvoering van de Algemene bijstandswet efficiënter te maken, is per 1 januari 2001 het Fonds Werk en Inkomen ingevoerd. Uit dit fonds worden zowel de bijstandsuitkeringen betaald als de kosten van de inschakeling van werkzoekenden. Het gemeentelijk aandeel in deze uitgaven is 25 procent. Het geld dat gemeenten overhouden door veel bijstandsgerechtigden aan het werk te helpen, mogen zij naar eigen inzicht besteden. De invoering van het fonds zal in 2002 worden geëvalueerd.
Agenda voor de toekomst

Met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is in april 2001 de gezamenlijke agenda voor de toekomst vastgelegd. Daarin zijn afspraken gemaakt over extra maatregelen voor de komende vier jaar die ertoe moeten leiden dat bijstandsgerechtigden sneller aan het werk gaan of maatschappelijk actief worden. De afspraken moeten leiden tot een sluitende keten van reïntegratie en een actieve aanpak van fraude. Er zijn concrete ambities vastgelegd, zoals een daling van het aantal bijstandsgerechtigden met 10 procent per jaar en een aanzienlijke terugdringing van het aantal ontheffingen van de arbeidsverplichting. In aanvulling op de gezamenlijke agenda voor de toekomst worden met de vier grootste gemeenten (G4) en de 21 grote gemeenten (G21) aanvullende bestuurlijke afspraken gemaakt. Voor gemeenten die met het Rijk concrete afspraken hebben gemaakt over uitstroom uit de bijstand en activering van bijstandsgerechtigden, geldt met ingang van 2002 een tijdelijke subsidieregeling om de extra inspanningen te kunnen bekostigen.
Bijstandsgerechtigden krijgen een casemanager, een vast aanspreekpunt die helpt bij het vinden van werk of bij sociale activering. De afspraken die de sociale diensten maken met de bijstandsgerechtigden over werk(ervaring), scholing of sociale activering worden schriftelijk vastgelegd en ondertekend door de cliënt. Als de cliënt de gemaakte afspraken niet nakomt, volgen sancties. Onderzoek uitvoering bijstand

Om een goede uitvoering van de Algemene bijstandswet te garanderen, zal een aantal gemeenten nader onder de loep worden genomen. Als vervolg op het medio mei 2001 uitgevoerde onderzoek in Amsterdam zal, indien daar aanleiding toe bestaat, bij een aantal gemeenten een zogeheten quick scan worden uitgevoerd. Afhankelijk van de uitkomst daarvan kan worden besloten tot een diepgaand onderzoek. Koopkracht uitkeringsgerechtigden

De algemene koopkrachtontwikkeling van uitkeringsgerechtigden is in de periode 1995-2001 vrijwel gelijk aan die van werknemers met een modaal inkomen. Daarnaast ontvangen veel uitkeringsgerechtigden extra inkomenssteun zoals huursubsidie en kwijtschelding van lokale lasten.Werknemers met een inkomen rond het minimumloon hebben gemiddeld een grotere inkomensstijging ondervonden. Dit hangt samen met de verhoging van het arbeidskostenforfait en de introductie van de arbeidskorting in deze periode, bedoeld om de armoedeval te verminderen door laagbetaald werk financieel aantrekkelijker te maken. Als rekening wordt gehouden met aanvullende inkomensondersteuning komt gemiddeld genomen het besteeedbaar inkomen op het niveau van het sociaal minimum 30 tot 35 procent hoger uit dan in de algemene koopkrachtontwikkeling.

Het percentage huishoudens met een inkomen tot 105 procent van het minimum is de laatste jaren afgenomen van 10,3 procent in 1995 tot 9,7 procent in 1999. Het gaat in de helft van de gevallen om uitkeringsgerechtigden jonger dan 65 jaar en in een kwart van de gevallen om mensen boven de 65 jaar. Het resterende deel wordt gevormd door zelfstandigen en werknemers. Het percentage huishoudens dat langdurig (vier jaar of langer) is aangewezen op een inkomen tot 105 procent van het sociaal minimum is gedaald van 4,1 procent in 1995 tot 3,6 procent in 1999.

Het kabinet zal een aparte regeling uitwerken voor mensen die langdurig van een minimuminkomen moeten rondkomen. In het kader van de afspraken die zijn gemaakt in de gezamenlijke agenda voor de toekomst wordt met de VNG gewerkt aan de uitwerking van de regeling. Armoedeval

De armoedeval - de situatie waarin aanvaarding van betaald werk een gering of zelfs negatief effect heeft op het besteedbaar inkomen door het verlies van inkomensafhankelijke vergoedingen - wordt door middel van een meerjarige aanpak bestreden. Betaald werk is en blijft de belangrijkste manier om de inkomenssituatie te verbeteren en daarmee armoede en sociale uitsluiting te voorkomen. In 2001 hebben de verlaging van de belastingtarieven en de introductie van de arbeidskorting de armoedeval verminderd, doordat werken ook in lager betaalde banen hierdoor financieel aantrekkelijk is gemaakt. In 2002 wordt de armoedeval verder bestreden door aanpassingen in de huursubsidie en een verdere verhoging van de arbeidskorting en de combinatiekorting. Daarnaast hebben het ministerie van SZW en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten in april 2001 een intentieverklaring gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over de reikwijdte van het gemeentelijk inkomensondersteuningsbeleid. Verder draagt ook de toetrederskorting ertoe bij dat de overgang naar werk in de eerste drie jaar financieel aantrekkelijk wordt. ___________ zoek

zoek Home Links Sitemap E-mail
actueel