Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid

Persbericht

Prognoses en realisaties van het verbruik van beton- en metselzand



BETON- EN METSELZANDVOORZIENING VRAAGT VERDERE VERBETERING BEHOEFTEVERKENNINGEN
In de afgelopen decennia zijn grote verschillen opgetreden tussen de prognoses van het verbruik van beton- en metselzand en de uiteindelijk gerealiseerde winning. Adequate bepaling van de taakstellingen voor beton- en metselzandwinning is daarbij onder meer gehinderd door sterke aanpassingen in de verwachte bouwinvesteringen en een gebrekkige registratie van het verbruik. Nieuwe inzichten in de ontwikkelingen in de bouw werden vaak met veel vertraging in de toekomstverkenningen verwerkt. Dit blijkt uit het rapport Prognoses en realisaties van het verbruik van beton- en metselzand dat door het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid (EIB) in opdracht van de Provincie Noord-Brabant is opgesteld. Jaarlijks wordt meer dan 20 miljoen ton beton- en metselzand verbruikt. In zogenaamde taakstellingen voor perioden van tien jaar worden tussen rijk en provincies afspraken gemaakt over te winnen hoeveelheden. Deze taakstellingen worden onder meer gebaseerd op toekomstverwachtingen van de investeringen in bouwwerken. Het EIB heeft over de afgelopen twintig jaar onderzocht in hoeverre de uiteindelijk gewonnen hoeveelheden afwijken van de oorspronkelijke afspraken. Daartoe is geanalyseerd hoe de prognoses van het verbruik van beton- en metselzand en de taakstellingen in de periode 1979-1998 tot stand zijn gekomen. Gebleken is dat de gewonnen hoeveelheden door verschillende oorzaken veelal sterk afwijken van de taakstellingen. De taakstellingen zijn in de loop van de tijd regelmatig bijgesteld, zowel naar boven als naar beneden. Hieraan lagen vooral mee- of tegenvallende realisaties van de investeringen in bouwwerken ten grondslag. Ook nieuwe inzichten in de toekomstige bouwinvesteringen hebben geleid tot aanpassingen in de taakstellingen. Opmerkelijk is dat het vaak vrij lang duurde voordat nieuwe inzichten werden verwerkt in de behoefteverkenningen. Een andere oorzaak voor afwijkingen tussen prognoses en realisaties van het verbruik van beton- en metselzand ligt in wijzigingen in het historisch cijfermateriaal van het verbruik. Nieuwe inzichten in historische verbruikscijfers, bijvoorbeeld door nieuwe meetmethoden, hebben gevolgen gehad voor de omvang van de taakstelling. Daarnaast zijn veranderingen opgetreden in de dekking van de jaarlijkse behoefte. Doordat de in- en uitgevoerde hoeveelheden en, in mindere mate, de inzet van alternatieven afweken van de verwachtingen, zijn verschillen ontstaan tussen de taakstelling en de uiteindelijke winning van beton- en metselzand. Hoewel de verkenningen in de afgelopen twintig jaar geleidelijk zijn verbeterd, zijn er nog diverse aandachtspunten. Gezien de ervaringen van de afgelopen decennia is het wenselijk om steeds de nieuwste cijfers van de bouwinvesteringen in de toekomstverkenningen mee te nemen. De behoefteramingen verdienen daarbij een regelmatige evaluatie. Een ander punt betreft het omgaan met onzekerheid: modelberekeningen van de toekomstige behoefte kunnen uiteindelijk te laag of te hoog uitvallen. Ook met de mogelijkheid van trendbreuken in de gemodelleerde relatie wordt momenteel nog maar in beperkte mate rekening gehouden. Aandacht voor veranderingen in deze relatie is daarom geboden. Tot slot moet worden gestreefd naar verbetering van de registratie van het verbruik.
Zie publicatie: Prognoses en realisaties van het verbruik van beton- en metselzand

omhoog
omhoog