Partij van de Arbeid

!!GESPROKEN WOORD GELDT!!

BIJDRAGE PvdA-FRACTIEVOORZITTER AD MELKERT AAN DE ALGEMENE POLITIEKE BESCHOUWINGEN OP 19 SEPTEMBER 2001

2e termijn

1.

Nederland heeft in de afgelopen jaren grote vooruitgang geboekt. Er is veel aan vertrouwen en zelfvertrouwen gewonnen. Er is bewezen dat economisch herstel en sociaal beleid elkaar kunnen versterken. De invoering van de euro toont een krachtige wil en het daarbij horende vermogen om internationale samenwerking en integratie hecht te verankeren.

Twee kabinetten onder leiding van Kok hebben hierop hun stempel gedrukt. Het is de hebbelijkheid en onhebbelijkheid tegelijk van sociaal-democraten om terughoudend te zijn in tevredenheid over wat is bereikt en ongeduldig te zijn in ambities voor de toekomst. Voor één keer dan toch een uitzondering: wij zijn trots op Kok. En goed te spreken over alle andere bewindspersonen van A t/m Z.

2.

Op het sterke economische fundament wordt nu gebouwd aan kwaliteit; aan voorzieningen die voor iedereen toegankelijke dienstverlening moeten garanderen, aan een modernisering van de publieke sector die het mogelijk moet maken in een goede balans tussen investering en kwaliteit Nederland voldoende voor te bereiden op zijn toekomst. Het kabinet is er in de loop van vier begrotingsjaren in geslaagd de trendbreuk die in 1998 was bedoeld om te zetten in herkenbaar beleid. De trendbreuk werd mogelijk na 15 jaar economisch herstelbeleid dat overigens in '98 nog niet was voltooid. Daarom is het steeds èn èn geweest; èn een meer solide begroting, op tijd gesaneerd om uitdaging van de AOW en de zorg van de toekomst aan te kunnen; èn lastenverlichting om werkgelegenheid en bedrijfsinvesteringen te ondersteunen en een ingrijpende herziening van het belastingstelsel mogelijk te maken; èn verbetering van kwaliteit en vergroting van het aanbod van publieke voorzieningen op het gebied van onderwijs, zorg en veiligheid met daarnaast ruimte voor investeringen in infrastructuur, milieu en natuur. Dat heeft twee belangrijke effecten opgeleverd. In de eerste plaats het bereiken van een begrotingsoverschot, sneller dan verwacht. Daardoor is het aflossen van de staatsschuld in 25 jaar tot een reëel vooruitzicht geworden. In de tweede plaats het bijna verdrievoudigen van de in '98 nog voorziene ruimte voor kwaliteitsgroei in de publieke sector. Kleinere klassen, de aanpak van wachtlijsten in de zorg, meer politie-agenten - een jaar sneller bereikt dan voorzien -: het zijn enkele voorbeelden van tastbare resultaten waarvoor de PvdA-fractie met anderen heeft gepleit, waarvoor we mandaat van de kiezers hebben gekregen en die nu zichtbaar worden in het dagelijks leven.

3.

Het sneller dan verwacht beschikbaar komen van extra ruimte heeft kabinet en Kamer ook steviger met de neus op enkele weerbarstige feiten gedrukt. De feiten van bureaucratie, personeelstekort en gebrek aan prestatiemeting die de onmiddellijke effecten van meer geld te vaak beperken. Een nieuw begrip van de rol van de overheid en van haar organisatie ten dienste van de burgers is aan het groeien. Het kabinet onderkent deze ontwikkeling, maar is nog niet ver genoeg in aansturing en doordenking. De Verkenningen die met het oog op de toekomst zijn geschreven voorzien gedeeltelijk in deze leemte. Dit is in ieder geval de grote uitdaging aan het begin van de volgende kabinetsperiode:


* vasthouden van de balans van soliditeit en investeringen;

* door middel van werk, inkomen en kwaliteit iedereen erbij houden;

* een moderne overheid toetsen op haar dienstverlenende prestatie.
Die uitdaging kunnen we nu aan omdat er in de afgelopen jaren verantwoorde keuzes zijn gemaakt. Verantwoord voortzetten en vernieuwen, De toekomst niet op zijn beloop laten, overlaten aan de particuliere voorkeur zonder aan de meerwaarde voor iedereen te denken. Op scholen, in de zorg, in de buurt gaat het om de vraag: is het ieder voor zich of doen we het samen.

4.

Door de samenloop van de aarzelende conjunctuur en de ramp is nu uiterste behoedzaamheid geboden met betrekking tot de economische vooruitzichten. Niemand weet hoe het de komende weken en maanden zal lopen; met de begroting kiest de PvdA ervoor vooralsnog een pas op de plaats te maken. De betekenis daarvan is tweeledig: de reeds genomen besluiten om fors extra te investeren in de publieke dienstverlening blijven van kracht. Dat is nodig om maatschappelijke redenen en het is verantwoord omdat er behoorlijke buffer is ontstaan in de begrotingsoverschotten 2001 en 2002. Tegelijk zien we op dit moment af van het doen van nadere voorstellen, in afwachting van beter zicht op de structurele ontwikkeling van de economie.

5.

In onze nationale economie bestond al de noodzaak een nieuw urgentiegevoel te scheppen: nadat in de vette jaren de eerste voorzichtige kwaliteitsstappen zijn gezet op weg naar meer moderne arbeidsverhoudingen (opleiding, participatie, verlof, kinderopvang) is nu versnelling nodig in plaats van vertraging. En de ruimte voor innovatie en onderzoek zal moeten worden vergroot in plaats van verminderd omdat de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit zorgen baart. beide taken vereisen matiging van de loonkosten. De ondersteunende rol van de overheid hierbij verdient meer aandacht dan wat de regering voor ogen staat. Dit raakt het beleid in (onder meer) het beroeps- en wetenschappelijk onderwijs, de investeringen in kinderopvang en de ruimte voor verlof, de ICT-infrastructuur en de veiligheid in de steden. Daarnaast zal ook de reïntegratie van nu nog WAO'ers en een sluitende aanpak door middel van gesubsidieerde arbeid veel aandacht vragen, juist om te voorkomen dat bij een beperkte groei de vicieuze cirkel van de jaren tachtig zich zou herhalen. Dit zijn structurele opgaven.

6.

Daarbij komt nog dat de economische situatie in Nederland de afgelopen maanden is verslechterd. Het gevaar bestaat dat als gevolg van de recente gebeurtenissen het consumentenvertrouwen verder achteruit gaat. De overheid moet er alles aan doen om hier tegengas te geven. Verbetering van de economische structuur is noodzakelijker dan ooit. Scholing, innovatie en marktwerking zijn sleutelwoorden.

De in de MEV geraamde werkgelegenheidsgroei is zowel voor 2001 als 2002 laag. Tegelijkertijd zijn er in een aantal sectoren nog moeilijk vervulbare vacatures; denk aan de bouw, het onderwijs, de zakelijke dienstverlening. Verbetering van scholingsmogelijkheden en van de aansluiting tussen arbeidsmarkt en scholing kan hier soelaas bieden. Dit heeft als neveneffect dat de investeringen in de bouw, die met name als gevolg van het arbeidstekort achterblijven, weer zouden kunnen stijgen. Het achterblijven van de woningbouw zou, gelet op de grote tekorten op de huisvestingsmarkt, sowieso meer aandacht van de regering moeten krijgen. Nu laat men het teveel op zijn beloop. Naast de investeringen verdient de particuliere consumptie aandacht. De hoge inflatie zal in 2002 naar verwachting terug kunnen lopen als gevolg van het ontbreken van incidentele factoren. Aandacht van de overheid is hier echter dringend gewenst. De overgang naar de Euro is niet zonder risico's ondanks alle geruststellingen tot nu toe. Ook een actief mededingingsbeleid kan bijdragen aan een beheerste prijsontwikkeling. Helaas moeten we nog steeds - samen met de regering - constateren dat er bijvoorbeeld in de sector financiële diensten, de benzinestations, de huishoudelijke apparaten sprake is van een gebrek aan marktwerking en te hoge prijzen. Een actievere opstelling van de Minister van Economische Zaken is hier gewenst. Het is opmerkelijk dat in de Verkenning Economische Structuur verbetering van marktwerking nauwelijks aandacht krijgt. Ook de verlichting van de administratieve lastendruk is geen succesnummer.

De brutoloonstijging was het afgelopen jaar fors in vergelijking met de economische groei; zij ging gepaard met slechts een zeer geringe productiviteitsstijging. Een beheerste loonkostenontwikkeling blijft noodzakelijk. Daarbij zal aan de top het goede voorbeeld gegeven moeten worden. Investeringen ter verbetering van de arbeidsproductiviteit blijven achter. Ons inziens is een generieke verlaging van de vennootschapsbelasting met een half procent niet het middel om hier iets aan te doen. Lastenverlichting voor bedrijven door middel van
innovatie-investeringsaftrek en verlaging van de belasting voor kleine zelfstandigen en bedrijven aan de voet van de VPB-belasting is effectiever.

Dit zijn alle agendapunten voor een cruciale fase van nieuwe afstemming met sociale partners in het a.s. najaarsoverleg. Wij vragen de regering tegen die tijd een geactualiseerd inzicht te geven in de stand van de economie. Is de regering hiertoe bereid?

Dan zal het ook beter mogelijk zijn correcties aan te brengen op enkele kwetsbare punten. Dat betreft in het bijzonder de inkomensvooruitzichten voor gezinnen met kinderen en voor ouderen met alleen AOW of een bescheiden pensioen. Op basis van de voorspelde groei blijft een beperkte reële inkomensgroei mogelijk, maar het houdt in vergelijking met anderen niet over. Dat zou nog meer gelden indien het totale beeld er nog wat somberder zou uitkomen te zien. Daarom willen we voorstellen door middel van de aanvullende kinderkorting en de ouderenkorting deze groepen een steuntje in de rug te geven. Bij voorkeur door extra middelen voor lastenverlichting uit te trekken, wat we bij een redelijk doorzettende groei verantwoord zouden vinden. Anders is een lastenverschuiving onvermijdelijk. Dit zou bij het belastingplan nader kunnen worden bezien.

In de tweede plaats is het ook ons niet ontgaan dat de uitgavenreserve voor 2002 nog niet is aangesproken. Dat is bij de onzekerheid van dit moment ook beter. Daar staat wel tegenover dat de kabinetsvoorstellen voor de maatschappelijke opvang en jeugdhulpverlening, voor de geestelijke gezondheidszorg, voor schoolgebouwen en voor de aanleg van de ecologische hoofdstructuur aanvulling behoeven zodra dit in het totaal van de ruimte goed kan worden verantwoord. Met nog meer urgentie kan het gaan om nadere voorstellen met het oog op onze veiligheid en de terrorismedreiging. Daar willen we tijdens de komende begrotingsbehandelingen nog op terugkomen.

7.

Nu we aan de vooravond staan van een nieuwe kabinetsperiode is het minstens zo belangrijk na te gaan of en hoe Nederland is voorbereid op de toekomst. De eerdergenoemde Verkenningen die door het kabinet op ons verzoek zijn opgesteld bieden hiervoor waardevol materiaal.

De rode draad erdoorheen is het belang van een vitale rol van de overheid.

Sleutelwoorden: het scheppen van maatschappelijke (en economische) meerwaarde;

voorkomen van elite opt-out; "iedereen erbij houden". Als we willen voortgaan op de weg van gelijke toegang tot hoogwaardige gemeenschappelijke voorzieningen - en dat willen wij - dan moeten we ons rekenschap geven van veranderende omstandigheden en voorkeuren van mensen.

Daarom staan wij open voor nieuwe combinaties van publieke aanspraken en individuele keuzeopties. De kern is dat mensen bereid blijven gezamenlijk te betalen voor algemeen toegankelijke voorzieningen. Mar dat zij meer zelf over de besteding kunnen beslissen en minder afhankelijk zijn van instellingen en hun bureaucratische logica.

Dan kunnen ouders meebeslissen over het extra schoolbudget. Gehandicapten over hun persoonsgebonden budget. Ouderen over de besteding van hun zorgtoelage. Studenten over de keuze van het beste studieprogramma op verschillende hogescholen of universiteiten, ook in het buitenland.

Ook het pleidooi in de Verkenningen voor het vaker en beter benutten van experimentele regelingen voorafgaand aan formele wetgeving spreekt ons aan. Een meer ondernemende en minder risicomijdende overheid staat ons voor ogen.

De PvdA-fractie wil de Verkenningen benutten in de voorbereiding op een volgende periode na de verkiezingen. We kunnen ons voorstellen dat ook binnen het kabinet of binnen departementen verder wordt gewerkt aan analyses en beleidsopties die de snelheid van handelen na de vorming van een nieuw kabinet zouden vergroten.

Op één punt in het bijzonder vinden we het nodig dat het kabinet bouwstenen aanlevert voor een broodnodige beleidsversnelling. dat betreft een grondige analyse van de ongelijke kansen en mogelijkheden in de sfeer van arbeid en zorg, verlof en de uitwerking van het al langer omarmde idee van een "leven lang leren". Belemmeringen zoals het ontbreken van voorzieningen voor het overblijven van kinderen (de tussenschoolse opvang) moeten worden aangepakt. Het SER-rapport "Levensloop" biedt inmiddels al heel wat aanknopingspunten. We weten dat het kabinet zich hierop oriënteert. Maar hier wringt de schoen. Want dat zou ook gebeuren op een mogelijke regeling voor betaald verlof. En nota bene de wet Basisvoorziening Kinderopvang dreigt te veel vertraging op te lopen. Klopt het dat het wetsvoorstel niet voor november in de ministerraad wordt besproken? Ziet de minister-president mogelijkheden om op dit terrein soortgelijke beleidsvoorbereidingen te treffen als destijds met het belastingstelsel en nu met de basisverzekering volksgezondheid.

In de onderwijsverkenning valt de diagnose op van het beroepsonderwijs. Een middellange termijnverkenning beroepsonderwijs zou besluitvorming in een later stadium zeer kunnen ondersteunen. Ik wil hier wel waarschuwen tegen een trend in de onderwijsverkenning die ons niet aanspreekt: dat is het terugbrengen van de algemeen geldende voorschriften voor de inhoud van het onderwijs tot de vakken taal en rekenen. In een maatschappij als de onze is er echt nog wel meer verplicht mee te geven in de bagage van iedere leerling. Laten we daar geen vergissingen maken waar we later spijt van krijgen.

In de verkenning van de sociale infrastructuur ontbreken pijnlijk het heden en de toekomst van inburgering. Is dat een bewuste keuze geweest? Is dit veroorzaakt door tevredenheid over het lopende beleid? Zo ja, dan ben ik benieuwd naar de toelichting.

De verkenning van de toekomst van de zorg is inhoudelijk diepgaand, maar weinig zeggend op het allermoeilijkste punt: het vermogen van de overheid om de ambitie van publieke aansturing waar te maken.

Hier wil ik nog iets toevoegen.

Met onze instemming is de regering gevraagd meer inzicht te geven in de besteding van de gelden die de afgelopen zeven jaar beschikbaar zijn gekomen voor de zorg. Het moet gezegd, er is veel uit de kast gehaald. Maar zeggen de cijfers ons voldoende over de feitelijk geleverde prestaties en - belangrijker nog - de wijze waarop de geldstromen (kunnen) worden gestuurd. Bij het lezen moest ik erg denken aan het rapport dat in 1994 in opdracht van de Kamer is opgesteld door de Commissie-Willems. Een goed rapport, dat de vinger legde op de echte zere plek: de organisatie van de volksgezondheid is teveel gebaseerd op nevengeschikte verantwoordelijkheden en te weinig op hiërarchische verantwoordingsplicht. Aan de vooravond van een nieuw en noodzakelijk debat over de basisverzekering waarover nu in beginsel overeenstemming bestaat, moet de vraag opnieuw worden opgeworpen of deze ons uiteindelijk in staat zal stellen meer zicht te krijgen op de geldstromen in de zorg. En of premiegeld wel effectief en efficiënt wordt besteed. Zeker bij de huidige personeelskrapte is het riskant verantwoordelijkheden zo te verleggen dat de rekening weer terugkomt bij de overheid zonder dat deze daarop voldoende greep kan houden. We zullen in de Vaste Commissie graag bespreken hoe een vervolg kan worden gegeven op de nu voorliggende inventarisatie. Niet met het doel om nog eens terug te kijken, maar vooral om vooruit te zien.

Samenvattend: de verkenningen sluiten goed aan op een periode van succesvol beleid: zij bouwen voort op wat is bereikt en geven aan waar wissels naar de toekomst moeten worden verzet.

8.

Veel van deze ambities vraagt een overheid die op haar taak is berekend en die ook de medewerkers aan zich weet te binden die deze taak aankunnen. Voortzetting van het beleid na de belangrijke doorbraak die met het rapport Van Rijn is bereikt, is daarom van het grootste belang. Er is behoefte aan betere prognoses met betrekking tot de behoefte en beschikbaarheid van leraren, verpleegkundigen, artsen, politieagenten en jeugdhulpverleners. Voor de PvdA is dit de rode draad bij de bespreking van afzonderlijke begrotingshoofdstukken. Ter illustratie van het belang wil ik drie aandachtspunten noemen.

Uit eerste lezing van de onderwijsbegroting houden we de indruk over dat de al langer bestaande problemen met het vervangingsfonds (ter dekking van de kosten van vervanging van zieke leerkrachten) niet zijn opgelost. Zo dreigen de premieverhogingen opnieuw te worden afgewenteld op het schoolbudget dat nu juist in het leven was geroepen om knelpunten in het personeelsbeleid op te vangen. Tel uit je winst. Is onze indruk terecht?

Bij de politie is reeds na drie van de uitgetrokken vier jaren de in het regeerakkoord voorziene uitbreiding met meer dan 3000 agenten bereikt. Hulde. Als ik het goed zie zal er ook bij de start van een nieuwe periode behoefte bestaan aan een verdere - wat mij betreft grote - uitbreiding. Hoe voorkomen we nu dat de instroom in de politieopleidingen te ver terugvalt en daardoor onnodige vertraging oploopt?

In de zorg is vorig jaar mijn motie over het opheffen van de numerus fixus voor de artsenopleiding aangenomen. De regering stelt nu voor in de komende jaren toe te werken naar 2400 jaarplaatsen. Hoe is dit getal tot stand gekomen? Is het door de institutionele capaciteit bepaald? Of is het beredeneert vanuit de toekomstige behoefte van patiënten die steeds meer de gevolgen ondervinden van een groeiende uitstroom van artsen? Klopt het dat faculteiten inmiddels hebben aangegeven dat 3200 jaarplaatsen wel mogelijk zijn? Is niet de uitbreiding van het aantal faculteiten onvermijdelijk? Klopt onze indruk dat reeds op korte termijn de TU Twente in een flink aantal nieuwe plaatsen zou kunnen voorzien?

9.

Een overheid die op haar taak is berekend is bereid haar eigen werkwijze kritisch te herijken. Wie terugkijkt op het afgelopen decennium in Den Haag zal zeker veel verandering noteren in de werkwijze binnen departementen. Ook is veel veranderd in de verdeling tussen centrale en decentrale bevoegdheden. In het algemeen kan daarover positief worden geoordeeld. Veel zwakke plekken zijn echter zichtbaar bij de verbindingsschakels: De schakels tussen de departementen onderling de schakels tussen het rijk en de lagere overheden; de schakel tussen Nederland en de EU. Het is niet nieuw om verkokering als een obstakel te zien voor het bevorderen van integrale beleidsimpulsen. Het is wel dringend nodig hierin tot nieuwe initiatieven te komen. In die zin zijn de Verkenningen voorboden van een nieuwe tijd en een nieuwe aanpak: op kabinetsniveau zal meer tijd moeten worden ingeruimd voor integrale beleidsoriëntatie vooraf zodat de missie voor departementen en uitvoeringsorganisaties helder is georganiseerd en daarbinnen een praktische werkwijze kan worden gevonden.

Voorbeelden:


* Project overlastbestrijding in Heerlen (`operatie Hartslag')

* Brede school in Heerenveen


* Economische structuurversterking: regioconvenanten en voorbereiding nieuwe beleidsimpuls infrastructuur


* De Europese aanpak van interne veiligheid


* Een minister van Europese Zaken

10.

Tot die voorbeelden behoort bij uitstek de Ruimtelijke Ordening.

De fractie van de Partij van de Arbeid kijkt met bijzondere belangstelling uit naar het derde deel van de vijfde nota Ruimtelijke Ordening. En wij staan daarin niet alleen. Veel burgers maken zich zorgen over de inrichting van ons land. Maar liefst 43% ervaart Nederland als `volgebouwd' en nog eens 27% als `zeer volgebouwd'. En het moet gezegd, Nederland oogt ook voller dan nodig is. Niet door het aantal mensen, maar door de nationale halfslachtigheid in het kiezen van de benutting van de ruimte. Het kabinet dient, voor de toekomstige inrichting van ons land, heldere keuzes te maken. Het gaat daarbij om cruciale keuzes, die ook zullen bepalen of de trendbreuken die hier en daar in het natuur en milieubeleid zijn gerealiseerd tot blijvende kwaliteitsverbetering zullen leiden. Maar ook de ontwikkeling van onze steden staat op het spel. Voor de kwaliteit van het eigen leven, zowel als het gaat om het wonen, werken en welzijn zijn burgers afhankelijk van mooie en leefbare steden. Suburbanisatie bedreigt zowel het open platteland als de steden zelf. De PvdA staat een helder onderscheid voor tussen stedelijk gebied en landelijk gebied, tussen stad en platteland. Maar het gaat om meer. Het gaat in de Vijfde Nota om een actieve ruimtelijke ontwikkelingsplanologie waarbij beelden zijn gekoppeld aan acties. Dan gaat het om concrete stappen: vitaliteit van het platteland; een veerkrachtig watersysteem; de versnelde realisatie van de ecologische hoofdstructuur en de ontwikkeling van grootschalige nationale landschappen. Verder moet de weg naar de duurzame landbouw worden ingeslagen. Een actief grondbeleid garandeert daarbij de bescherming van de open ruimte, de leefbaarheid in en rond de steden. De bedrijventerreinen moeten intensiever worden benut.

11.

Kwaliteit is wat we ons kunnen veroorloven op basis van wat kwantitatief is bereikt. De afgelopen jaren zijn we met onze neus op de feiten van de geïndustrialiseerde voedselproductie gedrukt. Voedselveiligheid is door steeds meer mensen als basisbehoefte erkend. De voorwaarden daarvoor zijn nog onvoldoende gegarandeerd, door belangenstrijd in de EU en door gemis aan urgentiegevoel in eigen land. We zijn aan de burgers verplicht lering te trekken uit de kippen-, varkens- en koeiencrisis die we hebben beleefd. Een onderzoek naar de ketens en de veiligheidsschakels is daarom gewenst zodat in het komend jaar tot verantwoorde verbetering kan worden besloten.

Het gaat om de vraag waar de potentieel risico's voor de voedselveiligheid schuilgaan. Die kunnen liggen in de productie, in de handel, in de controle, in de wet- en regelgeving, in het onderzoek of in een combinatie. Naar onze mening heeft een debat over een Voedsel-autoriteit - in eigen land en/of in EU-verband - slechts beperkte waarde indien de fundamentele vraag naar het vóórkomen van lacunes in de voedselproductieketen niet wordt beantwoord. Want dan gaat voorspelbaar alle aandacht uit naar de institutionele vormgeving en de daarachter liggende belangen en heeft de burger het nakijken. Wij stellen voor dat de Kamer zich op basis van voorstellen door een voorbereidende werkgroep oriënteert op een goed en transparant vervolg. Aan veilig voedsel kan niet genoeg aandacht worden gegeven.

12.

Zorgen dat Nederland een plezierig land blijft waar we dingen samen blijven doen, met een hoog welvaartspeil en met voor iedereen toegankelijke hoogwaardige voorzieningen. We zijn goed op weg. Op weg naar toch weer beter.