Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=421017


---

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Binnenhof 4 Den Haag Bureau Secretaris Generaal Parlementaire Informatiedienst Postbus 20061 2500 EB Den Haag
Datum 25 september 2001 Auteur Wiebe Anema
Kenmerk DDE-0943/2001 Telefoon 070-3485378
Blad /5 Fax 070-3485956
Bijlage(n) - E-mail wiebe.anema@minbuza.nl
Betreft Motie Koenders / Van Baalen, 27 400 V, nr. 20

Zeer Geachte Voorzitter,

In de motie Koenders/van Baalen (27400 V nr. 20) d.d. 2 november 2000, werd verzocht om verdere uitwerking van de rol die de private sector kan spelen bij onderwerpen zoals economische ontwikkeling, voorkoming en uitbreiding van conflicten en bij corruptiebestrijding. In deze brief wordt hier nader op ingegaan. Uiteraard raken de in deze brief besproken beleidsterreinen met name ook die van Economische Zaken, waarmee deze brief is afgestemd.

De rol die de private sector speelt bij economische ontwikkeling is verwoord in de notitie 'Ondernemen tegen Armoede' (Kamerstuk 27 467 V), die ik samen met de Staatssecretaris voor Economische Zaken de Kamer op 20 oktober 2000 heb aangeboden. In de notitie wordt de cruciale bijdrage van de private sector als motor van de groei in ontwikkelingslanden erkend. Naar aanleiding van de motie Karimi/Dijksma (27 467 Z d.d. 20 februari 2001) wordt momenteel de laatste hand gelegd aan de verdere uitwerking van deze notitie.

In 'Ondernemen tegen Armoede' is aangegeven dat ingezet wordt op drie niveaus, te weten de internationale omgeving, het nationale niveau in ontwikkelingslanden en de private sector in ontwikkelingslanden.

Binnen de verbetering van de internationale 'enabling environment' is onlangs een belangrijke stap gezet door het 'Everything But Arms' akkoord. Bij de totstandkoming daarvan heeft Nederland een belangrijke rol gespeeld. Veel aandacht zal nu uitgaan naar het bereiken van een nationale 'enabling environment' in de MOL's om de lokale private sector aan te moedigen de geboden exportmogelijkheden te benutten. Goed bestuur en goede infrastructuur zijn hierbij twee belangrijke elementen. Tijdens de vergadering van de Global Coalition for Africa in maart 2001 drongen Afrikaanse executives uit het bedrijfsleven met name aan op goed bestuur als één van de belangrijkste factoren voor een goed ondernemersklimaat. Voor ondernemers zijn daarnaast afwezigheid van corruptie, rechtszekerheid, toegang tot de markt, een goed functionerende financiële sector, macro-economische stabiliteit, een betrouwbare infrastructuur, onderwijs en gezondheidszorg belangrijk.

Nederland geeft zijn steun in multilateraal verband (Wereldbank, IFC, regionale ontwikkelingsbanken en het VN systeem) maar ook bilateraal in 12 van de 17+3 landen, waar gekozen is voor ondersteuning van de private sector/midden- en kleinbedrijf en/of landbouw en plattelandsontwikkeling. Uitgangspunt vormt het door de betreffende overheid opgestelde Poverty Reduction Strategy Paper (PRSP), waarbij sociale partners en het maatschappelijk middenveld in de voorbereiding worden betrokken. Daarnaast zijn de Nederlandse medefinancieringsorganisaties en SNV ook in toenemende mate betrokken bij het versterken van de lokale private sector, inclusief de informele.

Directe ondersteuning van de private sector vindt onder meer plaats via directe participaties en leningen (via FMO), versterking van de financiële sector (o.a. FMO, Women's World Banking en Oikocredit), technische assistentie (bijvoorbeeld IBTA, PUM en AMSCO) en investeringsbevordering (PSOM, PSO, Oret/Miliev). De notitie 'Ondernemen tegen Armoede' geeft hiervan een overzicht.

De vergrote aandacht voor de rol van de private sector bij de economische ontwikkeling van landen betekent dat door Nederland gesteunde programma's in toenemende mate in samenwerking met of door de private sector worden uitgevoerd. Voor het bedrijfsleven betekent dit ook dat zij meer dan voorheen op haar maatschappelijke rol zal worden aangesproken.

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen is inmiddels een begrip geworden in Nederland, mede naar aanleiding van het SER advies 'De Winst van Waarden' en het Kabinetsstandpunt (Kamerstuk 26 485 d.d. 03 April 2001), en wordt breed gedragen door het Nederlandse bedrijfsleven. In de z.g. Instrumentenbrief (Kamerstuk 26 485 nr. 15) heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken aangegeven dat van ondernemers, die gebruik willen maken van het export- en investeringsbevorderende instrumentarium, gevraagd zal worden zich in te spannen om de OESO richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen na te leven. Daarnaast zullen individuele aanvragen op het export- en investeringsbevorderende buitenlandinstrumentarium door de uitvoerende instanties zoals FMO en Senter voorlopig op in elk geval drie MVO-aspecten getoetst worden, te weten corruptie, sociale omstandigheden en milieu.

In Nederland organiseren Economische Zaken en Ontwikkelingssamenwerking dit najaar een conferentie over Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen in ontwikkelingslanden. De conferentie heeft een tweeledige doelstelling:


- aan de hand van overtuigende praktijkvoorbeelden (best practices) inzicht te verschaffen in ervaringen met toepassing van maatschappelijk verantwoord ondernemen in ontwikkelingslanden;


- een duidelijke aanzet te geven voor een plan van aanpak voor de Nederlandse overheid, bedrijfsleven en NGO's om maatschappelijk verantwoord ondernemen concreet vorm te geven in de ontwikkelingslanden.

Tijdens de conferentie zullen ook enkele tot nu minder belichte aspecten van MVO worden besproken, zoals lokale belastingafdracht en mededinging. Wij zullen de Nederlandse sociale partners en het maatschappelijk middenveld uitnodigen aan de conferentie deel te nemen.

Een nieuwe uitdaging is om het lokale bedrijfsleven in midden en lage inkomenslanden in de MVO-discussie te betrekken, zodat ook zij handelen in de geest van de OESO richtlijnen. Nederland ondersteunt reeds het door de Wereldbank en OESO geïnitieerde Global Corporate Governance Forum (GCGF) dat de nadruk legt op corporate governance in lage inkomens- en transitielanden. Het GCGF sluit aan bij de door de OESO geïnitieerde ronde tafel vergaderingen. Tijdens deze ronde tafels legt de Private Sector Advisory Group van het GCGF veel nadruk op het terugdringen van corruptie. Het GCGF ondersteunt eveneens het Pan-African Consultative Forum on Corporate Governance dat deze zomer voor het eerst in Johannesburg is bijeengekomen. De door Nederland ondersteunde multilaterale African Management Service Company (AMSCO) is ook actief op dit gebied in het kader van haar bredere steun ter verbetering van het management van Afrikaanse bedrijven. Tenslotte overweegt Nederland ook het WB-initiatief Business Partners for Development (BPD), dat zich concentreert op praktische samenwerking met het bedrijfsleven om problemen op te lossen op de gebieden natuurlijke hulpbronnen, water en sanitatie, jeugdontwikkeling en verkeersveiligheid.

Het belang van corruptiebestrijding is door Nederland nog weer eens extra benadrukt tijdens het in mei in Den Haag gehouden Global Forum on Fighting Corruption and Safeguarding Integrity II. Corruptiebestrijding is geen geïsoleerd doel maar integraal onderdeel van het bevorderen van goed bestuur en armoedebestrijding. In Utstein verband is in vervolg op de in maart 2000 in Maastricht gehouden vergadering van OS-Ministers een anti-corruptie actieplan opgesteld. Het bevorderen van good corporate governance vormt hiervan een integraal onderdeel.

Voor het Nederlandse bedrijfsleven is corruptie in het buitenland strafbaar geworden per 1 februari 2001. Corruptie is, zoals hierboven beschreven, tevens één van de drie toetsingscriteria op MVO voor het export- en investeringsbevorderende instrumentarium. De toekomstige wet Bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (BIBOB) zal ons in staat stellen bepaalde subsidies op deze gronden te weigeren dan wel in te trekken.

Nederland staat ook positief tegenover het door VN Secretaris-Generaal Kofi Annan geïnitieerde VN Global Compact. Het Global Compact beoogt het bedrijfsleven een negental principes te laten onderschrijven op het gebied van mensenrechten, sociale omstandigheden en milieu. Het kan helpen buiten de OESO-landen een dialoog op te starten tussen bedrijfsleven, werknemersorganisaties en NGO's. Het maakt daarbij gebruik van het uitgebreide kantorennetwerk van de UNDP. In maart 2001 organiseerde het Global Compact een eerste conferentie over de rol van het bedrijfsleven in landen die zich in een conflictsituatie bevinden. Hier is besproken hoe het bedrijfsleven kan helpen de vicieuze cirkel van de corruptie te doorbreken en bij kan dragen aan vergrote transparantie en bevordering van vrede. Naar aanleiding van deze dialoog zal o.a. een 'toolbox' worden ontwikkeld om het bedrijfsleven te helpen de effecten van hun operaties in conflictsituaties beter in te schatten en te managen. Verder wordt in dit kader nagestreefd succesvolle voorbeelden van multi-stakeholder samenwerkingsverbanden in conflict zones te repliceren.

Zoals beschreven in de nota Mensenrechten (Kamerstuk 27 742 d.d. 14 mei 2001) wordt ook in dat kader samenwerking gezocht met het bedrijfsleven. Het bedrijfsleven heeft op dit gebied een bijzondere voorbeeldrol te vervullen door internationaal erkende normen consequent in de praktijk te brengen. Waar relevant wordt hierover contact onderhouden met het Nationaal Contactpunt voor Multinationale Ondernemingen.

Uit het bovenstaande moge blijken dat de samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld is gegroeid. Het is de stellige verwachting dat dit samenwerkingsverband zich in de komende jaren verder zal intensiveren.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Eveline Herfkens

Kenmerk DDE-0943/2001
Blad /1

===