Bijdrage van Margreeth de Boer, lid van de Tweede Kamer voor de PvdA, aan
het symposium 'Wetenschappelijke onderbouwing van beleid ter bevordering van
de volksgezondheid' van de Gezondheidsraad ter gelegenheid van het afscheid
van Prof.dr. J.J.Sixma
Den Haag, 26 september 2001
WETENSCHAP EN POLITIEK: TWEE EGELTJES, HEEL VOORZICHTIG!
Na deze aankondiging denkt u natuurlijk aan een betoog dat iets spannends
zal weergeven over hoe wetenschap en politiek het nu met elkaar doen! Dat
klopt! Daar wil ik in de volgende minuten diepgaand over met u van gedachten
wisselen.
"Mevrouw", zei een hooggeleerde heer, directeur van een heel gerespecteerde
internationale gezondheidsorganisatie tegen mij als kersvers minister, "Die
kinderen in Tsjernobyl sterven niet door de radioactieve straling; de
kinderen in Moermansk sterven niet van de vergiftiging door de vervuilde
bodem; die kinderen sterven door gebrek aan proteïnerijk voedsel, door
gebrek aan vitaminen. Dáár moet wat gedaan worden! Goede voeding is oneindig
veel belangrijker dan het gezeur over de vervuilde bodem. Ook hier in
Nederland."
Tja, dat was niet een boodschap waar ik in de Kamer veel handen voor op
elkaar zou krijgen, om nog maar te zwijgen over de te verwachten reactie van
de milieubeweging. Veel van mijn collega's in het kabinet daarentegen zouden
het gevoel hebben dat er eindelijk iets verstandigs werd gezegd over de alom
veronderstelde milieugevaren. Kortom, ik kon met de boodschap van mijn
hooggeleerde adviseur niets.
Maar mijn wetenschappelijk adviseur legde wel de vinger op een zere plek.
Weten wij wel waarom wij aan de ene gezondheidsbedreiging meer aandacht
besteden dan aan de andere? Komen we op basis van wetenschappelijke
overwegingen tot eindoordelen of worden wij vooral geleid door ongerustheid
in de samenleving? Wat geeft de doorslag?
De relatie milieu en gezondheid komt van tijd tot tijd prominent op de
agenda. Meestal als gevolg van een incident, zoals de dioxineaffaire in
Likkebaard, de vervuilde bodem in Lekkerkerk, of door de ontdekking van
stoffen die tot dan toe als redelijk ongevaarlijk beschouwd werden. Denk aan
het gebruik van blauwe asbest. Volstrekt terecht dat daar veel bestuurlijke
en politieke aandacht voor was. En terecht dat er veel kosten en moeite
besteed werden aan het uitbannen van deze kwalijke zaken.
De politiek neemt die besluiten vol overtuiging. Ze zijn gebaseerd op adviezen van o.a. de Gezondheidsraad. En ze worden van harte door de bevolking ondersteund, zij het dat het een schande is dat de overheid niet eerder ingegrepen heeft. Er zijn milieuministers die zich voor altijd populair hebben kunnen maken door het nemen van krachtige maatregelen bij een ramp(je), dat zich tijdens hun regeerperiode voordeed.
Wanneer is een milieuprobleem een gezondheidsprobleem? Voor mij is dat wanneer de Gezondheidsraad dat zegt. Dat komt gelukkig steeds minder voor. In het Milieuprogram 2002-2005, dat onlangs aan de Tweede Kamer is gestuurd, schrijft de minister van VROM dat gezondheidsrisico's door milieu-invloeden in Nederland waarschijnlijk beperkt blijven tot enkele procenten van het totaal aantal ziekte- en sterfgevallen. Op dit moment leeft de gemiddelde Nederlander langer en gezonder dan ooit. Milieugerelateerde gezondheidsrisico's zijn in de afgelopen decennia sterk verminderd.
Toch zal het thema milieu en gezondheid tot prioriteit verheven worden in
het NMP4. En dat is helemaal in overeenstemming met de wil van de Tweede
Kamer. Deze discussie gaat gelijk op met de wens om meer controle en
zekerheid te verkrijgen over de kwaliteit van ons voedsel. En voor alle
duidelijkheid: er is geen politieke partij die zich aan deze discussie
onttrekt.
Hoe komt dat toch? Hechten de politici geen waarde aan de uitspraken van
gezaghebbende adviesorganen? Jawel, maar de argumentatie van de kamerleden
was dat, nu het op alle terreinen zo goed gaat in Nederland, wij het ons
kunnen permitteren om ultieme prestaties op het milieugebied te eisen.
Daar wordt dus een andere waarde ingebracht. We hebben récht op een voor onze gezondheid 100% veilig milieu. En ik ben er bijna van overtuigd dat deze kamerleden daarmee heel sterk de taal van de bevolking spreken.
De manier waarop wij ons milieubeleid vormgeven, is heel sterk bepaald door onze typisch Nederlandse waarden en normen, zoals dat voor andere landen net zo geldt. Eberg*, heeft een studie gedaan over de manier waarop het afvalbeleid in Nederland en de Duitse deelstaat Beieren georganiseerd is. Hij constateerde grote verschillen in de aanpak die naar zijn oordeel te verklaren waren uit grote culturele verschillen. Bij de Beierse technici en bestuurders leeft meer sentiment met het landschap. De beslissers zijn "groener". Het milieubeleid is top-down georganiseerd, maar is geworteld in de Beierse cultuur van nationale identiteit, centralisme en een algemeen aanvaard principe van "Vorsorge". Milieubescherming in Beieren komt voort uit cultureel conservatisme, maar leidt wel tot ecologische modernisering.
Nederland is volgens Eberg georiënteerd op consensus, adaptief en volgt een
strategie van trial and error. De cultuur is doordesemd met commercie en
calvinisme en kent een lange traditie van tolerantie. Het resultaat van die
ontwikkeling is dat het Nederlandse afvalbeleid vorm gegeven wordt door een
coëxistentie van beleidsactoren en een situatie van economische continuïteit
bóven duurzame ontwikkeling. Aldus Jan Eberg. Overigens in beide landen is
een goed afvalbeleid gerealiseerd.
Uitgesproken of niet uitgesproken, iedereen in Nederland gaat ervan uit dat
economische continuïteit een heel belangrijke waarde is waar heel veel
ondergeschikt aan is. Als het dan nu zo goed gaat, en ik spreek even vanuit
de situatie van eind vorig jaar, dan is het begrijpelijk dat de Kamer stelt
dat nu het milieu aan de beurt is. Echter, de aandacht voor het milieu daalt
op de ladder van onze nationale waarden. Andere waarden krijgen prioriteit.
Gezondheid, vrijheid, comfort, mobiliteit, sociale waardering etc. De
verleiding is heel groot om dan aan te haken bij een waarde die wel in de
belangstelling staat, onze gezondheid. En daarmee ontstaat een geweldige
spanning tussen wetenschap en politiek.
Of toch niet? Want over welke wetenschap praten wij? Over welke gezondheid
praten wij? Natuurlijk je kunt grote vraagtekens zetten wanneer het
milieubeleid gelegitimeerd wordt omdat er sprake zou zijn van een fysieke
bedreiging voor de mens. Dié gezondheidsrisico's zijn er nauwelijks. Maar
worden we allemaal niet armer en verkeren we niet in slechte conditie als we
geen stilte meer ervaren, als we geen duisternis meer kennen, als een koe
geassocieerd wordt met een ziekte, en als een open landschap iets is wat
binnenkort een bouwplaats wordt?
Ik heb voor die redenering sympathie. Ik heb problemen met de misschien
zelfs onbewuste onzuivere argumentatie. Dat geeft een extra spanning in het
milieubeleid. Wat is nu waar? Wordt er overdreven om toch nog iets gedaan te
krijgen of is er werkelijk een acuut broeikasprobleem? Ik word soms
aangesproken over de vervuiling van de Volgermeerpolder. Ongeveer 15 jaar
geleden werd de vervuiling voor de directe omgeving daar gezien als een
levensbedreigende situatie. Omdat men niet goed wist hoe de vervuiling aan
te pakken, ligt het hele terrein, althans in ieder geval tot voor kort, er
nog net zo bij als 15 jaar geleden. Iedereen is eraan gewend geraakt en met
die acute milieuproblemen schijnt het ook nogal mee te vallen, denkt men. De
paniek van toen heeft plaats gemaakt voor een houding, ach ze overdrijven zo
vaak. Het zal wel weer meevallen. Dat is geen goede basis voor een actief
milieubeleid.
Waarom is het toch zo moeilijk om op een nuchtere manier over
milieuproblemen te spreken? Zijn we dertig jaar na de Club van Rome nog
steeds niet verder dan over deze onderwerpen te communiceren op basis van
emoties en half overdreven probleem analyses?
Het zou zo goed zijn om nuchter over de waarden van onze groene leefomgeving
te spreken. En ook in alle nuchterheid afwegingen te maken. Bijvoorbeeld:
mogen we de investeringen voor deze gezondheidsproblemen afwegen tegen
andere investeringen in de gezondheidszorg. Moeten we geweldige kosten maken
om de laatste picogram dioxine uit het milieu te krijgen of kunnen we dat
geld beter gebruiken voor aankoop van gronden voor parken en bossen in de
omgeving van de stad? Moeten we maatregelen treffen om de uitlaatgassen nog
schoner te maken of moeten we nu maar eens werk maken van de verlaging van
de maximumsnelheid omdat daar daadwerkelijk levens mee gespaard worden?
Ik denk dat als ik van u een antwoord op deze vragen verwacht, ik wel
ongeveer weet wat u rationeel zult antwoorden. Alleen met die
maximumsnelheid zult u het ook wat moeilijk hebben, want 90 km vindt u
misschien ook wat overdreven. Niets menselijks is u vreemd. Maar dat toont
ook meteen aan dat we met ratio alleen nooit voldoende milieusuccessen
zullen boeken.
Milieubeleid kan maar ten dele op basis van natuurwetenschappelijke
theorieën gefundeerd zijn. In de reguliere gezondheidszorg zijn we
langzamerhand gewend aan een natuurwetenschappelijk-technische benadering.
Maar ook hier worden we van tijd tot tijd nog verrast door
cultuurverschillen. U weet waarschijnlijk beter dan ik dat voor sommige
identieke kwalen in Duitsland een Heilbad, in Frankrijk medicijnen en in
Engeland een operatieve ingreep genezing brengt. In een jong beleidsveld als
het milieubeleid zullen die cultuurverschillen, die ook in onze eigen
samenleving een rol spelen, nog veel meer van betekenis zijn.
Om daar grip op te krijgen heeft de politiek wetenschappelijke adviezen
nodig. Adviezen die ook een gedragswetenschappelijke achtergrond hebben, die
rekening houden met ogenschijnlijk onredelijke emoties. De
gezondheidsonderzoeken rond de Bijlmerramp hebben ons misschien niet zoveel
geleerd over de gezondheidsrisico's van verarmd uranium als wel over de
risico's als er een gebrek aan aandacht ervaren wordt. We hebben geleerd wat
voor voedingsbodem de combinatie langdurige sociale problemen, culturele
verschillen en een groot trauma als een vliegramp voor fysieke klachten kan
zijn.
Wellicht zal een enkeling onder u zeggen: voor niet-natuur wetenschappelijke
adviezen moet u niet bij de Gezondheidsraad zijn. Wij houden ons alleen
bezig met adviezen die evidence-based zijn. Dan heeft de politiek inderdaad
een spanning met die wetenschap en dan doen de stekels behoorlijk pijn. Ik
pleit uiteraard niet voor het loslaten van uw wetenschappelijke integriteit,
ik pleit niet voor een plaatsvervangend politieke afweging. Ik pleit wel
voor een bereidheid na te denken over aspecten van het milieubeleid die nu
vaak of louter technisch of sterk emotioneel benaderd worden, opdat de
politiek haar afwegingen beter en vooral duidelijker kan maken.
En waarom zeg ik het voorzichtig? Omdat een aantal leden van deze
Gezondheidsraad wellicht allang zo willen werken.
Ik kom weer terug op mijn eerder geïntroduceerde hoogleraar. In wezen was
deze man net zo emotioneel over zijn ondervoede kinderen als de
milieubeweging over het gevaar van de vervuilde bodem. Een zwaar vervuilde
bodem is geen goede leefomgeving voor kinderen. Maar kinderen die goed
gevoed zijn, zullen minder kwetsbaar zijn voor allerlei wellicht daardoor
veroorzaakte infectieziektes. Je moet dus én de grond schoonmaken en de
straling voorkomen en kinderen goed voeden. Het zijn de kunstmatig
gecreëerde tegenstellingen die het milieubeleid tot zo'n lastig terrein
maken. Daarmee creëer je geen stabiele basis voor te nemen maatregelen.
Burgers beoordelen milieumaatregelen op hun intrinsieke waarde, op hun
effectiviteit. Als men daar aan twijfelt valt het draagvlak voor de te nemen
maatregelen weg. Dan hebben slimme opzetjes of kunstmatige tegenstellingen
een averechts effect gehad.
Wetenschap en politiek, we zullen het samen moeten doen. Dan komt er iets
moois van.
Vandaag nemen we afscheid van de voorzitter van de Gezondheidsraad, Prof.
Sixma. Wij hebben niet heel intensief met elkaar te maken gehad. Maar de
keren dat ik met u mocht overleggen over het adviesprogramma voor een
volgende periode of uitgebrachte beleidsadviezen heb ik altijd bij u
bespeurd wat ik nu ook bepleit. Een nuchtere maar wel reële houding t.o.v.
de lastige afwegingsproblemen. Ik heb dat als uitermate plezierig ervaren en
ik wil u daar graag voor danken.
Ik wens u als een jonge geschiedenisstudent een heel plezierige derde
levensfase toe. En mocht u het nog niet weten, ook het milieubeleid heeft
een geschiedenis die heel lang teruggaat en waarvan we misschien nog kunnen
leren.
Het ga u goed.