D66


24 september 2001

Achterstandswijken wijken

Nota-overleg Grotestedenbeleid

Francisca Ravestein

Het Grotestedenbeleid ligt op koers, resultaten worden ook steeds duidelijker. Werk en economie in de grote steden profiteren bovenmatig van de economische groei. Een trend lijkt gekeerd. Dit geldt ook voor de doelgroep-wijken. Werkloosheid, leefbaarheid en veiligheid verbeteren. De werkloosheid onder allochtonen vermindert ook versneld, ook al door een recordaantal etnische ondernemers. Je zou dus zeggen: Vooral doorgaan!

Toch gaat het allemaal niet zo snel als we zouden willen. Tijdens het rondetafelgesprek met een aantal gsb-burgemeesters en wethouders werd duidelijk dat de steden zelf ook behoefte hadden aan meer tijd om hun plannen uit te voeren. Ons werd min of meer verweten dat we te snel willen afrekenen, terwijl natuurlijk ook in de steden een cultuuromslag nodig is om de lokale verkokering te doorbreken. Een ander probleem volgens de steden is de wat al te gedetailleerde controle op de uitvoering. Hieraan zou met name VROM zich schuldig maken en dit leidt tot veel extra bureaucratie. Dat kan nooit de bedoeling zijn. Beide opmerkingen kwamen mij niet onredelijk voor. Graag een reactie van de minister.

De fysieke pijler laat veel voorzichtiger vooruitgang zien. Maar ook hier vooruitgang: stijging in de beleving van de sociale kwaliteit van de leefomgeving.
De sociale pijler blijft lastig. Het aantal arbeidsongeschikten stijgt, het aantal langdurig bijstandsafhankelijken blijft constant. Wat kun je aan dat laatste doen? Hoe bereik je die harde kern? Op welke wijze wordt uitvoering gegeven aan het RMO-advies "Ongekende aanknopingspunten"?

Zoals velen heb ik ook www.kenniscentrumgrotesteden.nl bezocht. Ik vond hier een schat aan nuttige informatie voor iedereen die met dit beleidsterrein bezig is. Graag herhaal ik hier wat ik al eerder bij Economische Zaken heb gezegd dat ook het maatschappelijk verantwoord ondernemen (nationaal) hierbij aangehaakt zou kunnen worden. Om daar nu een apart kenniscentrum voor op te richten lijkt me overdreven en vooral dubbel werk. Daar waar we de steden voorhouden te ontkokeren moeten we dat ook op rijksniveau doen.

Overigens werkt het werken met de drie pijlers ook weer een soort verkokering in de hand. Veel steden hebben het zo georganiseerd dat er pijlergewijs wordt gewerkt. Maar juist de onderlinge samenhang is zo belangrijk Je kunt de pijlers niet los van elkaar zien. Als je in een vochtig huis woont is dat heel slecht voor de gezondheid en het gevoel van welbevinden en winkels kunnen niet bestaan als de bewoners geen werk hebben. Kortom, alles moet tegelijk worden aangepakt om een succesvol achterstandsbeleid te kunnen voeren.

Financiële verantwoording: Wat gebeurt er als gemeenten aan het eind van de periode op sommige punten geen resultaten hebben behaald of niet kunnen aantonen dat er resultaten zijn. Dan moeten zij toch geld terugstorten? Graag duidelijkheid hierover. De vorige keer hebben we gesproken over het eventueel gelijk laten lopen van de GSB en ISV-periode. Wordt dit nog ingevoerd?

Verankering GSB-aanpak in de steden

Het is verheugend dat er aparte coördinerende raadscommissies GSB zijn ingesteld in diverse steden. Maar de weg is nog lang naar een slagvaardig, prestatie- en programmagericht gemeentebestuur. De cultuuromslag is nog maar pas begonnen, zo lijkt het. Dualisering kan daar een bijdrage aan leveren. "Er is behoefte aan een veranderende gemeente, die resultaat- en extern gericht is, flexibel consistent, interactief, in samenhang en integraal werkt". Dat ideaal is nog niet bereikt, geldt ook voor het rijk overigens.
Verontrustend is dat de in de meerjarige ontwikkelingsprogramma's (MOP's) opgenomen budgetten niet herkenbaar in de gemeentelijke begrotingen zijn opgenomen. Dat ligt nu nog misschien aan de geringe tijd tussen de MOP's en de begroting 2001, maar is daar verbetering in te verwachten op korte termijn?

Bij de uitvoering van het GSB moeten we zoeken naar evenwicht tussen enerzijds resultaatgerichtheid en anderzijds verantwoording. De dubbele verantwoording (op programma- en regelingniveau) moet niet ten koste gaan van de uitvoering. Je kunt beter een redelijk zicht hebben op veel resultaten dan een perfect zicht op geringe resultaten. Je hebt geen monitoring op 80 punten nodig om te weten of het goed gaat met het beleid en ik kan me dus voorstellen dat gemeenten niet zitten te wachten op nog meer papierwerk.

Wel is het positief dat de monitor sociale pijler is gestart (bij AO juni om gevraagd). Kan de minister daar iets specifieker op ingaan dan het streven om eind 2001 tot bestuurlijke overeenstemming te komen. Wanneer kan die monitor volwaardig meedraaien?

Veel gemeenten geven aan dat er nogal wat belemmeringen zijn ten gevolge van rijksbeleid en/of wet- en regelgeving (74%). De brief doet daar wel een beetje laconiek over: Rijk en gemeenten zijn aan zet; anderzijds heeft het kabinet uiteraard ook oog voor de belemmeringen. Is het geen idee om toch eens te overwegen MDW te laten kijken in hoeverre er te dereguleren valt?

ISV

Tempo en kwaliteit van de herstructurering in de bestaande stad verloopt traag. Daar moet een versnelling in optreden, anders bouwen we het open gebied vol. Bovendien komen er twee verschillende geluiden uit VROM, enerzijds de oproep te verdichten en anderzijds de vrijwaringszones waardoor je amper meer kunt bouwen bij stations. Wat ons betreft kan geen sprake zijn van het neerwaarts bijstellen van de ambities op het gebied van de binnenstedelijke herstructurering. D66 vindt het een goede suggestie om de instandhouding van monumenten ook onder te brengen bij de fysieke pijler van het GSB. Monumenten dragen in hoge mate bij aan de kwaliteit van de gebouwde omgeving en zijn ook vaak de herkenningspunten in de buurt.

Het GSB slaat aan. De aantrekkelijkheid blijkt ook uit het feit dat veel gemeenten er bij willen komen. Na de eerste periode moet gekeken worden welke steden in het GSB thuishoren en welke niet. Uitbreiding van het aantal steden ligt niet voor de hand. De tussenstatus van de G5 moet worden opgeheven.

In het vorige AO is de vraag gesteld: kan het GSB leren van de procesmatige voorwaarden die zijn verbonden aan Europese financieringsstromen naar de steden? Ik begreep dat de Europese Commissie haar tevredenheid over de financiële monitoring van de Europese gelden die Nederland krijgt heeft uitgesproken. Dat maken we ook wel eens anders mee..

Knelpunten in het stedelijk jeugdbeleid

De brief over stedelijk jeugdbeleid geeft een uitvoerige opsomming van het huidige beleid en het kabinet geeft aan door het SCP-rapport niet op andere gedachten te zijn gebracht. Op een aantal punten is D66 het niet helemaal met de staatssecretaris eens en die zal ik even kort noemen.

De verantwoordelijkheidsverdeling rijk, provincie, gemeenten (steden) moet wettelijk vastgelegd worden in de nieuwe Wet op de jeugdzorg. D66 vindt het veel te vaag om het van de provincie af te laten hangen hoe gemeenten hun taken gaan invullen.

Vrijwillige ambulante jeugdhulpverlening (lichte vorm van jeugdzorg) moet ook direct vanuit gemeentelijke instelling (eerstelijnsgezondheidszorg, onderwijs) benaderd kunnen worden met hulpvraag van een jongere. Laat deze jongeren nu niet op de wachtlijst van het Bureau Jeugdzorg komen en geef hierin de gemeente wat handelingsruimte. Wel altijd melden bij Bureau Jeugdzorg.

Het is heel teleurstellend dat het wetsvoorstel er nog altijd niet is gezien het belang. Hierdoor lijkt alles stil te liggen.

Wachtlijsten. Wat gebeurt daar nou behalve het instellen van een taskforce/commissie Peer. D66 wil dezelfde inzet voor jeugdzorg als de thuiszorg heeft gekregen.

Waarom loopt de informatieverzameling en gegevensregistratie in de jeugdzorg na 7 jaar discussie, rapporten etc. nog steeds niet?

Tenslotte: in de oude wijken van de steden wonen mensen uit allerlei verschillende culturen. Om in harmonie samen te kunnen leven is het nodig dat er ook wordt gewerkt aan wederzijds begrip en integratie. Hiervoor is de inburgering bedoeld en ik zou de minister willen vragen hoe hij staat tegenover een verplichte inburgering voor ouders/opvoeders ook voor mensen die al langer in Nederland wonen. Anderzijds is het van belang dat ook de autochtone Nederlanders onderscheid leren maken en niet denken dat iedere Islamiet een potentiële terrorist is. Wat denkt de minister te gaan doen aan deze situatie, waarin de tegenstellingen weer aan het toenemen zijn? f.ravestein@tk.parlement.nl