LEI

persbericht / nr. 1664

26-september-2001

Houtoogst particuliere bosbedrijven kleiner dan ooit

Het Nederlandse particuliere bosbedrijf was in 2000 opnieuw verliesgevend. Het verlies was bijna 30 % groter dan in 1999 en kwam daarmee op 133 gulden per hectare. De kosten van (eigen) arbeid en loonwerk waren hoger en de opbrengsten uit houtverkoop lager. In de 25 jaar dat de uitkomsten van particuliere bosbedrijven nu worden geregistreerd, is er nog nooit zo weinig hout geoogst. Dit blijkt uit de voorlopige uitkomsten over 2000, die zijn samengesteld door het LEI.

De uitkomsten hebben betrekking op particuliere bedrijven met meer dan 5 ha bos. Hun gemiddelde oppervlakte bedraagt ongeveer 40 hectare. De hogere verliezen in 2000 zijn vooral een gevolg van gestegen kosten door maatregelen in het kader van het Overlevingsplan Bos en Natuur (OBN) en door hogere algemene beheers- en instandhoudingskosten. Maar ook dalende opbrengsten droegen bij aan het verlies. De opbrengst uit verkoop van hout kwam vooral als gevolg van de extreem lage oogst (2,3 m3 per hectare) voor de tweede keer sinds 1975 beneden de 100 gulden per hectare.

Grotere bedrijven

Ook op de grotere bedrijven (met meer dan 50 hectare bos) bleef het resultaat in 2000 ruimschoots onder de nul; zij verloren gemiddeld 52 gulden per hectare. Deze bedrijven speelden in 1999 nog ongeveer quitte. Hun kosten lagen in 2000 met 460 gulden per hectare niet veel hoger dan het voorgaande jaar, maar de opbrengsten daalden met 44 gulden per hectare. Ook hier speelden vooral de lagere houtopbrengsten een rol (min 51 gulden per hectare); de inkomsten uit subsidies en bijdragen namen daarentegen toe.

Regionale verschillen

Regionaal zijn er ieder jaar grote verschillen, onder meer door een andere bedrijfsopzet. Zo zijn de bosbedrijven in het midden van het land het meest op de recreatie gericht. Tegenover wat hogere inkomsten uit recreatie hebben zij vaak ook hoge kosten, vooral van eigen arbeid. Het verlies per hectare is hier vaak het grootst. In het zuiden van het land bleven de verliezen daarentegen beperkt, doordat de kosten er gemiddeld veel lager liggen. Het noorden neemt een tussenpositie in.

Recreatie en natuur

De inkomsten van het particuliere bosbedrijf bestaan uit beheersvergoedingen voor recreatie en natuur en uit de verkoop van hout. Het aandeel van de houtverkoop wordt evenwel steeds minder. In de jaren tachtig was het gemiddeld ruim 40 procent, in 2000 slechts 26 procent. Tegelijkertijd vindt de samenleving de natuur- en recreatiefunctie van het bos steeds belangrijker. Die laatste ontwikkeling is aan de boseigenaren niet voorbij gegaan. Bijna het hele particuliere bos is opengesteld voor het publiek en boseigenaren passen het beheer daaraan aan. Blijkens de negatieve resultaten in de laatste vier jaar van vooral de kleinere bosbedrijven, zijn de beheersvergoedingen van de overheid voor recreatie en natuur nog onvoldoende om de hogere beheerskosten en de gederfde inkomsten uit de verkoop van hout te compenseren. Alleen grote bedrijven met meer dan 250 hectare bos weten doorgaans uit de rode cijfers te blijven. Op die bedrijven zijn de overheadkosten lager en de (hout)opbrengsten wat hoger.

Kosten en opbrengsten per functie

Bij de berekening van het bedrijfsresultaat in de particuliere bosbouw zijn geen rentekosten in rekening gebracht voor het in grond en plantopstanden geïnvesteerde vermogen. Was dat wel gebeurd dan zouden de uitkomsten nog aanzienlijk slechter zijn. In december van dit jaar worden de definitieve cijfers gepubliceerd. Kosten en opbrengsten worden dan verbijzonderd naar de functies die het particuliere bosbedrijf voor de samenleving vervult, bijvoorbeeld naar de recreatiefunctie en het natuurbeheer.