Ministerie van Defensie


---

Brieven aan de Kamer
---

Project tweede Landing Platform Dock

25-09-2001

Resultaten gecombineerde voorstudie/studie van het project tweede Landing Platform Dock (LPD-2).

Inleiding Het project LPD-2 behelst de bouw en indienststelling van een tweede Landing Platform Dock voor de Koninklijke marine. De behoefte aan een tweede LPD komt enerzijds voort uit de noodzaak op grote afstand van het eigen grondgebied te kunnen opereren en anderzijds uit een bondgenootschappelijke behoefte aan uitbreiding van strategische zeetransportcapaciteit. Zoals de Defensienota 2000 aankondigde, moet het schip in 2007 operationeel zijn.

Met mijn brief van 18 december 2000 (Kamerstuk 27 564 X, nr. 1) heb ik u geïnformeerd over de behoeftestelling van het LPD-2. Na de parlementaire behandeling van de antwoorden op de schriftelijke Kamervragen over dit onderwerp (Kamerbrief nr. DEF 01-77 van 2 mei 2001) heb ik de Koninklijke marine gemachtigd het project voort te zetten. Met deze brief informeer ik u over de resultaten van de gecombineerde voorstudie/studie van het project.

Operationele behoefte De operationele behoefte is sinds de A-brief niet gewijzigd. Zowel nationaal als internationaal bestaat er behoefte aan uitbreiding van amfibische capaciteit en strategische transportcapaciteit. Daarnaast is er behoefte aan zeegaande commandofaciliteiten voor combined en joint optreden. Het LPD-2 moet in deze behoeften voorzien. Om het voortzettingsvermogen te garanderen moet het schip minimaal over dezelfde functionaliteiten beschikken als Hr.Ms. Rotterdam. In de amfibische rol moeten beide LPDs tezamen in staat zijn in één keer een volledig uitgerust mariniersbataljon, inclusief de benodigde logistieke en gevechtsondersteunende elementen, te transporteren en aan land te zetten. Daarnaast kan het LPD-2 worden ingezet voor het transport van personeel en materieel van de gehele krijgsmacht in het kader van de strategisch-maritieme transporttaak. Verder moet het schip een (inter)nationale commandostaf kunnen accommoderen en faciliteren. Ten slotte moet het LPD-2 kunnen worden ingezet als platform bij humanitaire hulpverlening en evacuaties. Invulling van de behoefte Op grond van de behoefte zijn functionele eisen vastgesteld die hebben geleid tot het ontwerp van het LPD-2. Achtereenvolgens gaat deze brief in op het platform en de Sewaco-systemen.

Platform: Het ontwerp van het LPD-2 is gebaseerd op dat van Hr.Ms. Rotterdam. Tijdens de voorstudie/studie is gebleken dat het doelmatig is tevens gebruik te maken van het door de Koninklijke Schelde Groep (KSG) uitgewerkte Enforcer-concept. Toepassing van dit concept voor romp, constructie en bouw levert financiële voordelen op omdat efficiëntere methodes (bijvoorbeeld een eenvoudigere rompvorm en repeteerbaarheid van secties) kunnen worden toegepast. Als uitgangspunt is daarom gekozen voor een combinatie van het ontwerp van Hr.Ms. Rotterdam en het Enforcer-concept voor de romp en de scheepsindeling. Indeling en bedrijfsvoering berusten op die van Hr.Ms. Rotterdam, omdat daarmee al positieve ervaringen zijn opgedaan. Daarnaast hebben de operationele behoefte, de ervaringen met Hr.Ms. Rotterdam en de ontwikkeling van de techniek geresulteerd in een aantal wijzigingen ten opzichte van het ontwerp van Hr.Ms. Rotterdam. De belangrijkste wijzigingen worden hierna genoemd.

- Om in de toekomst de interoperabiliteit met de voornaamste bondgenoten te handhaven en de inzetmogelijkheden van de gehele Nederlandse krijgsmacht te verbeteren, wordt het LPD-2 voorzien van een zwaarder helikopterdek dan dat van Hr.Ms. Rotterdam. De capaciteit van de hangaar, met ruimte voor vier grote maritieme helikopters, zoals de Britse Merlin EH 101 of zes middelgrote zoals de NH-90, blijft ongewijzigd.

- Met het oog op de benodigde grotere transportcapaciteit wordt het dok ten opzichte van Hr.Ms. Rotterdam ingekort en wordt het schip voorzien van davits voor landingsvaartuigen. Op deze wijze kunnen overeenkomstig de eis vier landingsvaartuigen worden meegevoerd: twee grotere in het dok en twee kleinere in de davits.

- Als gevolg van de verkleining van het dok is meer ballastruimte nodig. Dit gaat ten koste van de ruimte voor de accommodatie. Om toch te kunnen voorzien in voldoende accommodatie wordt ten opzichte van Hr.Ms. Rotterdam een extra dek in de opbouw aangebracht. Om met de zwaardere bovenbouw aan de stabiliteits-eisen te kunnen voldoen moet het schip worden verbreed, wat ook resulteert in een breder dok. Hierdoor kan ook de onlangs in gebruik genomen Britse Landing Craft Utility (LCU) Mk 10 worden gedokt, hetgeen ten goede komt aan de interoperabiliteit binnen de UK/NLAF.

- Ten behoeve van de commandovoering vanuit zee wordt het LPD-2 uitgerust met slaap-, werk- en operationele ruimtes voor de leden van de commandostaf. In verband hiermee wordt het schip ongeveer twaalf meter langer dan Hr.Ms. Rotterdam.

- Het schip zal net als Hr.Ms. Rotterdam beschikken over een dieselelektrische voortstuwing. In plaats van schroefassen is echter gekozen voor het gebruik van podded propulsors (pods), waarbij de elektromotoren zich onder het schip bevinden. De voordelen hiervan zijn ruimtewinst aan boord en grotere manoeuvreerbaarheid bij lagere vaarsnelheden. Daarnaast zijn de exploitatiekosten van pods naar verwachting lager dan die van schroefassen.

Een en ander leidt tot een LPD-2-ontwerp met een lengte van ongeveer 177 meter en een breedte van ongeveer 26,5 meter bij een maximale waterverplaatsing van ongeveer 16.000 ton. De dieselelektrische voortstuwing geeft het schip een maximum snelheid van ongeveer 19,5 knopen. Net als Hr.Ms. Rotterdam krijgt het schip de beschikking over een hospitaalcomplex met een operatiekamer, een high care-afdeling, behandelingskamers en een ziekenboeg. Voor de bescherming tegen nucleaire, biologische en chemische aanvallen wordt het schip uitgerust met een gascitadel.

Sensor-, wapen- en communicatiesystemen (Sewaco): Evenals Hr.Ms. Rotterdam zal LPD-2 beschikken over systemen voor navigatie en voor amfibische en helikopteroperaties, waarbij tevens kan worden voorzien in een omgevingsbeeld. Naast het Link 11-systeem, waarmee een algemeen omgevingsbeeld van maritieme eenheden wordt weergegeven, worden ook voorzieningen voor Link 16 aangebracht. Link 16, ten behoeve van de aansturing van luchtoperaties, zal slechts incidenteel aan boord benodigd zijn. De voorzieningen maken het mogelijk deze capaciteit op korte termijn te installeren. Ook houdt het ontwerp rekening met Link 22 voor wat betreft ruimte, koeling en energie. Dit systeem, als opvolger van Link 11, is voorlopig echter nog niet beschikbaar.

Omdat het schip in beginsel door een taakgroep wordt beschermd, kan worden volstaan met een zelfverdedigingscapaciteit. Daartoe wordt het schip voorzien van twee gekoppelde Goalkeepersystemen en een aantal posities voor mitrailleurs. Daarnaast wordt ruimte vrijgehouden voor chaff als softkill wapen, een nieuw torpedodefensiesysteem, een infrarood scanner en de mogelijkheid voor een degaussing-systeem, waarmee het magnetisch veld onder water kan worden gereduceerd.

Commandofaciliteiten: Op het gebied van de commandovoering, de inzet als zeegaand hoofdkwartier, zal het schip duidelijk afwijken van Hr.Ms. Rotterdam. De belangrijkste verschillen zijn:

- In de bovenbouw zal een dek worden ingericht als werkruimte voor een (inter)nationale staf van ten minste 400 personen voor het leiden van een operatie tot op divisieniveau. Deze (inter) nationale staf krijgt de beschikking over eigen centrales en ruimten voor conferenties, briefings en ondersteuning. Waar mogelijk worden deze ruimten geïntegreerd met de ruimten voor de vaste bemanning.

- Op het gebied van Command, Control, Communications, Computers and Information (C4I) worden ten behoeve van de (inter) nationale staf uitgebreide communicatie- en informatiemiddelen geplaatst. Het schip wordt onder meer voorzien van satellietcommunicatieapparatuur en, in vergelijking met Hr.Ms. Rotterdam, van extra zenders/ontvangers met verschillend frequentiebereik. Voor de interne communicatie wordt het schip uitgerust met een netwerkinfrastructuur met universele koppelvlakken, waaraan een (inter)nationale commandostaf naar behoefte, volgens het plug and fight principe, eigen hard- en software kan koppelen. Tevens worden automatiserings- en presentatiesystemen geïnstalleerd. Met de permanent aanwezige middelen kan een amfibische commandostaf, zoals de Commander Combined Landing Taskforce (CCLF) en de Commander Combined Amphibious Taskforce (CCATF), een amfibische operatie leiden. De apparatuur kan worden uitgebreid om de staf de mogelijkheid te bieden een (joint) operatie tot op divisieniveau te leiden.

Personeel De vaste bemanning telt 146 personen. Voor de hoofdkwartierfunctie zal accommodatie worden geboden aan ten minste 400 stafleden. In de amfibische rol zal het schip, naast de vaste bemanning, 555 personen kunnen accommoderen. Deze aantallen zijn inclusief de ondersteunende elementen zoals een helikopterdetachement voor tenminste één helikopter. De flexibele accommodatie wordt verwezenlijkt door gebruik te maken van hutten en slaapverblijven waarvan de capaciteit, afhankelijk van de gekozen taak, kan worden gewijzigd.

Verwervingsstrategie In het kader van de overname van de KSG door de Damen Shipyards Group (Damen), heeft de Staat het voornemen het tweede LPD aan te besteden bij de KSG, mits er sprake is van redelijke voorwaarden en een aanvaardbare prijs. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de Europese Commissie instemming zal verlenen met de overname van KSG door de Damen Shipyards Group. De Koninklijke marine betrekt de KSG bij het opstellen van het contractbestek. De KSG zal als bouwmeester voor de verwerving van de platformsystemen zorgdragen. De Nederlandse industrie kan ook worden ingeschakeld voor (delen van) de uitrusting van het schip. Zoals gebruikelijk bij materieelprojecten zal de Koninklijke marine de Sewaco-systemen in eigen beheer verwerven.

Internationale samenwerking Met de A-brief en de antwoorden op schriftelijke vragen naar aanleiding van de A-brief heb ik u geïnformeerd over de aspecten van de internationale samenwerking. Kort samengevat heeft het ontwerp van Hr.Ms. Rotterdam en haar twee Spaanse zusterschepen internationaal veel belangstelling gewekt, met name bij Portugal en Duitsland. Daarnaast hebben Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk vergevorderde plannen voor de bouw van amfibische transport-schepen. Tot op heden is het echter nog niet gekomen van van verdere internationale samenwerking bij de bouw van het LPD-2, vooral als gevolg van verschillende bouwperiodes of uiteenlopende ontwerpen.

Met mijn brief nr. D 2001001952 van 25 juni 2001 heb ik u gemeld dat de EVDB-voorziening voldoende ruimte biedt voor de volledige financiering van de commandofaciliteiten van het LPD-2. Met het oog op de bevordering van de doelmatigheid in Europees verband is internationale co-financiering van de commandofaciliteiten gewenst. De inspanningen op dit gebied hebben tot dusver geen resultaten opgeleverd. Met Duitsland en het Verenigd Koninkrijk wordt hierover nog wel overleg gevoerd.

Exploitatievoorbereiding Ter voorbereiding van de exploitatie wordt een exploitatieplan opgesteld. Dit plan maakt deel uit van de Integrated Logistic Support-methodiek. Hierbij wordt, met inbegrip van onderhoud en opleidingen, uitgegaan van de exploitatiegegevens van Hr.Ms. Rotterdam.

Planning De verwervingsvoorbereiding zal naar verwachting eind 2001 worden voltooid. De contractsluiting voor de bouw van het LPD-2 is voorzien voor april 2002. De detail-engineering vindt plaats in de periode tussen 2002 en 2004. Het schip zal in de periode tussen 2004 en 2006 worden gebouwd waarna de proeftocht begint. In 2007 zal het schip, in overeenstemming met de Defensienota 2000, operationeel zijn.

Milieuaspecten Bij de verwerving van systemen en materialen zal rekening worden gehouden met een minimale belasting van het milieu. LPD-2 zal voldoen aan de regelgeving ter voorkoming van vervuiling van de zee.

Financieel Het totale projectbudget voor het LPD-2, inclusief commandofaciliteiten en walreservedelen, bedraagt f 513 miljoen (prijspeil 2001). Om eventuele tegenvallers te kunnen opvangen is in het projectbudget een post risicoreservering opgenomen. Bij de vaststelling van het budget is ervan uitgegaan dat het LPD-2, evenals destijds Hr.Ms. Rotterdam, zal worden voorzien van twee Goalkeepersystemen en een Super High Frequency (SHF)-satcominstallatie van af te stoten fregatten. Verder zijn de gebruikelijke kosten voor onder meer initiële opleidingen, onderzoek, aanbouwverzekering en proeftocht in het projectbudget opgenomen.

De totale exploitatiekosten worden geraamd op ongeveer f 26 miljoen per jaar (prijspeil 2001). Dit bedrag is inclusief de exploitatie van de commandofaciliteiten waarvan de kosten worden geraamd op ongeveer f 1 miljoen per jaar. De operationele levensduur is gesteld op 25 jaar. De totale levensduurkosten over 25 jaar worden geraamd op ongeveer f 1160 miljoen (prijspeil 2001).

Risicobeheersing Platform: Ondanks enige aanpassingen, zoals het gebruik van pods voor de voortstuwing, verlenging en verbreding van het schip en verkorting van het dok, zal het LPD-2 wat de vormgeving en de technische installaties betreft niet wezenlijk verschillen van Hr.Ms. Rotterdam. Daardoor zijn de technische risicos voor het platform gering. Gezien de gewijzigde afmetingen van het schip en het dok zal wel aanvullend onderzoek worden gedaan naar de hydrodynamische eigenschappen.

Sewaco: De Sewaco-uitrusting van het LPD-2 voor de amfibische taak zal gebaseerd zijn op die van Hr.Ms. Rotterdam. Waar mogelijk zal worden gebruikgemaakt van architecturen en technologieën die al bij andere projecten van de Koninklijke marine worden toegepast. Door deze aanpak worden ook de technische risicos voor de Sewaco-uitrusting gering geacht.

Commandofaciliteiten: Aan de infrastructuur voor het hoofdkwartier, inclusief het antennepark, is een risico verbonden. Het grote aantal externe communicatiesystemen kan aanleiding geven tot elektromagnetische interferentie die de werking van de systemen negatief kan beïnvloeden. Om deze risicos te beperken wordt nu onderzoek gedaan. Dit onderzoek wordt naar verwachting begin 2002 voltooid.

Financieel: Tijdens de contractonderhandelingen met de bouwmeester zullen de Defensie Accountantsdienst en (indien nodig) een extern bureau worden ingeschakeld om de offertes te toetsen. Hiermee worden de financiële risicos zoveel mogelijk beperkt.

Slotopmerking Ik ben voornemens, eventueel na overleg met u, de Koninklijke marine toestemming te verlenen het project LPD-2 voort te zetten met de verwervingsvoorbereidingsfase. Zoals gebruikelijk, zullen de resultaten hiervan aan u worden voorgelegd.

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE,

H.A.