Rijksuniversiteit Groningen

Mensen met zware hersenschudding ook op lange termijn mentaal trager

Veel patiënten die bij een ongeval een hersenkneuzing (in de volksmond 'zware hersenschudding' genoemd) hebben opgelopen, krijgen te maken met aandachtsstoornissen. Vooral vlak na het ongeluk blijkt de snelheid van informatieverwerking sterk verlaagd, zo ontdekte drs. Joke Spikman. Hoewel het na verloop van tijd wel beter wordt, blijken de patiënten na twee tot vijf jaar nog steeds mentaal trager dan gezonde mensen. Dit heeft vanzelfsprekend gevolgen voor het dagelijks functioneren van deze veelal jonge groep mensen. Toch geeft ongeveer een derde van de patiënten aan dat ze hun werk en sociale leven weer volledig hebben kunnen hervatten. Spikman promoveert op 3 oktober 2001 aan de RUG.

De promovendus volgde een groep van zestig patiënten met een middelzware hersenkneuzing gedurende een aantal jaren na hun ongeluk. Het is dan wel zo dat de patiënten trager informatie verwerken, maar het blijkt dat zij niet meer moeite hebben om hun aandacht selectief te richten op de taak die ze uit moeten voeren wanneer rekening wordt gehouden met die traagheid. Kort na het letsel hebben patiënten wel meer moeite met het flexibel omschakelen van hun aandacht. Op de langere termijn wordt dat beter, maar bij de planning en uitvoering van ongestructureerde taken en situaties scoren zij slechter dan gezonde proefpersonen. In het dagelijks leven betekent dit dat zij moeite hebben met het uit zichzelf bedenken van adequate oplossingen in meer ingewikkelde, onoverzichtelijke situaties. Mensen die specifiek letsel hebben gehad in de frontale cortex scoren het slechtst op deze zogeheten 'executieve functietest'.

Een derde van de patiënten zegt volledig hersteld te zijn. De rest geeft in mindere of meerdere mate aan het dagelijks leven niet volledig te hebben kunnen hervatten. Spikman stelt vast dat de mate van herstel niet goed te voorspellen is uit de testprestaties. Opvallend is dat de meest positief gestemden juist diegenen waren met het zwaarste letsel en met specifiek letsel in de frontale cortex. Spikman concludeert dat deze patiënten door de aard van hun letsel mogelijk minder goed kunnen beoordelen hoe het werkelijk met hen gaat.

De promovendus onderwierp ook de verschillende aandachtstests aan een kritisch onderzoek. In de tests blijken vooral de aspecten 'tempo' en 'controle' te worden onderzocht. En dat is te beperkt voor het trekken van conclusies met betrekking tot functioneren in het dagelijks leven. Volgens de onderzoeker is vooral ook de mate van structuur die een taak biedt, bepalend voor de uiteindelijke prestatie van de patiënt. /ImK

Joke Spikman (Meppel, 1965) studeerde psychologie aan de RUG. Ze verrichtte haar promotieonderzoek bij de afdeling Neuropsychologie (RUG en Academisch Ziekenhuis Groningen) en binnen de onderzoekschool BCN (Behavioural and Cognitive Neurosciences). Spikman werkt sinds 1995 als klinisch neuropsycholoog in het AZG en als neuro- en revalidatiepsycholoog bij Revalidatie Friesland te Beetsterzwaag. De Stichting Neuropsychologie Groningen financierde delen van het onderzoek.