Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

.pbtitle { font-family : Arial, Helvetica, sans-serif; font-size : small; font-weight : bold; background : #FFFFFF; } .pbtekst { font-family : "Times New Roman", Times, serif; font-size : small; background : #FFFFFF; } .pbid { font-family : "Times New Roman", Times, serif; font-size : small; background : #FFFFFF; margin : 5; } TD { font-family : "Times New Roman", Times, serif; font-size : x-small; background : #FAFAFA; margin : 5 ; } .pbpage { background : #FFFFFF; } .pbbar { background : #FF0000; }

Ministerie van Sociale Zaken en WerkgMinisterie van Directie Sociale Zaken Voorlichting, en Bibliotheek Werkgelegenheid en Documentatie

3 oktober 2001 Nr. 01/162

Flexibele pensionering leidt tot hogere arbeidsdeelname

Het omzetten van VUT-regelingen in flexibele vormen van pensionering leidt er toe dat ouderen langer doorwerken. Door de introductie van het pre- en het flexpensioen zal de komende jaren de arbeidsdeelname van ouderen tussen de 55 en 65 jaar met ruim tien procent extra toenemen.

Dat blijkt uit het onderzoek 'Bevordering arbeidsparticipatie ouderen' van CentER Applied Research dat in opdracht van ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is verricht. Minister Vermeend heeft het onderzoek aangeboden aan de Tweede Kamer. Vermeend voelt zich gesteund door het onderzoek dat onder meer concludeert dat de omzetting van de VUT-regelingen in andere vormen van pensionering een dusdanig effect op de arbeidsdeelname van ouderen heeft dat de kabinetsdoelstelling van een uiteindelijke arbeidsdeelname van vijftig procent binnen bereik komt. Momenteel werkt één op de drie ouderen.

In toenemende mate worden in CAO's VUT-regelingen vervangen door flexpensioenregelingen (regelingen die geïntegreerd zijn met het aanvullende ouderdomspensioen) en prepensioenregelingen. Afspraken over deze omzetting gelden inmiddels voor ruim 70 procent van de werknemers die onder een CAO vallen. De nieuwe regelingen kennen een grote mate van kapitaaldekking, waarbij de hoogte van het pensioen mede afhankelijk is van het moment waarop men besluit met werken te stoppen. Dat betekent ook dat er een prijskaartje voor de werknemer aan eerder stoppen met werken hangt. Langer doorwerken daarentegen wordt financieel aantrekkelijker.

De gemiddelde leeftijd waarop men geacht wordt met pensioen te gaan (de standaard pensioenleeftijd) lag in 1999 op 61,2 jaar, gemiddeld één jaar hoger dan de gemiddelde eerst mogelijke uittredeleeftijd voor de VUT-regelingen. De uitkering op deze leeftijd bedraagt gemiddeld 72 procent van het brutoloon, voor de VUT-regelingen is dat iets minder dan 79 procent.

De mogelijkheid van langer doorwerken na 65 jaar in combinatie met deeltijdpensioen draagt volgens het onderzoek ook bij tot een, zij het beperkt, hogere arbeidsdeelname. Wil men het streefcijfer van 50 procent arbeidsdeelname sneller bereiken dan zal er volgens de onderzoekers gesleuteld moeten worden aan de voorwaarden en leeftijd van pensionering. Die voorwaarden behelzen allereerst het financieel aantrekkelijk maken van langer doorwerken. Een lager (vervroegd) pensioen, bijvoorbeeld naar 60 procent, zal de gemiddelde leeftijd van uittreding doen stijgen. Verhoging van de standaard pensioenleeftijd is ook een optie. Daarbij wordt gewezen naar Zweden waar de hoogte afhankelijk is van de levensverwachting van de geboortegeneratie waartoe men behoort. Extra uitkeringen op hogere leeftijd om uitstel van de pensioenbeslissing te bevorderen hebben volgens de onderzoekers, gezien de hoge kosten slechts een gering effect


-------------------------------------------------------------------------------------------------Het rapport 'Bevordering arbeidsparticipatie ouderen' (ISBN 9057498073) kostf. 57,50 en is te bestellen bij Elseviers bedrijfsinformatie 070-4415555.

De volledige tekst van de brief staat op de internetsite van het ministerie van SZW: www.minszw.nl (klikken op "Officiële publicaties" in de linker knoppenbalk).

Samenvatting