Ministerie van Defensie


---

Brieven aan de Kamer
---

Aanpak van ongewenst gedrag in de krijgsmacht

04-10-2001

Inleiding In mijn brieven van 13 juli 2000 en 24 oktober 2000 heb ik respectievelijk de uitgangspunten en de voortgang uiteengezet van het beleid inzake wangedrag en uitingen van rechts-extremisme in de krijgsmacht. In het algemeen overleg van 11 april jl. naar aanleiding van de voortgangsrapportage 2000 inzake het "Actieplan emancipatietaakstellingen ministerie van Defensie 1998-2000" (SOZA-00-534), zijn vragen gesteld over de aanpak van ongewenst gedrag in de krijgsmacht. Met deze brief informeer ik u over de stand van zaken van de aanpak van alle vormen van ongewenst gedrag binnen de krijgsmacht. Over de regeling klachtenprocedure is overeenstemming bereikt met de centrales van overheidspersoneel.

Algemeen De afgelopen jaren is een scala aan maatregelen getroffen die ongewenst gedrag bij Defensie moeten voorkomen. Deze - preventieve - maatregelen liggen vooral op het gebied van opleiding, training en vorming, waarbij medewerkers het belang van het voorkomen van ongewenst gedrag duidelijk wordt gemaakt. Zo zijn er cursussen "bijzondere personeelszorg" ontwikkeld, gericht op omgangsvormen en het omgaan met diversiteit. Deze cursussen zijn afgestemd op de diverse doelgroepen en maken deel uit van initiële en vervolgopleidingen. Medewerkers die leiding gaan geven, krijgen extra training. Ook zijn er themadagen georganiseerd en zijn er brochures verspreid die zijn gericht op het tegengaan van seksuele intimidatie. Er zijn vier korte films gemaakt als visuele ondersteuning van voordrachten door vertrouwenspersonen aan leidinggevenden over seksuele intimidatie, pesten en treiteren, discriminatie en homoseksualiteit. Ook tijdens "teambuilding" sessies komen omgangsvormen aan bod. Ten slotte is een beleid tegen seksuele intimidatie opgesteld. Dit beleid (inbegrepen de klachtenprocedure) is in 2000 geëvalueerd.

De preventieve maatregelen zijn niet afdoende gebleken om ongewenst gedrag binnen Defensie volledig uit te bannen. In juli 2000 zijn dan ook extra maatregelen aangekondigd om wangedrag en uitingen van rechts-extremisme aan te pakken en de integriteit van de defensieorganisatie te waarborgen. Met ingang van 1 januari 2001 is, vooruitlopend op een wijziging van de Ambtenarenwet en de Militaire Ambtenarenwet door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voor de sector Rijk een regeling over het omgaan met een vermoeden van een misstand ingevoerd. Deze regeling wordt ook wel de klokkenluiders-regeling genoemd.

Het defensiebeleid voor het tegengaan van (alle vormen) van ongewenst gedrag beschouwt wangedrag en rechts-extremisme niet apart, maar in onderlinge samenhang. Zo is er één structuur voor de behandeling van klachten over ongewenst gedrag en voor meldingen van vermoedens van misstanden. Er is een vangnet voor meldingen gecreëerd, dat onder andere bestaat uit vertrouwenspersonen, een meldpunt ongewenst gedrag en een toereikend registratiesysteem. Ook zijn er richtlijnen ontwikkeld aan de hand waarvan de krijgsmachtdelen het beleid ter voorkoming van ongewenst gedrag en het tegengaan van misstanden kunnen toesnijden op specifieke situaties. Binnenkort wordt een nulmeting gehouden waaraan op termijn de resultaten van het aangescherpte beleid kunnen worden getoetst.

Relevante documenten Regeling klachtenprocedure ongewenst gedrag en melding vermoedens van misstanden Gelet op artikel 4 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 en hoofdstuk 9 van de Algemene Wet Bestuursrecht dient het ministerie van Defensie te voorzien in een Regeling klachtenprocedure ongewenst gedrag Defensie. De klachtenregeling beoogt de individuele defensiemedewerker een middel te verschaffen om zich in voorkomend geval te beklagen over ongewenst gedrag en aldus beëindiging ervan te bewerkstelligen en tevens overeenkomstig de daarvoor in de sector Rijk ontwikkelde regeling een procedure in het leven te roepen ten aanzien van het zogenaamde "klokkenluiden". De regeling voor de sector Rijk behelst een traject binnen de afzonderlijke ministeries en, indien dat niet tot een oplossing leidt, inschakeling van een externe commissie, de commissie "integriteit Rijk". Om in de hele overheidsdienst de eenheid van beleid te waarborgen, geeft de regeling van Defensie eveneens toegang tot de commissie "integriteit Rijk" als de interne procedure niet tot een oplossing leidt.

Richtlijn vertrouwenspersonen ongewenst gedrag Deze regeling gaat nader in op de structuur van een op te zetten netwerk van vertrouwenspersonen bij elk van de beleidsterreinen. Met het beschrijven van een dergelijke structuur wordt de feitelijke situatie van dit moment ten dele geformaliseerd. De gekozen structuur leidt tot een netwerk met korte lijnen tussen het personeel en een vertrouwensfunctionaris. De regeling gaat ook in op de rol van de centrale vertrouwenspersoon en de vertrouwenspersonen bij de eenheden, alsmede de gedragscode en de taken registratie en rapportage. Voorts is de staf van de Inspecteur-Generaal van de Krijgsmacht (IGK) uitgebreid met een (onafhankelijke) vertrouwenspersoon ongewenst gedrag, om te waarborgen dat mensen die niet binnen hun eigen organisatie terechtkunnen of willen daar hun klacht naar voren kunnen brengen. Eind 2000 is in de staf van de IGK ook een meldpunt geopend waar men desnoods anoniem melding kan maken van vermoede misstanden in de organisatie.

Aanwijzing registratie en rapportage van ongewenst gedrag Deze regeling biedt een opzet voor de registratie van ongewenst gedrag. De behoefte aan zo'n systeem werd ingegeven door de ontwikkelingen in de afgelopen periode, waarbij bleek dat Defensie desgevraagd niet in staat was een beeld te schetsen van de omvang en de verschijningsvormen waarin ongewenst gedrag in de organisatie voorkomt. Het systeem gaat uit van een geanonimiseerde registratie.

Beleidskader Met alle respect In dit beleidskader, dat is bedoeld voor beleidsmedewerkers, wordt het totale veld van ongewenst gedrag en ongewenste omgangsvormen afgebakend en gedefinieerd. Daarbij wordt ingegaan op mogelijke oorzaken, omstandigheden en gevolgen van ongewenst gedrag. Het beleidskader kan bovendien dienen voor de ontwikkeling van opleidingen en integriteitsprogramma´s.

Onderzoek (nulmeting) Een extern bureau zal de aard en de omvang van ongewenst gedrag bij Defensie in kaart brengen. Het is de verwachting dat het onderzoek bijdraagt aan een aantal nevendoelen, zoals de verbetering van het inzicht in de oorzaken van ongewenst gedrag en de bevordering van de bewustwording hiervan.

Interne communicatie Het personeel wordt tijdig geïnformeerd over het onderzoek en de invoering van het aangescherpte beleid tegen ongewenst gedrag. Voor het eind van dit jaar wordt in de krijgsmachtdeelperiodieken een brochure meegezonden, waarin het desbetreffende beleid wordt uiteengezet en waarin de telefoonnummers van de centrale vertrouwenspersonen, de vertrouwenspersoon IGK en het Meldpunt Ongewenst Gedrag bij de IGK wordt vermeld.

Tot slot Defensie tolereert geen ongewenst gedrag en doet er dan ook alles aan dergelijk gedrag uit te bannen. De hierboven beschreven maatregelen onderstrepen dit. Ik zal u begin 2002 informeren over de resultaten van het onderzoek naar ongewenst gedrag.

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

H.A.L. van Hoof