PERSVERKLARING
Amsterdam, 8 oktober 2001
Afzender:
Baskenland Informatiecentrum (BIC)
staika@wanadoo.nl (tijdelijk slechts per e-mail bereikbaar) Betreft:
Open brief aan Tweede Kamer inzake vervolging Baskische politieke gevangene Esteban Murillo, mensenrechtenschendingen in Spanje en het uitleveringsrecht na 11 september.
Geachte heer/mevrouw,
Vrijdag 5 oktober j.l. verstuurden wij een open brief aan de voorzitter en leden van de tweede kamer. Deze brief zal geadresseerden naar wij aannemen vandaag bereiken.
In de brief roepen wij de tweede kamer op te voorkomen dat Nederland toestemming aan Spanje geeft om de Baskische politieke gevangene Esteban Murillo Zubiri voor andere feiten te vervolgen dan waarvoor hij augustus 2000 door Nederland werd uitgeleverd (de zogeheten "doorbreking van het specialiteitsbeginsel"). In de brief gaan we ook in op bestaande plannen om het uitleveringsrecht binnen Europa sterk te beperken en geven wij aan hoe naar onze mening de Nederlandse houding ten opzichte van het Spaans-Baskische conflict dient te zijn.
De open brief is geschreven naar aanleiding van de aankondiging, door de Nederlandse minister van justitie, dat de door Spanje gevraagde toestemming voor doorbreking van het specialiteitsbeginsel, gegeven zal worden. Esteban Murillo Zubiri heeft tegen het voornemen van de minister een kort geding aangespannen. Dit kort geding dient aanstaande donderdag, 10:30, bij de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage. De heer Murillo wordt vertegenwoordigd door mr. V.L. Koppe van het Amsterdamse advocatenkantoor Van den Biesen, Prakken, Böhler.
Onderstaand treft u de inhoud van de open brief aan. Indien u meer informatie wenst dan horen we zulks graag.
Open brief aan de voorzitter en de leden van de tweede kamer
Utrecht, 5/10 2001
Geachte voorzitter, leden van de Tweede Kamer,
Graag vragen wij uw aandacht voor het volgende. In januari 1999 verzocht
Spanje de uitlevering door Nederland van de Baskische politieke vluchteling
en voormalig vakbondsleider Esteban Murillo Zubiri. De heer Murillo werd door
de Spaanse autoriteiten van hulp bij een ETA-aanslag in 1982 verdacht. Bij
beschikking van 19 mei 2000 besloot de Minister van Justitie de verzochte
uitlevering toe te staan. Naar aanleiding van de beschikking, en de procedure
die daartoe leidde, werden door verschillende politieke partijen kamervragen
gesteld (1). De heer Murillo Zubiri werd op 27 juli 2000 aan Spanje uitgeleverd.
Na de uitlevering - op 31 mei 2001 - verzocht de Spaanse ministerraad
uitbreiding van de uitlevering van de heer Murillo. De Spaanse autoriteiten
willen de heer Murillo vervolgen voor andere feiten dan waarvoor hij door
Nederland is uitgeleverd. Voor deze zogenaamde 'doorbreking van het
specialiteitsbeginsel' heeft Spanje krachtens artikel 14 lid 1 EUV
toestemming nodig van Nederland. De minister van justitie adviseerde 10
augustus 2001 voornoemde toestemming te verlenen. De heer Murillo heeft tegen
deze beschikking een kort geding aangespannen, deze dient op donderdag 11
oktober aanstaande. Wij menen evenwel dat hier niet alleen een juridische
doch ook een politieke toetsing plaats dient te vinden. Vandaar dat wij ons
tot u, volksvertegenwoordiging en controlerende macht, richten.
Wij zijn van mening dat de door Spanje beoogde vervolging van Murillo en de
daarmee samenhangende doorbreking van het specialiteitsbeginsel niet door de
beugel kan. De bewijslast tegen de heer Murillo is flinterdun. De
beschuldigingen tegen hem waren en zijn enkel gebaseerd op later weer
ingetrokken na marteling verkregen verklaringen van medeverdachten. Er zijn
daarmee onvoldoende gronden om de heer Murillo te vervolgen. Dat Spanje dit
desalniettemin toch doet, is een kwalijke zaak. Nederland behoort daar niet
aan mee te werken. Hier komt bij dat de heer Murillo al meer dan een jaar
geleden is uitgeleverd terwijl er in de zaak waarvoor zijn uitlevering is
gevraagd tot op heden hoegenaamd niks is gebeurd.
De bewijzen die rechter Garzon opvoert om de doorbreking van het
specialiteitsbeginsel te rechtvaardigen zijn niet nieuw. De zaak waarin hij
de heer Murillo wil vervolgen is op precies hetzelfde verhoor gebaseerd als
de zaak waarvoor uitlevering werd gevraagd. De heer Garzon laat in zijn
verzoek na duidelijkheid te scheppen omtrent de nieuwe vervolging. Ook blijft
onduidelijk waarom deze feiten zijn verzwegen tijdens de
uitleveringsprocedure en waarom nu alsnog tot vervolging is besloten inzake
de "nieuwe" bewijzen. Het lijkt er sterk op dat de heer Garzon door zijn
handelswijze poogt het Nederlandse uitleveringsrecht te omzeilen (2).
In zijn advies tot het verlenen van de gevraagde toestemming, leunt de
minister dan ook te zwaar op het zogeheten vertrouwensbeginsel. De minister
leunt zo zwaar op dit beginsel dat amper gezegd kan worden dat hij überhaupt
een afweging heeft gemaakt. De minister gaat zo voorbij aan zijn
verplichtingen voortkomend uit het Nederlandse én Europese uitleveringsrecht.
Bovendien is het vertrouwen in Spanje misplaatst. Spanje is een notoir
schender van de in het EVRM neergelegde rechtsbeginselen. Alleen al het feit
dat de heer Murillo nog immer in voorarrest zit zonder dat er ook maar een
begin van een rechtszaak is gemaakt, is een flagrante schending van het EVRM.
De vele malen dat Spanje - zowel in het verleden als recentelijk - is
veroordeeld wegens onder andere folteringen en oneerlijke rechtsgang laten we
dan nog buiten beschouwing.
We begrijpen dat de bereidheid om Spanje te helpen in eerste instantie groot
zal zijn. De aanslagen van ETA vervullen een ieder met afschuw. In dat licht
werkt men op Europees niveau aan het afschaffen van de bestaande
uitleveringsprocedures binnen de Europese Unie voor verdachten van, onder
andere, terrorisme. Het is aannemelijk dat dit proces na de gruwelijke
gebeurtenissen in de Verenigde Staten in een stroomversnelling zal raken.
Toch zijn wij van mening dat het onderhavige geval duidelijk maakt dat het
afschaffen van het Nederlandse uitleveringsrecht in dit soort gevallen geen
goede zaak is. Eén ding is dat iemand verdacht wordt van terrorisme, iets
anders is dat iemand daar ook daadwerkelijk schuldig aan is. Het is het
recht dat dit uit hoort te wijzen en het Nederlandse uitleveringsrecht
behoort daar een onderdeel van te zijn. De verschillen tussen de juridische
praktijk in Nederland en Spanje zijn groot. Voornoemde termijn van voorarrest
vormt daar al een indicatie van. Een ander verschil is dat in Spanje
gemarteld wordt. Nog een verschil is dat in Spanje zeer regelmatig mensen
worden opgepakt wegens terrorisme om na een half jaar of langer weer te
worden vrijgelaten zonder dat er een proces heeft plaatsgevonden. Afschaffing
van het uitleveringsrecht in zaken als de onderhavige betekent afschaffing
van elke vorm van controle door de Nederlandse staat op de rechtmatigheid van
vervolging van door Nederland uitgeleverde personen.
Wij gaan verder niet in op de vele juridische bezwaren die aan de beschikking
van de minister kleven. De heer Murillo heeft een kort geding tegen de
Nederlandse Staat aangespannen waarin deze bezwaren naar voren worden
gebracht. Wél willen wij nog opmerken dat steun voor de Spaanse aanpak van
het conflict met Baskenland niet vanzelfsprekend zou moeten zijn. Zolang
Spanje weigert in te gaan op het onderliggende politieke conflict - dat wel
degelijk bestaat - is een zuiver repressieve aanpak van het conflict niet
alleen onrechtvaardig maar vooral ook contraproductief. In plaats van het
verkrijgen van hulp bij de huidige aanpak dient Spanje door andere landen
gestimuleerd te worden om een meer duurzame oplossing van de bestaande
problemen te zoeken. Het effect dat een dergelijk stimuleren van buitenaf
heeft zien we in Noord-Ierland waar, ondanks de vele problemen, gezocht wordt
naar een echte oplossing. Ondanks de enorme meningsverschillen tussen de
verschillende partijen heeft men daar ingezien dat geen der partijen het
conflict gewapenderhand kan winnen waardoor een dialoog vroeg of laat nodig
zal zijn. Dit inzicht zal op den duur ook in Spanje en Baskenland doorbreken.
Hoe meer Spanje in haar repressieve aanpak wordt ondersteund, hoe langer zij
van de fictie uit zal gaan dat het conflict door middel van repressie is op
te lossen.
Wij hopen dat u het bovenstaande in overweging neemt en dat u de minister
zult aanspreken op zijn beslissing, die - naar onze mening én naar de mening
van de ondertekenaars van bijgevoegde petitie - de verkeerde is.
Voor meer informatie en/of vragen kunt u contact opnemen met het e-mail-adres
staika@ wanadoo.nl. Door omstandigheden zijn we helaas de komende weken
slechts op deze manier bereikbaar.
Hoogachtend,
Stan Baggen en Jeroen Bosch
Baskenland Informatie Centrum
Postbus 2884 3500 GW Utrecht
Noten:
1) Kamervragen met antwoord 1999-2000, nrs. 1172, 1517, 1632, 1716 en 1764.
2) Voor uitlevering geldt immers een uitgebreide procedure van rechterlijke
toetsing. Krachtens het uitleveringsrecht kan de zaak door een
arrondissementsrechtbank, de Hoge Raad én de Minister van Justitie worden
beoordeeld. Dit in tegenstelling tot een verzoek om doorbreking van het
specialiteitsbeginsel, dat slechts door de minister wordt beoordeeld.
EINDE PERSVERKLARING