Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=421608


---

Aan de Voorzitter van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Verenigde Naties en Int. Financiële Instellingen Afdeling Politieke en Juridische Zaken Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 8 oktober 2001 Auteur sk. karwal
Kenmerk DVF/PJ- 450/001 Telefoon 070-3485110
Blad /2 Fax 070-3484817
Bijlage(n) 1 E-mail Sk.karwal@minbuza.nl

Betreft Richtlijnen Koninkrijksdelegatie naar de 56e zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties

Zeer geachte Voorzitter,

Hierbij doe ik u mede namens de minister voor Ontwikkelingsssamenwerking, ter kennisneming door de leden van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken, de richtlijnen toekomen voor de Koninkrijksdelegatie naar de 56e zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.

Opgemerkt zij dat de richtlijnen zijn opgesteld voordat op 11 september jl. de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten plaatsvonden. Daar waar het in het licht van deze gebeurtenissen noodzakelijk is, zal ik de richtlijnen voor de Nederlandse inbreng doen aanpassen. Dat betreft met name de voornemens waarover u in mijn brief van 25 september jl. bent ingelicht

De Minister van Buitenlandse Zaken

Richtlijnen 56e zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties

september 2001

Inhoudsopgave


1 ALGEHEEL VERLOOP 4



2 PLENAIRE 4


2.1 Hervorming en uitbreiding Veiligheidsraad 4

2.2 Midden-Oosten 5

2.3 Voormalig Joegoslavië / Westelijke Balkan 7

2.4 Grote Meren gebied 8

2.4.1 Vredesproces in de DRC 8

2.4.2 Vredesproces in Burundi 11

2.5 Implementatie Millennium Verklaring 11


3 EERSTE COMMISSIE 13

3.1 Nucleaire non-proliferatie en kernontwapening 13

3.2 Overige massavernietigingswapens 14

3.3 Anti-personeel mijnen 15

3.4 Kleine wapens 16

3.5 Openheid in Bewapening / VN Wapenregister 17

3.6 Overig 17


4 TWEEDE COMMISSIE 19

4.1 Financiering van ontwikkeling 19

4.2 Globalisering, handel en ontwikkeling 21

4.3 Schulden 23

4.4 Duurzame ontwikkeling 24

4.5 Follow up VN-Conferenties 25

4.6 Milieu 25

4.7 Ontwikkelingsactiviteiten 26

4.8 Derde VN conferentie inzake de minst ontwikkelde landen 28


5 DERDE COMMISSIE 29

5.1 Mensenrechten: landensituaties 29

5.1.1 Birma 29

5.1.2 Democratische Republiek Congo (DRC) 30

5.1.3 Iran 31

5.2 Mensenrechten: thema's 32

5.2.1 Godsdienstige onverdraagzaamheid 32

5.2.2 Bestrijding van traditionele praktijken die de gezondheid van vrouwen en meisjes schaden 33

5.2.3 Rechten van het Kind 34

5.2.4 Wereld Racisme Conferentie 35

5.3 Overige Onderwerpen 35

5.3.1 Internationale drugsbestrijding 35

5.3.2 Criminaliteitspreventie en rechtshandhaving 36

5.3.3 Sociale onderwerpen 37

5.3.4 Vrouwen 39


6 VIERDE COMMISSIE 41

6.1 Vredesoperaties 41

6.2 UNRWA 43


7 VIJFDE COMMISSIE 44

7.1 Middellange termijn plan 2002 - 2005 44

7.2 Begrotingsbehandeling 44

7.3 Veiligheid VN-personeel / Brahimi Rapport / Capital Master Plan 45

7.4 Financiële situatie VN 45

7.5 Overige onderwerpen 46

7.5.1 Internationaal Gerechtshof 46

7.5.2 Joegoslavië en Rwanda-Tribunaal 46

7.5.3 Internationaal Strafhof 46

7.5.4 Pensioenfonds / samenlevingsovereenkomsten 47

7.5.5 INSTRAW 47


8 ZESDE COMMISSIE 48

8.1 Rapportages 48

8.2 Internationaal Strafhof 49

8.3 Terrorisme 50

8.4 Sancties 51

Bijlage: Lijst van gebruikte afkortingen 52

ALGEHEEL VERLOOP

De 56e zitting van de Algemene Vergadering vangt aan op dinsdag 11 september 2001 en gaat tot september 2002 door. Met uitzondering van de Vijfde Commissie is het merendeel van de werkzaamheden gewoonlijk in december afgerond.

Belangrijke onderwerpen zijn onder meer de opvolging van de vorig jaar georganiseerde Millennium Top en de follow-up van het Brahimi-rapport over de effectiviteit van vredeshandhaving.

Op politiek terrein zullen naar verwachting gedurende het debat de ontwikkelingen in het Midden-Oosten, de Balkan en Afrika een centrale plaats innemen.

PLENAIRE

In de plenaire worden de in de hoofdcommissies aangenomen resoluties bekrachtigd en wordt gestemd over het lidmaatschap van een aantal VN (hoofd-)organen zoals Veiligheidsraad en ECOSOC. Daarnaast worden actuele onderwerpen besproken die zich niet lenen voor behandeling in één van de hoofdcommissies. Ook onderwerpen waaraan betrokken partijen relatief zwaar gewicht toekennen, kunnen in voorkomende gevallen in de plenaire aan de orde komen. Van sommige onderwerpen (o.a. het Midden-Oosten) worden deelaspecten in de hoofdcommissies besproken en komen de politiek meest gevoelige aspecten uitsluitend in de plenaire aan de orde.

Hervorming en uitbreiding Veiligheidsraad

Het zich al enige jaren voortslepende debat over hervorming en uitbreiding van de Veiligheidsraad vertoont nog steeds weinig vooruitgang. Het gaat in dit debat zowel om politiek gevoelige zaken, zoals de omvang, wijze van uitbreiding van het ledental en het gebruik van het vetorecht als over minder controversiële onderwerpen, zoals het vergroten van de transparantie van de werkzaamheden van de Raad.

Bij de minder controversiële onderwerpen is in de praktijk al de nodige vooruitgang geboekt. Zo vindt voor specifieke vredesoperaties regelmatig overleg plaats van de Veiligheidsraad met troepenleverende landen. Nederland poogt met een aantal gelijkgezinde landen dit overleg, in navolging van aanbevelingen uit het Brahimi-rapport, op te waarderen (zie ook 6.1). Verder organiseert de Raad regelmatig zogenaamde open, thematische debatten, waar ook niet-leden een interventie kunnen houden. Nederland heeft gedurende zijn niet-permanente lidmaatschap van de Raad in de periode 1999-2000 ruim van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Bij andere, politiek meer gevoelige onderwerpen is als gevolg van grote belangentegenstellingen nog steeds geen zicht op overeenstemming.

Zoals aangegeven in de VR-paragraaf van de notitie over de toekomst van Europa, mag in de Nederlandse visie het belang van een meer representatieve Veiligheidsraad niet ten koste gaan van de effectiviteit. Daarom bestudeert Nederland scenario's voor een beperkte uitbreiding van de Veiligheidsraad, terwijl ook wordt nagedacht over de mogelijkheden tot een eventuele inkrimping van het aantal VR-leden, met behoud van een goede regionale vertegenwoordiging. In dit verband kan ook worden gewezen op het streven van de Nederlandse regering naar één zetel in de Veiligheidsraad voor de gehele Europese Unie, zij het op termijn en onder nader te bepalen voorwaarden.

Midden-Oosten

De situatie in het Midden-Oosten is sinds het uitbreken van de zogeheten 'Tweede Intifadah' in september 2000 ernstig verslechterd. Hoewel er regelmatig contacten zijn tussen de betrokken partijen, zowel direct als door bemiddeling van derde partijen, is men er niet in geslaagd het geweld terug te dringen. Er is sprake van een dieptepunt in de onderlinge verhoudingen. Het voortduren van de patstelling tussen de partijen houdt het gevaar in van verdere escalatie en kan een bedreiging vormen voor de vrede en stabiliteit in de regio als geheel.

Tegen deze achtergrond acht Nederland een grotere inspanning van de internationale gemeenschap om tot deëscalatie te komen dringend gewenst. Het rapport en de aanbevelingen van de Mitchell-commissie van mei jl. bieden naar mening van de Europese Unie een uitstekend handvat om de partijen te helpen een pakket maatregelen overeen te komen die de negatieve spiraal doorbreken en een klimaat te scheppen waarin met vrucht kan worden onderhandeld over een meer duurzame regeling. De Europese Unie heeft de Hoge Vertegenwoordiger Javier Solana het mandaat gegeven in nauw overleg met de bij de top van Sharm el Sheikh van oktober 2000 betrokken partijen te onderzoeken op welke wijze het beste opvolging kan worden gegeven aan de aanbevelingen van dit rapport. In dit verband acht de Europese Unie nauwe afstemming met de VS van essentieel belang. In het Mitchell-rapport staan de volgende stappen centraal:

stopzetting van alle geweld (inclusief hervatting van de veiligheidscoördinatie en terugtrekking van het Israëlische leger naar de stellingen van voor het uitbreken van de Intifadah);

een pakket van vertrouwenwekkende maatregelen waaronder als belangrijkste een totale stopzetting van de bouw van nederzettingen, inclusief de zogenaamde natuurlijke groei, en stappen om de economische en humanitaire omstandigheden van de Palestijnse bevolking te verlichten;

hervatting van de onderhandelingen.

In de Palestijnse Gebieden is de sociaal-economische situatie de laatste maanden verder verslechterd. Dit is met name het gevolg van de Israëlische afsluitingen. De Palestijnse Autoriteit kampt momenteel met een ernstig begrotingstekort en is derhalve aangewezen op internationale steun. Indien de afsluitingen voortduren en Israël de BTW-inkomsten, die zij namens de Palestijnse Autoriteit int, niet spoedig afdraagt, is de verwachting van het IMF en de Wereldbank dat de Palestijnse Autoriteit slechts tot het najaar op basis van de toegezegde additionele financiële steun kan overleven. Daarna zal bij ongewijzigde situatie additionele financiële hulp noodzakelijk zijn om een failliet van de Palestijnse Autoriteit te voorkomen. Een algehele desintegratie van de reeds verzwakte Palestijnse Autoriteit zal resulteren in een nog grotere geografische en politieke versplintering van de Palestijnse samenleving. Zie voorts UNRWA (6.2).

Het is waarschijnlijk dat ook tijdens deze AVVN de Midden-Oosten problematiek prominent op de agenda zal staan en onderwerp zal zijn van vele resoluties. De op dat moment heersende omstandigheden zullen bepalend zijn voor de inhoud van de discussies en de in te dienen ontwerpresoluties.

Voormalig Joegoslavië / Westelijke Balkan

Sinds de vorige AVVN hebben zich op de Balkan twee belangrijke ontwikkelingen voorgedaan: de politieke omwenteling in Belgrado in oktober 2000 (en uiteindelijk de overdracht van Milosevic aan het Joegoslavië-tribunaal) en de gewelddadigheden in Macedonië sinds februari van dit jaar.

Als gevolg van de machtswisseling in Belgrado en de erkenning door de nieuwe autoriteiten dat de FRJ slechts één van de opvolgersstaten van het oude Joegoslavië (SFRJ) is, is de FRJ inmiddels volwaardig lid geworden van de VN.

De overdracht van Milosevic aan het Joegoslavië-tribunaal (ICTY) vormt niet alleen een mijlpaal voor het ICTY zelf, maar ook voor het internationaal recht als zodanig (voor het eerst is een voormalig staatshoofd overgedragen aan een internationaal tribunaal voor vervolging wegens oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid). Bovendien zal hierdoor de overdracht van andere verdachten hopelijk in een stroomversnelling raken (mede gezien de ingenomen positie door de Kroatische regering t.a.v. overdracht van eigen onderdanen). De AVVN zou bij deze belangrijke ontwikkeling voor de VN als zodanig (in relevante resolutie) stil kunnen staan.

De situatie in Macedonië blijft ondanks het bereikte politieke akkoord en de NAVO-operatie fragiel. Afhankelijk van de tijdens de AVVN heersende situatie in het land zou overwogen kunnen worden in een omnibusresolutie (of in een aparte resolutie) ook een passage te wijden aan Macedonië en het belang van een spoedig door de Wereldbank en Europese Commissie te organiseren internationale donorconferentie voor dit land.

Wat betreft Kroatië stelt Nederland zich op het standpunt dat dit land in principe, gezien de overwegend positieve ontwikkelingen (inmiddels is ook een Stabilisatie- en Associatieakkoord met de Europese Unie gesloten), niet langer opgenomen hoeft te worden in een omnibusresolutie over de mensenrechtensituatie. Een dergelijke resolutie kan zich dus beperken tot de situatie in Bosnië-Herzegovina en de FRJ (met name Kosovo), en eventueel Macedonië. Dit neemt niet weg dat de situatie in Kroatië nauwlettend gevolgd moet blijven worden, met name op het gebied van de terugkeer van Servische vluchtelingen.

Tenslotte zal de AVVN ook stilstaan bij de centrale verkiezingen in Kosovo op 17 november 2001, die van groot belang zijn voor de verdere implementatie van VR-resolutie 1244, alsmede voor de stabiliteit in de regio als geheel en in Macedonië in het bijzonder.

Grote Meren gebied

Vredesproces in de DRC

De oorlog in de DRC, die onder een aantal agendapunten in de Plenaire aan de orde kan komen, vormt nog steeds - mede door het grote aantal betrokken landen - een ernstige bedreiging voor de ontwikkeling van heel Sub-Sahara Afrika.

In juli 1999 werd in Lusaka door alle betrokken partijen een akkoord getekend dat een vreedzame oplossing van het conflict moet bewerkstelligen. Dit akkoord bestaat uit twee bestanddelen. De eerste - interne - lijn van het akkoord richt zich op het democratiseringsproces in de DRC, onder meer door de organisatie van een Interne Dialoog onder leiding van de neutrale facilitator Sir Ketumile Masire. Het tweede onderdeel van het akkoord (de zgn. externe lijn) richt zich op het oplossen van het interstatelijke conflict, onder meer met behulp van de inzet van de United Nations Organization Mission in the Democratic Republic of the Congo (MONUC).

De regering van President Laurent Kabila heeft tot zijn onverwachte dood medio januari dit jaar de uitvoering van het akkoord van Lusaka op alle fronten tegengewerkt. Met de moord op Kabila en de geweldloze opvolging door zijn zoon Joseph lijkt de impasse rond de uitvoering van het akkoord doorbroken. De nieuwe president lijkt meer bereid tot uitvoering van het akkoord van Lusaka.

De politieke veranderingen in de DRC stemmen tot enig optimisme: in maart werden hardliners in de Congolese regering grotendeels vervangen door een nieuwe groep veelbelovende ministers en ook op macro-economisch vlak lijkt de huidige regering de juiste weg te bewandelen. Daarnaast heeft Joseph Kabila kortgeleden aangegeven dat het verbod op politieke partijen, destijds ingesteld door zijn vader, tot het verleden behoort. Voorzichtigheid blijft echter geboden: nu de Congolese autoriteiten zich niet langer opstellen als notoire dwarsliggers in het vredesproces lijkt hun rol te worden overgenomen door de rebellen van het FLC van Jean Pierre Bemba. Het moge duidelijk zijn dat het succesvol einde van het vredesproces - ondanks enige voortgang - voorlopig nog niet in zicht is.

De VN-vredesmacht MONUC is bezig met het voltooien van fase II (het opzetten van bases in de verschillende delen van de DRC). Er zullen in totaal ongeveer 3000 manschappen (550 waarnemers en 2450 veiligheidspersoneel) worden ontplooid. Fase III zal bestaan uit het verifiëren van de definitieve terugtrekking van alle buitenlandse troepen uit de DRC. Inmiddels zijn Rwanda en Uganda enerzijds en Zimbabwe, Namibië en Angola anderzijds begonnen met het gedeeltelijk terugtrekken van hun troepen uit Congo. Van volledige terugtrekking is voorlopig echter geen sprake.

De opzet van een Demobilisation, Disarmament and Reintegration (DDR) programma voor de DRC, zoals voorzien in het akkoord van Lusaka, is daarbij van groot belang: Rwanda zal haar troepen niet terugtrekken alvorens een oplossing gevonden is voor de ex-FAR en Interahamwe troepen in Oost-Congo, die nog steeds de interne stabiliteit van Rwanda bedreigen. Nederland is bereid in de toekomst bij te dragen aan een DDR-programma voor de DRC.

De aanwezigheid van grote hoeveelheden natuurlijke rijkdommen in de DRC is een belangrijke reden voor betrokkenheid en aanwezigheid van de verschillende buitenlandse troepen. De "economies of war" lijken een steeds grotere rol te gaan spelen in het conflict. Begin mei dit jaar verscheen in dat kader een rapport van de VN over de illegale exploitatie van grondstoffen in de DRC. Het deskundigenpanel van de VN dat het rapport heeft opgesteld heeft erg veel kritiek gekregen op de ongebalanceerde en slecht onderbouwde wijze waarop in het rapport de landen uit de Grote Merenregio (met name Rwanda, Uganda en Burundi) worden beschuldigd van grootschalige en systematische illegale plundering van de natuurlijke rijkdommen van de DRC. De Veiligheidsraad besloot op 4 mei tot verlenging van het mandaat van het panel met drie maanden, om het in de gelegenheid te stellen het rapport aan te passen.

Een "Internationale Conferentie voor Vrede, Veiligheid, Democratie en Ontwikkeling in de Regio"onder auspiciën van de VN en de Afrikaanse Unie kan van groot belang zijn voor de verdere ontwikkeling van de regio. De Europese ervaringen met de OVSE kunnen daarbij van nut zijn. Nederland en de Europese Unie zijn bereid hieraan een bijdrage te leveren. Het is echter van belang dat het initiatief voor deze conferentie komt van de Afrikaanse leiders uit de regio zelf. Zonder de betrokkenheid van deze leiders heeft de organisatie van een dergelijke conferentie geen zin. Zie tevens 5.1.2.

Vredesproces in Burundi

De spanningen in Burundi lopen steeds meer op en het land lijkt af te stevenen op een "full scale" burgeroorlog met alle gevolgen van dien.

Ondertekening door alle politieke partijen in Burundi van het vredesakkoord van Arusha op 28 augustus 2000 betekent geenszins dat de problemen voor Burundi zijn opgelost. Het vredesproces o.l.v. facilitator Nelson Mandela verloopt traag. Dit heeft te maken met de onwillige houding van de rebellenpartijen die keer op keer het vredesproces frustreren: rebellengroepen (FDD en FNL) sluiten zich niet aan bij het vredesproces en weigeren een staakt-het-vuren aan te gaan.

Nederland ondersteunt het facilitation team van Nelson Mandela (in totaal NLG 2,6 mln.), evenals de Implementation Monitoring Commission die toezicht houdt op de uitvoering van het akkoord van Arusha. Nederland is in de toekomst bereid bij te dragen aan een DDR-programma via de Wereldbank.

Implementatie Millennium Verklaring

De Millennium Summit, gehouden september 2000, heeft geresulteerd in een door de Algemene Vergadering aangenomen Millennium Verklaring (resolutie A/55/2) waarin speerpunten voor de VN worden genoemd. De Millennium Verklaring is onderverdeeld in de volgende onderwerpen: Algemene waarden en uitgangspunten; Vrede, veiligheid en ontwapening; Ontwikkeling en armoedebestrijding; Milieu; Mensenrechten, democratie en good governance; Bescherming van de kwetsbaren; Afrika en Hervorming van de VN. In de Verklaring worden de in VN-conferenties overeengekomen ontwikkelingsdoelstellingen herbevestigd. Uniek aan de Millennium Verklaring is dat daarin de ontwikkelingsdoelstellingen, hervormingen van de VN, en toekomstige conferenties samenkomen. Follow-up van de Millennium Verklaring dient op een omvattende, evenwichtige en geïntegreerde wijze vorm te krijgen, in nauwe samenwerking met de IFI's en de WTO. SGVN zal ten behoeve van de 56e AVVN een "road map" opstellen waarin de lange termijnplanning met inbegrip van de beoogde doelen is omschreven. Bovendien is het de bedoeling dat de SGVN jaarlijks zal rapporteren over de voortgang die wordt geboekt.

Nederland is de mening toegedaan dat de Millennium Verklaring gebruikt moet worden als een platform ter bevordering van de versterking en revitalisering van het VN-systeem met de bedoeling er een effectiever instrument van te maken met gebruikmaking van de bestaande structuren. Het is van belang te komen tot een geïntegreerde aanpak van de follow-up van de VN-conferenties (met nadruk op implementatie en monitoring) en een versterkte coördinatie tussen alle delen van het VN-systeem, de Bretton Woods Instellingen, de regionale banken en de WTO.

In EU-verband is in april 2001 een tekst overeengekomen over de follow-up van de Millennium Verklaring.

EERSTE COMMISSIE

De Eerste Commissie, die belast is met ontwapening en internationale veiligheid, behandelt zowel onderwerpen gerelateerd aan massavernietigingswapens als aan conventionele wapens. Nederland zal zich actief inzetten voor consensus op prioritaire onderwerpen als non-proliferatie, kernontwapening, kleine wapens en anti-personeel mijnen. Daarnaast zal het wederom zoveel mogelijk steun trachten te verwerven voor de traditioneel door Nederland namens de Europese Unie in te dienen ontwerpresolutie inzake openheid in bewapening.

Nucleaire non-proliferatie en kernontwapening

Door de succesvolle uitkomst van de NPV Toetsingsconferentie, die plaatsvond in april en mei 2000, heerste in de Eerste Commissie vorig jaar een constructieve sfeer ten aanzien van de resoluties op het vlak van nucleaire non-proliferatie en kernontwapening. De resoluties en de stemmingen waren erop gericht het resultaat van de NPV Toetsingsconferentie te consolideren en zijn daar ook in geslaagd. Dit gold ook voor de resolutie over kernontwapening van de Nieuwe Agenda Groep (NAG). Nederland was daarom vorig jaar in staat om een voorstem uit te brengen op de NAG-resolutie. Dit jaar zullen alle pogingen erop gericht moeten zijn deze voorstem te behouden.

In het algemeen dient gepoogd te worden ook dit jaar deze positieve sfeer op het nucleaire dossier te laten prevaleren. Afgewacht moet worden of de plannen van de Verenigde Staten met betrekking tot Missile Defense (MD) hierop grote invloed zullen hebben. In dit licht is onder meer de Russische ontwerpresolutie over het ABM-Verdrag relevant. Nederland heeft zich de afgelopen twee jaar onthouden. Het betreft immers een bilateraal verdrag en, zeker zolang er nog tussen de RF en de VS over aanpassing en vervanging wordt gesproken, lijkt onthouding opnieuw op zijn plaats. Er is geen gemeenschappelijke EU-positie: Frankrijk en Ierland stemden voor, de rest onhield zich.

De MD-plannen van de VS zullen hoogst waarschijnlijk ook op de debatten ten aanzien van andere resoluties, zoals PAROS en FMCT, van invloed zijn.

Inzake FMCT zal Nederland dit jaar, mede in het licht van onze initiatieven in Genève, wederom pleiten voor onmiddellijke en onvoorwaardelijke aanvang en spoedige afronding van de onderhandelingen over een verdrag over de productie van splijtstoffen. Vorig jaar werd deze resolutie voor het eerst zonder stemming aangenomen. Dit was mogelijk gemaakt door enerzijds intensieve afstemming door Canada met de Chinese delegatie over de inhoud van de resolutie, en anderzijds door het ter elfder ure schrappen van de zinsnede die verwees naar afronding van de onderhandelingen in een tijdsbestek van vijf jaar. Dit resultaat dient ten minste geconsolideerd te worden.

Evenals vorig jaar zal Nederland pleiten voor een resolutie over spoedige inwerkingtreding van het CTBT.

Gelet op de huidige situatie in het Midden Oosten is een verscherping van de tegen Israël gerichte taal, langs dezelfde lijnen als vorig jaar, in de Egyptische resolutie ten aanzien van het risico van nucleaire proliferatie in het Midden Oosten verwachtbaar. Mede gezien de roep om een toenemende rol van de Europese Unie in het vredesproces dient gestreefd te worden naar een gebalanceerde tekst die, net als vorig jaar, een voorstem van de gehele Europese Unie kan krijgen. In de Eerste Commissie dient het belang van multilaterale non-proliferatie en ontwapening voorop te staan.

Overige massavernietigingswapens

De jaarlijkse resolutie die oproept tot spoedige afronding van de onderhandelingen over een protocol ter versterking van het Biologisch Wapens Verdrag uit 1972 zal tijdens deze zitting van de Eerste Commissie vervangen moeten worden door een resolutie of verklaring die de feitelijke stand van zaken in de onderhandelingen constateert.

Op het gebied van chemische wapens zal wederom een resolutie inzake de nakoming van de verplichtingen van het Chemisch Wapens Verdrag worden ingediend. Deze wordt door Nederland als gastland van de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens van harte ondersteund.

Anti-personeel mijnen

Nederland ondersteunt de resolutie inzake het verdrag ter uitbanning van anti-personeel mijnen (het Ottawa-Verdrag). In het bijzonder zal een dergelijke resolutie gericht dienen te zijn op bevordering van de ratificatie van het Ottawa-Verdrag (universaliteit) en de tenuitvoerlegging van de bepalingen gericht op uitbanning van anti-personeel mijnen. Mogelijk zullen er ook dit jaar weer pogingen worden gedaan door middel van een resolutie onderhandelingen in de Geneefse Ontwapeningsconferentie over het verbod op overdrachten van anti-personeel mijnen te bevorderen. Voor Nederland is het Ottawa-Verdrag de norm, maar het zal zich niet verzetten tegen een resolutie over het verbod op overdracht van mijnen, op voorwaarde dat deze het Ottawa-Verdrag niet ondergraaft.

In de aanloop naar de Toetsingsconferentie van het Conventionele Wapensverdrag (CWV) in december a.s. is de aandacht voor dit verdrag sterk toegenomen. Er is vooral belangstelling voor de problematiek rond "Explosive Remnants of War" en het voornemen om in het kader van de Tweede Toetsingsconferentie van het CWV aan die problematiek aandacht te besteden. Bespreking in VN-kader voor deze kwestie zal daarop een positieve uitwerking kunnen hebben en zal door Nederland worden ondersteund. Hetzelfde geldt voor de mogelijke uitbreiding van de werking van het Verdrag tot interne conflicten.

Kleine wapens

Van 9 t/m 20 juli 2001 vond de eerste internationale conferentie over het vraagstuk van de kleine wapens plaats. Op initiatief van onder meer Nederland is de eerste dag van de Conferentie (9 juli 2001) als 'Small Arms Destruction Day' de geschiedenis ingegaan. Tevens werd de uiteindelijke versie van het door DDA ontwikkelde en door Nederland gefinancierde Handboek over vernietiging van kleine wapens gepresenteerd, evenals een documentaire over het EU/ASAC kleine wapens vernietigingsproject in Cambodja, dat mede door Nederland is gefinancierd.

De conferentie bereikte overeenstemming over een Actieprogramma dat minder concreet is dan Nederland en de Europese Unie hadden gehoopt. Dit komt mede door de opstelling van de VS, dat onder meer elke uitspraak over terugdringing van privé-bezit van vuurwapens tegenhield en dat evenmin akkoord wenste te gaan met een verbod van levering van kleine wapens aan niet-statelijke actoren. Concrete export criteria - een belangrijk punt voor de Europese Unie - werden door verschillende landen afgewezen. Zoals bekend is in Europese context reeds een Code of Conduct opgesteld. Niettemin vormt het Actieprogramma een interessante basis voor toekomstige activiteiten op nationaal, regionaal en internationaal niveau. De traditionele resoluties over kleine wapens zouden bij voorkeur reeds uitwerkingen moeten bevatten van operationele bepalingen van het Actieprogramma, inclusief een besluit wanneer de eerste tweejaarlijkse vergadering moet plaatsvinden om de uitvoering van het programma te bezien. Als hiervoor voldoende steun bestaat zal Nederland een ontwerpresolutie indienen om lidstaten op te roepen richtlijnen en regels voor de export van kleine wapens te ontwikkelen.

Nederland heeft in de aanloop naar de Conferentie tal van inhoudelijke en financiële bijdragen geleverd aan uiteenlopende initiatieven, en ook eigen initiatieven ontwikkeld. Dit geldt zowel voor de (via de Europese Unie lopende) voorbereidingen voor de Conferentie zelf als voor activiteiten die in het kader van de OVSE en NAVO werden ondernomen. Ook in het proces na de Conferentie denkt Nederland deze voortrekkersrol voort te zetten, met name door het organiseren van (internationale) bijeenkomsten en het verlenen van financiële steun aan een variëteit van projecten op het gebied van kleine wapens.

Openheid in Bewapening / VN Wapenregister

Tijdens de 55e zitting van de AVVN heeft Nederland, evenals voorgaande jaren, namens de Europese Unie een ontwerpresolutie ingediend die aandacht vraagt voor het belang van openheid in bewapening als vertrouwenwekkende maatregel. De ontwerpresolutie werd door een record aantal van 116 landen geco-sponsord. Ook dit jaar zal Nederland dezelfde resolutie indienen.

Egypte heeft vorig jaar zijn concurrerende resolutie inzake openheid in bewapening niet ingediend. Die resolutie riep op tot uitbreiding van het register met alle massavernietigingswapens en gegevens over de overdracht van voor vervaardiging van deze wapens benodigde technologie en uitrusting. Dit jaar zal deze positieve ontwikkeling, slechts één resolutie over openheid in bewapening, geconsolideerd moeten worden.

Overig

De deskundigengroep, in het leven geroepen door de Iraanse resolutie inzake raketten, zal dit jaar voor het eerst bijeenkomen. De te verwachten Iraanse resolutie zal niet vooruit mogen lopen op de resultaten van die groep en evenmin de op Nederlands initiatief ondernomen pogingen om te komen tot een gedragscode tegen raketproliferatie mogen doorkruisen.

Nederland is voornemens een nieuwe resolutie in te dienen tijdens deze zitting van de Eerste Commissie die betrekking zal hebben op de noodzaak tot het opstellen van, en het verschaffen van transparantie ten aanzien van export controle wetgeving.

Nederland wil ook de problematiek van de ontplofbare oorlogsresten ("explosive remnants of war") onder de aandacht brengen, bij voorkeur als onderdeel van de resolutie over het Conventionele Wapensverdrag.

TWEEDE COMMISSIE

De Tweede Commissie houdt zich bezig met economische, financiële, milieu- en (duurzame) ontwikkelingsaangelegenheden. Onderwerpen als globalisering en de schuldenproblematiek spelen een prominente rol. Hieronder wordt nader ingegaan op de Nederlandse uitgangspunten met betrekking tot een aantal belangrijke thema's, die in de Tweede Commissie zullen worden besproken naar aanleiding van verschillende resoluties.

Financiering van ontwikkeling

De voorbereidingen voor de "Financing for Development"-conferentie (FfD) in Monterrey (Mexico) in maart 2002 verlopen gestaag. Naast het FfD-Secretariaat dat bestaat uit medewerkers van VN, WB, IMF, UNCTAD en WTO is er een High Level Panel on FfD onder leiding van de voormalig president van Mexico, Zedillo, dat in juni 2001 een advies heeft uitgebracht over creatieve, maar niet altijd realistische, ideeën voor additionele financiering. Het is thans nog onduidelijk naar welke uitkomst zal worden gestreefd, dan wel welke resultaten van de conferentie mogen worden verwacht. Als belangrijk resultaat tot nu toe kan worden genoemd de intensieve samenwerking tussen VN en IFI's in het voorbereidingsproces en tevens het groeiende besef bij alle betrokkenen dat de centrale thema's van het ontwikkelingsvraagstuk slechts in onderlinge samenhang kunnen worden bezien en aangepakt.

De delegatie zal tijdens de komende AVVN uiteraard het Nederlands beleid ten aanzien van FfD in acht nemen. Nederland wil met name aandacht vragen voor de volgende drie punten, namelijk compliance aan de 0,7% BNP ODA norm, beleidscoherentie op internationaal en nationaal niveau en wederkerigheid in de ontwikkelingsrelatie tussen donorlanden en ontwikkelingslanden, d.w.z. ownership en partnership.

FfD is een proces waarbij grotere samenwerking tussen de IFI's en de VN enerzijds en tussen donoren en ontwikkelingslanden anderzijds voorop staat. FfD dient te gaan over de methode van aanpak en de financiering van de overeengekomen ontwikkelingsdoelstellingen (ook wel: International Development Targets (IDT's), of "the seven pledges"). Daarbij dient in beginsel te worden gewerkt via bestaande instellingen en mechanismen. Geen behoefte bestaat aan het instellen van nieuwe instellingen/mechanismen. Dit geldt evenzeer voor het follow-up mechanisme. Hoewel niet kan worden vermeden dat in het kader van FfD wordt gesproken over de mandaten van internationale instellingen, dient duidelijk te zijn dat het onderhandelen daarover thuis hoort bij de betreffende instellingen zelf.

Voor Nederland zijn de volgende uitgangspunten cruciaal:

integrale en coherente benadering van het armoedevraagstuk;

bevordering van coherentie en samenwerking op alle niveaus;

wederkerige verplichtingen en commitment van ontwikkelings- en ontwikkelde landen aan een op armoedebestrijding georiënteerde strategie op basis van IDT's;

donorlanden dienen daarvoor voldoende financiële middelen beschikbaar te stellen door verhoging van hun ODA-inspanning. Hierbij is de norm van 0,7% ODA van het BNP richtinggevend.

Waar mogelijk dient de Nederlandse inbreng via de Europese Unie te worden gerealiseerd.

Wat het resultaat van de conferentie betreft, streeft de Europese Unie naar een politieke verklaring over de betrokkenheid en de rol van de partners in het ontwikkelingsproces en over het belang van beleidscoherentie. De Europese Unie is geen voorstander van een actieprogramma maar wil wel stappen identificeren die de doelstellingen van het FfD-proces helpen verwezenlijken. De follow-up van de conferentie dient te sporen met die van de Millennium Verklaring en monitoring dient - conform het follow-up mechanisme voor de MOL's (Minst Ontwikkelde Landen) conferentie - te geschieden door ECOSOC, de AVVN, de IFI's en WTO.

Globalisering, handel en ontwikkeling

Nederland stelt zich op het standpunt dat de potentiële voordelen van globalisering groot zijn. De versnelling in het globaliseringsproces in het afgelopen decennium heeft geleid tot een substantiële bijdrage aan de mondiale economische groei. Daar staat tegenover dat de economische groei die voortvloeit uit de globalisering van de wereldeconomie ook kan leiden tot minder gunstige gevolgen zoals vergroting van de verschillen tussen rijk en arm. Indien nationale en internationale regelgeving geen gelijke tred houdt met de economische groei kan de speelruimte voor nationale overheden om invloed uit te oefenen op belangrijke terreinen, zoals milieu, voedselveiligheid en sociale ontwikkeling ingeperkt worden.

De delegatie kan tijdens de komende AVVN aandacht vragen voor dergelijke risico's en bepleiten dat het proces van globalisering op een effectieve en efficiënte manier moet worden gereguleerd. Op handelspolitiek terrein vraagt dat om een evenwichtige en samenhangende inzet die tegemoet komt aan de verschillende belangen die in het geding zijn. Het gaat daarbij om:

versterking van de WTO als spil van het multilaterale wereldhandelsstelsel;

Dit sluit aan bij de wens om de wereldhandelsstromen effectief aan spelregels te binden, zodat niet het recht van de sterkste geldt maar het recht van internationale verdragen. Het zijn met name de kleinere en meer kwetsbare landen die bij een dergelijke versterking winst boeken.

voortzetting van de handelsliberalisatie in het belang van alle partijen;

Handelsliberalisatie via het bevorderen van een efficiëntere productieverdeling is een van de belangrijkste motoren van economische groei. Gelet op de bestaande (hoge) handelsbarrières op diverse terreinen is sprake van een substantieel en onbenut potentieel.

verdere integratie van ontwikkelingslanden in de WTO en de wereldhandel;

Ontwikkelingslanden hebben in het verleden in onvoldoende mate kunnen profiteren van handelsliberalisering. Een betere integratie van de ontwikkelingslanden en in het bijzonder van de minst ontwikkelde landen (MOL's) in de wereldhandel en in het werk van de WTO is daarom een van de hoofddoelstellingen van de Nederlandse inzet. Met name voor de MOL's geldt daarbij dat het tempo en de omvang van liberalisering moet worden aangepast aan het niveau van hun economische ontwikkeling. Van hen wordt in ruil voor de openstelling van onze markten geen gelijke tegenprestatie verwacht.

erkenning en uitwerking van de raakvlakken van handelspolitiek met andere beleidsterreinen;

Hoewel de handelspolitieke regels doorgaans niet conflicteren met het beleid op deze andere terreinen, bestaan er situaties waar de WTO-disciplines de wegen voor effectief beleid op ander terrein zouden kunnen beperken. Voor zover inderdaad sprake is van conflicterende belangen dient op basis van een politieke afweging een oplossing te worden gezocht, waarbij het nakomen van verdragsrechtelijke en andere bindende juridische afspraken natuurlijk niet in het gedrang mag komen. Daarnaast moet worden vermeden dat handelspolitieke maatregelen gericht op bescherming van het milieu, voedselveiligheid of andere niet-handelspolitieke doelstellingen verkapte instrumenten voor marktafscherming vormen, die beogen de comparatieve voordelen van ontwikkelingslanden - of andere landen - te ondermijnen.

De delegatie kan uitdragen dat een gezamenlijke aanpak van deze doelstellingen in het kader van een nieuwe WTO-handelsronde naar Nederlands oordeel de beste kansen biedt op succes. Deze nieuwe ronde moet een ontwikkelingsronde worden waarbij ontwikkelingslanden hun belangen moeten kunnen terugvinden in de voorgestelde agenda voor de onderhandelingen, en waarbij deze daadwerkelijk in staat zijn deel te nemen aan deze onderhandelingen.

Schulden

Nederland is en blijft voorstander van een ruimhartig schulden-kwijtscheldingsbeleid. De totale Nederlandse schuldverlichting (bilateraal en multilateraal) die in 1997 en 1998 ca. NLG 310 miljoen bedroeg, is de afgelopen twee jaar flink toegenomen (NLG 515 miljoen in 1999 en NLG 397 miljoen in 2000).

De schuldendienst van de 22 landen die eind 2000 hun HIPC-beslispunt hadden bereikt, daalt volgens berekeningen van de Wereldbank gemiddeld genomen met tweederde, inclusief de traditionele kwijtschelding door de Club van Parijs. Gemiddeld genomen daalt de schuldendienst als percentage van de export hiermee naar 8 procent.

Nederland is bereid om in HIPC-kader op bilaterale basis extra steun te geven aan die landen waarmee Nederland een structurele ontwikkelingssamenwerkingsrelatie heeft en waar de schuldendienst na HIPC-behandeling ondanks de goede uitvoering van een armoedebestrijdingprogramma, waarvan een IMF-programma deel uitmaakt, nog steeds meer dan 10 procent van de jaarlijkse exportopbrengsten bedraagt.

In de genoemde 22 landen zullen de sociale uitgaven als percentage van het BNP eind dit jaar gestegen zijn tot gemiddeld 6,9%, terwijl dit percentage in 1999 nog 5,8% was. De delegatie zal in de onderhandelingen inbrengen dat het uitgangspunt van ontwikkelingsfinanciering moet zijn dat een land een realistische armoedebestrijdingsstrategie moet kunnen uitvoeren, zodat op termijn de internationaal overeengekomen ontwikkelingsdoelstellingen kunnen worden gerealiseerd. Dankzij schuldverlichting kunnen landen hiervoor meer middelen inzetten.

Het streven naar een houdbaar schuldenniveau maakt deel uit van een alomvattende armoedebestrijdingsstrategie. Bij de berekening van het niveau van houdbare schuld wordt in HIPC-kader door IMF en Wereldbank uitgegaan van een groei in exporten die in lijn is met wat in de afgelopen twintig jaren in lage en midden-inkomenslanden is gerealiseerd. Overigens zou zelfs een verdubbeling van de exporten volgens het IMF onvoldoende zijn voor de benodigde ontwikkelingsfinanciering: HIPC-landen zullen dan ook voorlopig kapitaalimporteurs blijven en ODA-steun niet kunnen ontberen. Bij de berekening van het niveau van houdbare schuld wordt bovendien verondersteld dat gemiddeld genomen op langere termijn geen ruilvoetverslechtering optreedt. Niettemin kunnen ruilvoetverslechteringen van jaar op jaar ertoe leiden dat in landen ernstige tekorten ontstaan bij de financiering van de armoedebestrijdingsstrategieën. Nederland is er voorstander van dat hiervoor in internationaal verband compensatie wordt geboden aan de getroffen ontwikkelingslanden - mits bij goed intern macro- en armoedebestrijdingsbeleid.

De delegatie zal uitdragen dat uitbreiding van het HIPC-initiatief naar andere landen, door versoepeling van de criteria, momenteel niet haalbaar is. Het blijkt dat het al zeer moeilijk zal zijn om de financiering voor de huidige lijst met HIPC-landen rond te krijgen. Wel kunnen ook landen die nu niet op de lijst staan in principe in aanmerking komen voor het HIPC-initiatief, mits zij tijdig zullen voldoen aan de criteria van enhanced HIPC.

Wanneer landen niet aan deze criteria voldoen, kunnen bilaterale donoren in de Club van Parijs op basis van de daar geldende normen schuldverlichting toekennen.

Duurzame ontwikkeling

Tien jaar na de United Nations Conference on Environment and Development in Rio de Janeiro en vijf jaar na Rio+5 in New York zal in 2002 de vervolgconferentie Rio+10 (formeel World Summit on Sustainable Development) in Johannesburg worden gehouden. Nederland meent dat het WSSD-proces een revitalisatie dient te geven aan de implementatie van Agenda 21. Voorkomen moet worden dat de Top van Johannesburg opnieuw gaat onderhandelen over Agenda 21 zelf.

De discussie over de onderwerpen voor de agenda van de Johannesburg bijeenkomst is onlangs gestart en zal vermoedelijk pas eind dit jaar of begin volgend jaar tot een "vastgestelde" agenda voor de Top leiden. Dit late tijdstip is het gevolg van de opstelling van de G77, die een "bottom up" benadering voorstaat via regionale conferenties (de Europese Unie UN/ECE regionale conferentie vindt plaats in september 2001 in Genève). De onderwerpen tot dusverre overziende is Nederland er voorstander van de Top te concentreren op een aantal prioritaire thema's:

duurzame productie en consumptiepatronen;

armoedebestrijding;

duurzame draagkracht van ecosystemen (voor menselijke ontwikkeling);

gezondheid, kwetsbaarheid, veiligheid, risico management.

Nederland wacht met belangstelling de prioriteiten van de G-77 af alvorens een definitieve keuze te maken. Daarnaast blijft Nederland belang hechten aan doelmatig mondiaal bestuur en goede financieringsstructuren.

Follow up VN-Conferenties

Nederland pleit ervoor de evaluatie van de implementatie van actieprogramma's van de grote VN-conferenties voortaan in het kader van ECOSOC te laten plaatsvinden, tenzij een aparte topconferentie een duidelijk politiek belang dient. Naast de functionele en regionale commissies dienen ook andere instellingen, waaronder nadrukkelijk ook de IFI's, bij deze reviews te worden betrokken. De besprekingen dienen zich te concentreren op de implementatie van de afspraken op landenniveau (vervulling van de 'seven pledges'). Daarbij is de versterking van de statistische capaciteit van ontwikkelingslanden van belang teneinde hen in staat te stellen resultaten te kunnen meten.

Milieu

In het verleden heeft het debat over onderwerpen op milieugebied weinig toegevoegd aan wat reeds in andere fora is besproken. Bovendien is de Algemene Vergadering niet altijd het competente orgaan (bijvoorbeeld t.a.v. milieuverdragen). Nederland is dan ook geen voorstander van afzonderlijke resoluties over deelonderwerpen. Verwacht mag worden dat de discussie over milieu gedomineerd zal worden door institutionele aspecten. Op basis van een mandaat van de Beheersraad van UNEP is sinds februari van dit jaar immers een intergouvernementeel proces gestart om de internationale milieu-architectuur te versterken. Dit proces zal moeten uitmonden in aanbevelingen voor de ministeriële bijeenkomst van UNEP in februari in 2002 en vervolgens voor de World Summit on Sustainable Development.

Wat Nederland betreft is het vinden van oplossingen binnen het bestaande organisatie-kader uitgangspunt bij de discussie over de versterking van de internationale milieu-architectuur. Met andere woorden: er worden geen nieuwe organisaties gecreëerd. Dit zou te veel internationale energie mobiliseren ten koste van een focus op inhoudelijke resultaten. De nadruk dient te liggen op het bevorderen van een betere coördinatie tussen diverse relevante VN-instellingen (indien mogelijk zelfs samenvoeging van secretariaten van multilaterale overeenkomsten), inbedding van het concept duurzame ontwikkeling binnen deze organisaties (dus inclusief de integratie van milieu in het beleid en programma's van diezelfde instellingen). Ook de positie en de rol van de financiële instellingen (WB, regionale banken) en financieringsmechanismen als de GEF mogen in deze discussie niet ontbreken.

Ontwikkelingsactiviteiten

De Nederlandse positie t.a.v. de operationele activiteiten van de VN op het gebied van ontwikkelingssamenwerking behelst de volgende punten van aandacht:

samenwerking en coördinatie binnen het VN-systeem, alsmede met de Internationale Financiële Instellingen;

invoering van prestatiemeting;

burden sharing en verbreding van de donorbasis.

Voor de onderlinge samenwerking en coördinatie binnen de VN wordt het UN Development Assistance Framework (UNDAF), dat met de overheden van de betreffende landen wordt opgesteld, als een goed instrument beschouwd. Het feit dat in 79 landen wordt gewerkt aan UNDAF is reden voor voorzichtig optimisme. Dit optimisme wordt nog wel getemperd door het feit dat pas in 7 landen sprake is van een geharmoniseerde programmacyclus. Complementariteit van UNDAF, dat wordt gezien als het businessplan van de VN-instellingen, met het PRSP (Poverty Reduction Strategy Paper) en het CDF (Comprehensive Development Framework) van de Wereldbank is van groot belang. Voorts is een serieus commitment van de VN-instellingen gewenst om van UNDAF een daadwerkelijk effectief mechanisme en een integraal onderdeel van de programmacyclus te maken. De versterkte samenwerking en coördinatie in New York tussen de VN-fondsen en programma's en een aantal gespecialiseerde organisaties in de UN Development Group (onder andere met betrekking tot UNDAF) is eveneens reden voor voorzichtig optimisme. Vanuit het principe van samenwerking, coördinatie en complementariteit verdient het de aanbeveling dat het VN-secretariaat activiteiten in het veld overlaat aan VN-fondsen en programma's en de gespecialiseerde organisaties. De samenwerking tussen VN en Wereldbank is verbeterd, maar lijkt zich primair te concentreren op de samenwerking tussen UNDP en de Wereldbank. Het is wenselijk dat de samenwerking zich verbreedt tot meer VN-instellingen en intensiever wordt, met name op landenniveau. De acceptatie van PRSP's in algemene termen als basis voor de eigen activiteiten stemt tot optimisme. Tijdens de derde VN MOL's conferentie in Brussel (14-19 mei 2001) bleek dit duidelijk.

Versterkte coördinatie en samenwerking moeten bijdragen aan een verbeterde VN-prestatie in het veld. Prestatiemeting door VN-instellingen is breed ingevoerd, via het principe van 'results-based management'. Het verdient aanbeveling dat de systemen zoveel mogelijk op elkaar worden afgestemd en dat systemen die bewezen hebben werkzaam te zijn, door instellingen van elkaar worden overgenomen. Dit bevordert de transparantie en de efficiency van de VN als geheel. Dit is essentieel, omdat dit bijdraagt aan inzicht over het bereiken van de internationale ontwikkelingsdoelstellingen.

De verbreding van de donorbasis is voor Nederland nog altijd essentieel voor de financiering van de VN-fondsen en programma's. Een aantal fondsen en programma's is afhankelijk van een te klein aantal donoren, waaronder Nederland, waardoor het risico ontstaat dat zij afhankelijk worden van donorwensen. Voorts is de Nederlandse inzet dat een aantal kapitaalkrachtige donoren de financiering verhoogt tot een hoger percentage van het bruto nationaal product dan nu het geval is.

Derde VN conferentie inzake de minst ontwikkelde landen

Op 14 - 20 mei 2001 vond op uitnodiging van de Europese Unie te Brussel de 3e VN Conferentie inzake de MOL's plaats. Aan het slot van de conferentie werd overeenstemming bereikt over een actieprogramma en werd een declaratie aanvaard. De AVVN zal worden gevraagd kennis te nemen van het Plan of Action en de Verklaring van de 3e VN Conferentie en zal zich moeten uitspreken over de in het Plan of Action voorgestelde implementatie, follow-up en review mechanismen. De delegatie zal erop toezien, dat implementatie van gemaakte afspraken wordt bevorderd.

DERDE COMMISSIE

In de Derde Commissie worden sociale, humanitaire en culturele onderwerpen behandeld. Hieronder vallen tevens mensenrechten. De Derde Commissie buigt zich daarbij zowel over landensituaties als over thematische onderwerpen, zoals de bestrijding van traditionele praktijken die de gezondheid van vrouwen en meisjes schaden. Ook internationale drugsbestrijding, criminaliteitspreventie en rechtshandhaving worden door de Derde Commissie ter hand genomen.

Mensenrechten: landensituaties

Birma

De mensenrechtensituatie in Birma is nog steeds bijzonder slecht. Ook dit jaar is geen tastbare verbetering te constateren in het mensenrechtenbeleid van het repressieve militaire regime. Wel constateerde de EU troikamissie, die Birma onlangs bezocht, in gesprekken met het regime en de oppositie dat er sinds oktober 2000 een aanzet is tot een dialoog tussen de Birmese autoriteiten en oppositieleidster Aung San Suu Kyi. Tijdens de 88e International Labour Council in november 2000 bleek dat Birma ondanks herhaalde maningen van de ILO geen maatregelen heeft genomen om de ILO-Conventie inzake Dwangarbeid na te leven. Met ingang van 30 november 2000 is derhalve een ILO-resolutie van kracht geworden waarin staten ondermeer opgeroepen worden hun betrekkingen met Birma te herzien. Nederland en de Europese Unie hebben deze resolutie krachtig

gesteund en roepen Birma op beleid en praktijk conform de ILO-Conventie te wijzigen. Ook tijdens de 57ste mensenrechtencommissie werd een resolutie over Birma aangenomen waarin naar de ILO-veroordeling en -aanbevelingen wordt verwezen.

Tot vorig jaar kregen Birma-resoluties geen Nederlandse steun in de AVVN, omdat deze doorgaans niet krachtig genoeg werden geacht. Tijdens de vorige AVVN diende Zweden een aanzienlijk aangescherpte ontwerpresolutie over Birma in, onder meer na kritisch commentaar van EU-partners op eerdere resoluties. Nederland diende de Birma resolutie vorig jaar dan ook voor het eerst sinds jaren mede in. Een overweging hierbij was dat ook de democratische oppositie van mening was dat deze tekst - anders dan in voorgaande jaren - sterk genoeg was en uitdrukkelijk aan Nederland vroeg de resolutie te steunen.

De aanzet tot een dialoog tussen de autoriteiten en oppositie geeft vooralsnog geen aanleiding tot een positievere opstelling, aangezien geen concrete verbeteringen in de mensenrechtensituatie zijn waar te nemen. Birma wordt mede daarom opgeroepen SGVN-gezant Razali alle medewerking en toegang tot het land te verlenen. Nederland zal zich dus kunnen aansluiten bij een Birma-resolutie, mits dit weer een krachtige tekst wordt die alle elementen bevat van de resoluties van vorig jaar en van de 57ste MRC, en waarin met name dwangarbeid aan de kaak wordt gesteld door middel van een oproep tot naleving van de aanbevelingen van de eerder genoemde ILO-resolutie.

Democratische Republiek Congo (DRC)

De in januari 2001 aangetreden president Joseph Kabila lijkt een andere koers te gaan varen dan zijn voorganger Laurent Kabila. Ook op het gebied van de mensenrechten heeft hij aangegeven de situatie binnen de DRC te willen verbeteren. Duidelijke verbeteringen zijn echter nauwelijks waarneembaar. Nog immer is er sprake van martelingen, verdwijningen, excessief geweld en het gebruik van kindsoldaten. Tijdens de 57e MRC werd - evenals bij de voorgaande zitting - een resolutie over de DRC aanvaard. Besloten werd het mandaat van de Speciale Rapporteur te verlengen voor de duur van één jaar. In de resolutie is opgenomen dat de Speciale Rapporteur tezamen met de Speciale Rapporteur voor buitenrechtelijke executies en een lid van de Werkgroep gedwongen verdwijningen, mensenrechtenschendingen en schendingen van internationaal humanitair recht in de DRC zullen onderzoeken zodra de veiligheidssituatie dat toelaat.

Tijdens de 56e AVVN zal Nederland aansluiting zoeken bij het bereikte resultaat van de 57e MRC. Bij eventuele indiening van een resolutie zal aangedrongen worden op het nakomen van beloftes van de nieuwe president Joseph Kabila en zijn regering over het respecteren van de mensenrechten en het humanitair recht. Zie tevens 4.2.1.

Iran

Na de lichte verbetering in de eerste helft van vorig jaar, is er op vrijwel alle terreinen weer een verslechtering van de mensenrechtensituatie in Iran waar te nemen. Pogingen om hervormingen door te voeren worden vanuit conservatieve zijde continu tegengewerkt. Op grote schaal vinden mensenrechtenschendingen plaats. Met name de persvrijheid is het afgelopen jaar sterk beknot. Zo zijn meer dan dertig hervormingsgezinde kranten gesloten en de uitgevers en journalisten veroordeeld. Hervormingsgezinde studenten zijn hard aangepakt. Vrouwen worden nog steeds achtergesteld, ondanks beloofde verbeteringen. Er is weinig respect voor internationale mensenrechtennormen en een gebrek aan doorzichtigheid, onafhankelijkheid en onpartijdigheid in het rechtssysteem. Religieuze minderheden worden gediscrimineerd. Iran behoort tot de vijf landen met de meeste executies. De Speciale Vertegenwoordiger voor Iran, Maurice Copithorne, heeft sinds februari 1996 geen toestemming meer gekregen het land te bezoeken.

Ondanks de onverminderd zorgelijke situatie is er een smal draagvlak voor een Iran-resolutie. Tijdens de 57e MRC is een resolutie over Iran aangenomen met 21 stemmen voor, 17 tegen en 15 onthoudingen. Mede gezien de ongunstige samenstelling van de Commissie stond aanvaarding niet op voorhand vast. Gelet op de verslechterde mensenrechtensituatie en het uitblijven van Iraanse samenwerking met de Speciale Vertegenwoordiger is Nederland voorstander van het wederom indienen van een EU-resolutie. Hierin dienen pogingen (van de hervormers) om de mensenrechtensituatie in het land te verbeteren, te worden verwelkomd en ondersteund. Tegelijkertijd dient aanhoudende zorg te worden geuit over de gebrekkige naleving van de mensenrechten, waaronder: het veelvuldig voorkomen van marteling, amputatie, doodstraf (onder meer door steniging) en andere vormen van wrede, inhumane en vernederende straffen. Daarnaast dienen de zorgwekkende situatie van de baha'is en andere religieuze minderheden, als ook de onderdrukking van studenten, intellectuelen en de pers aan de orde te worden gesteld. Sterke afkeuring dient te worden uitgesproken over de hoge straffen voor deelnemers aan de Berlijn-conferentie. Verder geeft het proces tegen de joden in Shiraz aanleiding tot bekritisering van het gebrek aan doorzichtigheid, onafhankelijkheid en onpartijdigheid in het Iraanse rechtssysteem. Voorts dient, zo mogelijk, aandacht te worden gegeven aan de toenemende repressie van jongeren en de situatie van de vrouw. Tot slot dient de resolutie een oproep te bevatten tot medewerking van Iran met de Speciale Vertegenwoordiger, die onder andere uitgenodigd zou moeten worden het land te bezoeken.

Mensenrechten: thema's

Godsdienstige onverdraagzaamheid

Evenals voorheen, en in lijn met het grote belang dat Nederland hecht aan vrijheid van godsdienstovertuiging, zal Nederland de Ierse resolutie over onverdraagzaamheid op grond van godsdienst of overtuiging mede indienen. Mede gelet op de uitkomsten van het op 26 juni te Den Haag gehouden seminar over godsdienstvrijheid in het OVSE-gebied is het van belang in de resolutie
- en zo mogelijk ook in de relevante EU-speech of een Nederlandse interventie terzake - aandacht te vestigen op problemen die (leden van) religieuze minderheden kunnen ondervinden bij de uitoefening van hun godsdienst of overtuiging, bijvoorbeeld door restrictieve wettelijke (her-) registratie- en vestigingseisen ten aanzien van religieuze gemeenschappen. Ook dient de resolutie zich uit te laten over godsdienstige praktijken die op gespannen voet staan met de rechten van de vrouw en over het belang van de toepassing van het 'gender perspective'. Daarnaast zal Nederland zich blijven inspannen voor een herbevestiging door de AVVN van de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen ("freedom to change"). Deze vrijheid is vervat in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948, maar sedertdien hebben verschillende islamitische landen zich succesvol verzet tegen een dergelijke vermelding in andere mondiale mensenrechteninstrumenten.

Tot slot steunt Nederland het initiatief van de Speciale Rapporteur inzake vrijheid van godsdienst of overtuiging om ter gelegenheid van de 20e verjaardag van de VN-Verklaring inzake vrijheid van godsdienst of overtuiging in samenwerking met de Spaanse regering in november 2001 een internationale consultatieve conferentie te organiseren over schooleducatie in relatie tot vrijheid van godsdienst of overtuiging, tolerantie en non-discriminatie.

Bestrijding van traditionele praktijken die de gezondheid van vrouwen en meisjes schaden

Vorig jaar is met succes de Nederlandse resolutie inzake eerwraak aangenomen. Deze resolutie zal tweejaarlijks aan de orde komen en staat in 2002 weer op de agenda.

De AVVN heeft in de 54e zitting op initiatief van Nederland voor het derde opeenvolgende jaar een resolutie aanvaard over de bestrijding van traditionele praktijken die de gezondheid van vrouwen en meisjes schaden. De resolutie werd door 116 landen mede-ingediend. In de resolutie worden staten opgeroepen om, indien dit nog niet is gebeurd, nationale wetgeving aan te nemen die schadelijke traditionele praktijken, waaronder genitale verminking, verbieden en strafbaar stellen. Daarnaast worden staten opgeroepen om aandacht te besteden aan de opvang van slachtoffers, informatie te verzamelen en uit te wisselen en om in de samenleving een bewustwordingsproces op gang te brengen over de schadelijke effecten van deze praktijken. Genitale verminking komt nog steeds op grote schaal voor. Nederland zal derhalve de aandacht voor dit onderwerp pogen vast te houden door het indienen van een vervolgresolutie over traditionele praktijken. De resolutie van de 54e AVVN zal hiertoe worden geactualiseerd aan de hand van nieuwe ontwikkelingen en aan de hand van het rapport van de SGVN over de implementatie van de resolutie. De resolutie zal bovendien waar mogelijk worden aangescherpt.

Rechten van het Kind

De Latijns-Amerikaanse groep (Grulac) zal dit jaar wederom in samenwerking met de Europese Unie een resolutie indienen over de rechten van het kind. Vorig jaar is de resolutie ingekort en dit jaar zal getracht worden de resolutie niet uit te breiden.

De resolutie zal in het teken staan van de Speciale Zitting van de Algemene Vergadering van de VN (SAVVN) in vervolg op de Wereldkindertop.

Deze SAVVN, die van 19-21 september 2001 wordt gehouden, heeft als doel het geven van een overzicht van de vooruitgang in de afgelopen tien jaar en het uitspreken van een hernieuwde verplichting en een belofte voor speciale acties voor de komende tien jaar. De resolutie zou de uitkomsten van de SAVVN kunnen verwelkomen en kunnen oproepen tot uitvoering ervan.

Inzet van Nederland en de Europese Unie bij de SAVVN is een rechtenbenadering ('rights based approach' en kinderrechtenperspectief), waarbij het Verdrag inzake de Rechten van het Kind als uitgangspunt moet dienen. Het Nederlandse beleid ten aanzien van kinderen is gebaseerd op dit Verdrag. De rechtenbenadering zal ook in de AVVN-resolutie tot uiting moeten komen. Overige prioriteiten voor de SAVVN zijn participatie en non-discriminatie, en tevens de aanpak van 'nieuwe' thema's als kinderarbeid, seksueel misbruik en de gevolgen van gewapende conflicten voor kinderen. Daarnaast kunnen traditionele thema's als onderwijs, voeding en gezondheid niet worden vergeten. Tenslotte is de relatie tussen armoedebestrijding en kinderen van belang.

Voor het overige zal de resolutie wederom moeten oproepen tot ratificatie van de facultatieve protocollen bij het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, over seksuele uitbuiting van kinderen en kinderen in gewapend conflict. Ook zal de resolutie moeten oproepen tot ratificatie van het ILO Verdrag 182 inzake Uitbanning van de Ergste Vormen van Kinderarbeid. Nederland is bezig met de ratificatieprocedure van deze instrumenten.

Ten slotte zou de resolutie kunnen verwijzen naar de Tweede Wereldconferentie inzake Commerciële Seksuele Uitbuiting van Kinderen, die in december 2001 in Japan zal worden gehouden.

Wereld Racisme Conferentie

De AVVN zal zich buigen over de uitkomsten en aanbevelingen van de Wereld Racisme Conferentie die van 31 augustus tot 7 september 2001 in Durban, Zuid-afrika, wordt gehouden. Doel van deze conferentie is het formuleren van maatregelen en beleid op internationaal, regionaal en nationaal niveau ter bestrijding van racisme, discriminatie, vreemdelingenhaat en aanverwante vormen van intolerantie. Gezien het uiterst moeizame verloop van de voorbereidingen van deze conferentie is het niet mogelijk in te schatten wat de concrete aanbevelingen zullen worden. In het voortraject is grote onenigheid gerezen over mogelijke compensatie voor slavernij en kolonialisme en dreigt ook het Midden Oosten-conflict zwaar op de bijeenkomst te gaan drukken.

Overige Onderwerpen

Internationale drugsbestrijding

Drugsbestrijding in VN-kader staat meer en meer in het teken van vraagvermindering. Daarnaast is er groeiende aandacht voor synthetische drugs, in het bijzonder "amphetamine type stimulants", en voor de regio Afrika. Nederland, dat al lange tijd binnen de VN aandacht vraagt voor het thema vraagvermindering, ondersteunt deze trends.

Zoals elk jaar zal Mexico een alomvattende ontwerpresolutie indienen inzake samenwerking op het gebied van drugsbestrijding ("international co-operation against the world drug problem", 55/65). Eventuele Nederlandse inbreng zal zich voornamelijk dienen te richten op het verbeteren van de effectiviteit en de efficiency van het VN drugsprogramma, alsmede op het thema vraagvermindering. Nederlandse aandachtspunten: preventie, ontwikkelen van indicatoren, resultaatgericht begroten, evaluatie/monitoring en implementeren van de aanbevelingen van het Office of Internal Oversight Services (OIOS, zie onder).

Het management van het VN drugsprogramma (UNDCP) vormt een apart hoofdstuk in de Nederlandse opstelling ten aanzien van VN drugsbestrijding en dient te worden meegewogen bij de bepaling van de Nederlandse inbreng tijdens de komende AVVN.

Nederland heeft tijdens de jaarlijkse zitting in maart van de Commissie on Narcotic Drugs aangekondigd dat de beslissing omtrent de vrijwillige bijdrage voor 2001 aan het UN International Drugs Control Programme (UNDCP) is uitgesteld, en wel totdat de nodige hervormingen in de organisatie zijn doorgevoerd en het management beter functioneert. De Nederlandse bezorgdheid terzake is inmiddels bevestigd door een onafhankelijk onderzoek van het OIOS, waaruit blijkt dat het management op vele punten faalt en dat drastische hervormingen in de managementstructuur onmiddellijk moeten worden doorgevoerd. Nederland zal het proces van de implementatie van hervormingen nauwgezet blijven volgen en op basis van de voortgang een oordeel vellen over de Nederlande bijdrage aan UNDCP.

Criminaliteitspreventie en rechtshandhaving

Vorig jaar heeft de AVVN een resolutie aangenomen inzake een effectief internationaal instrument ter bestrijding van corruptie (55/61). Deze resolutie bevat het werkplan voor de uitwerking van een dergelijk nieuw VN instrument. Eind juli 2001 kwam een groep experts bijeen om de ontwerp "terms of reference" voor de komende onderhandelingen op te stellen. Deze "terms of reference" zullen vervolgens via een intersessionele zitting van de UN Commission on Crime Prevention and Criminal Justice voor goedkeuring worden voorgelegd aan de 56e AVVN. Het Ad Hoc Comité, dat begin 2001 het laatste protocol bij het VN Misdaadverdrag (bestrijding van illegale handel in vuurwapens) afrondde, zal de onderhandelingen starten in januari 2002.

Naast corruptiebestrijding zullen verschillende andere onderwerpen op de criminaliteitsagenda van de Derde Commissie staan, zoals versterking van het UN Crime Programme, het regionale onderzoeksinstituut UNAFRI en computergerelateerde criminaliteit.

Nederland hecht grote waarde aan het thema corruptiebestrijding en zal dat uitdragen tijdens de komende AVVN. Nederland speelt een actieve rol in het voortraject van de onderhandelingen en heeft als gastheer van het tweede Global Forum on Fighting Corruption and Safeguarding Integrity een belangrijke bijdrage geleverd aan de internationale discussie over de mogelijke inhoud van een nieuw juridisch instrument. Eén van de onderwerpen die in dat verband door een aantal landen uitdrukkelijk als prioriteit werd genoemd, is het terughalen van gestolen overheidsgeld. Nederland onderkent het probleem van "kleptocratie" en is groot voorstander van een effectieve aanpak, waarbij bijzondere aandacht moet worden geschonken aan de - tamelijk complexe - juridische implicaties van die aanpak.

Ook deze AVVN zal Nederland aandacht dienen te vestigen op de preventieve aspecten van internationale misdaadbestrijding, omdat veel landen geneigd zijn te kiezen voor een eenzijdige repressieve benadering.

Sociale onderwerpen

De implementatie van het actieplan van de Sociale Top van Kopenhagen (1995) en de nieuwe initiatieven m.b.t. de tien afspraken ("commitments") zoals overeengekomen tijdens de SAVVN Kopenhagen + 5 (juni/juli 2000) zijn het richtsnoer van de sociale agenda van de VN. De Commission for Social Development is het instrument om de voortgang te bewaken en het Kopenhagen-proces waar nodig van nieuwe impulsen te voorzien. Nederland is op dit moment, met de teleurstellende SAVVN van vorig jaar nog vers in het geheugen, geen voorstander van een vervolgtop (Kopenhagen + 10). Rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat NGO's - ook in Nederland - en ontwikkelingslanden over het algemeen wel voorstander zijn van een vervolgtop.

De delegatie zal het in ECOSOC overeengekomen standpunt als uitgangspunt nemen, dat inhoudt dat het evaluatieproces verloopt via het bestaande drietrapssysteem (functionele commissie, ECOSOC, AVVN) en dat een speciale zitting ("top") mogelijk is indien belangrijke nieuwe ontwikkelingen een politiek committment op het hoogste niveau wenselijk maken.

Vergrijzing en de positie van ouderen zullen worden behandeld in relatie tot de Tweede Wereld Assemblee over Vergrijzing die van 8 - 12 april 2002 te Madrid zal worden gehouden. Nederland heeft het initiatief om deze bijeenkomst - 20 jaar na de eerste VN-conferentie over dit thema - bijeen te roepen ondersteund en participeert actief in de voorbereiding.

De AVVN zal een plenaire zitting wijden aan het thema van de vrijwilligers, als culminatie van het Internationaal Jaar van de Vrijwilligers. Nederland heeft in VN-kader bij dit thema een vooraanstaande rol gespeeld, onder meer als mede-indiener met Japan van de vrijwilligersresolutie in ECOSOC, de 55e AVVN en de 39e Commission on Social Development. Op basis van een SG-rapport zal de AVVN met een resolutie aan lidstaten en het VN-systeem aanbevelingen moeten doen om vrijwilligerswerk zoveel mogelijk te faciliteren en aan te moedigen. Van belang is dat in de resolutie het vrijwilligerswerk niet ondergeschikt wordt gemaakt aan de doelstellingen van de overheid.

Mogelijk wordt een resolutie ingediend met het oog op de viering van de tiende verjaardag van het Internationaal Jaar van de familie in 2004. Nederland hecht weinig waarde aan een grootse viering in VN-verband. De delegatie zal er op letten dat de resolutie geen te beperkte definitie van het begrip 'familie' bevat en recht doet aan de zelfstandige positie van gezinsleden binnen het familieverband.

De delegatie zal kunnen verwijzen naar de resultaten van de Speciale Zitting die in september 2001 wordt gewijd aan kinderen. In augustus 2001 organiseerde de VN in Dakar (Senegal) het vierde Wereldjeugdforum. Er werd onder meer gewerkt aan een ontwerp-resolutie over de uitvoering van het Braga Youth Action Plan en de plaats van het thema jeugd binnen de VN.

Sinds 1971 maakt een jongerenvertegenwoordiger deel uit van de Nederlandse delegatie. De jongerenvertegenwoordiger zal een verklaring uitspreken.

Vrouwen

De agenda van de VN voor wat betreft het agendapunt vrouwen wordt bepaald door het actieplan van de Vierde Wereldvrouwenconferentie (Beijing 1995) en de uitkomsten van de SAVVN Beijing + 5 (juni 2000). De Commission on the Status of Women is het aangewezen forum voor de implementatie en monitoring. Nederland is op dit moment geen voorstander van een vervolgtop in 2005 (Beijing +10). Het accent moet nu liggen op de uitvoering van hetgeen aan doelstellingen afgesproken is. Een periode van vijf jaar is te kort gebleken voor een zinvolle evaluatie. Aan heronderhandeling van hetgeen in Beijing werd overeengekomen, met het risico van een teleurstellend eindresultaat, bestaat geen behoefte.

Onder dit agendapunt zal tevens aandacht worden besteed aan het VN-Vrouwenverdrag (CEDAW) en het vorig jaar in werking getreden Facultatief Protocol bij het CEDAW- verdrag. Nederland heeft een leidende rol gespeeld bij de totstandkoming van het Facultatief Protocol en kan een oproep om het aantal bekrachtigingen te verhogen, ondersteunen. Nederland hoopt de ratificatieprocedure begin volgend jaar af te ronden.

Het kleine vrouwenfonds INSTRAW (training en research) verkeert sedert een aantal jaren door teruglopende donorbijdragen in financiële moeilijkheden. De Dominicaanse Republiek (gastland) is er veel aan gelegen het Instituut overeind te houden. Vorig jaar heeft de AVVN uit de algemene middelen een voorschot verleend aan INSTRAW. Nederland, dat de vrijwillige bijdrage in 2000 aanzienlijk verlaagde, zal - zolang de donorbasis zich niet verbreedt - een passieve rol spelen bij initiatieven om de positie van INSTRAW te versterken. Zie ook 7.5.5.

In de delegatie wordt een vrouwenvertegenwoordiger opgenomen die een verklaring zal uitspreken onder dit agendapunt. In de verklaring zal aandacht worden besteed aan de resolutie die Nederland zal indienen over traditionele praktijken die de gezondheid van vrouwen en meisjes schaden. Zie ook 5.2.2.

VIERDE COMMISSIE

Zoals reeds in voorgaande jaren gemeld is het belang van de Vierde Commissie, belast met speciale politieke en dekolonisatievraagstukken, de laatste jaren aanzienlijk afgenomen. De werkzaamheden, met name waar het dekolonisatievraagstukken betreft, plegen een ritueel karakter te dragen, hetgeen tijdens de 56e Algemene Vergadering niet zal veranderen. In essentie vormen vredesoperaties en UNRWA nu de belangrijkste overgebleven onderwerpen van de Vierde Commissie.

Vredesoperaties

In december 2000 bereikte het Speciale Comité inzake Vredesoperaties overeenstemming over eigen aanbevelingen naar aanleiding van het in augustus van dat jaar verschenen Brahimi-rapport. De implementatie van deze aanbevelingen (en de aanbevelingen uit het rapport van de reguliere zitting van Comité in maart 2000) werd in juni en juli jl. besproken in New York. Basis voor de discussie vormde de zogenaamde "Comprehensive Review", een op verzoek van het Comité door het VN-Secretariaat opgesteld rapport dat een diepte-analyse bevat van de wijze waarop het Department for Peacekeeping Operations (DPKO) vredesoperaties plant en uitvoert. De onderhandelingen verliepen moeizaam. Op verschillende punten lagen de standpunten van NAM (de Niet-Gebonden Landen), EU en VS zo ver uit elkaar dat slechts met veel moeite tot compromisteksten kon worden gekomen. Op een groot aantal punten werd het Secretariaat om nadere toelichting gevraagd. Veel aandacht ging uit naar de vergroting van de invloed van troepenleverende landen (TCC's) in het besluitvormingsproces over vredesoperaties. Uiteindelijk ging de Comissie op dit punt niet verder dan de VR te verzoeken de mogelijkheid van implementatie van de aanbevelingen van het Brahimi-rapport te overwegen. Verdergaande voorstellen werden geblokkeerd door P5 en Japan. NAM-landen verzetten zich met name tegen enkele voorgestelde aanpassingen in de organistatiestruktuur van DPKO en tegen de oprichting van een volwaardige informatie-unit. Overeenstemming werd bereikt over een uitgebreide paragraaf over de veiligheid van VN-personeel (op initiatief van Japan).

Het rapport van het Speciale Comité werd op 3 augustus 2001 door de Vierde Commissie aangenomen. De AVVN zal een met consensus opgestelde ontwerpresolutie waarschijnlijk nog tijdens de 55e zitting, op 7 september 2001, aannemen. In de resolutie wordt het rapport van het Speciale Comité verwelkomd en wordt het Comité verzocht zijn werk voort te zetten en tijdens de 56e AVVN een rapport over zijn werkzaamheden aan te bieden. De SGVN zal begin 2002 een rapport presenteren over de implementatie van aanbevelingen die in het nu aangenomen rapport zijn opgenomen.

Nederland acht spoedige implementatie van de aanbevelingen uit het Brahimi-rapport van belang en zal zich daarom tijdens de 56e AVVN blijven inspannen om hieraan via EU-overleg bij te dragen. De Nederlandse uitgangspunten met betrekking tot vredesoperaties zijn:

VR dient heldere, geloofwaardige en uitvoerbare mandaten te formuleren;

troepenleveranciers moeten meer worden betrokken bij het opzetten en uitvoeren van mandaten (in juni 2001 hebben 7 landen, waaronder Nederland, in een brief aan de SGVN gepleit voor het instellen van missiespecifieke "core groups" waarin troepenleverende landen (TCC's) vertegenwoordigd zijn, teneinde de triangulaire relatie tussen de VR, TCC's en het VN-Secretariaat te verbeteren);

veelomvattende briefings op politiek, militair en humanitair terrein;

bijzondere verantwoordelijkheid van landen met "greatest capacity & means" en meer actie op het terrein van "rapid deployment";

VR-missies kunnen een nuttig instrument zijn (vb: Oost-Timor). In de post-conflict -situatie is meer aandacht vereist voor de inzet van politie en justitie (rule of law).

UNRWA

De als gevolg van de ontwikkelingen in het Midden-Oosten snel oplopende tekorten bij UNRWA wijzen erop dat deze organisatie in de tweede helft van 2001 in nog ernstiger financiële problemen terecht dreigt te komen dan was voorzien. Er bestaat weinig hoop dat de voor 2001 voorziene tekorten van ca. USD 140 miljoen uit additionele donorbijdragen gedekt kunnen worden. Duidelijk is in ieder geval dat UNRWA geen taken van een wegvallende Palestijnse Autoriteit op zich zal kunnen nemen. Zie voorts 2.2.

VIJFDE COMMISSIE

In de Vijfde Commissie komen beheersmatige, financiële en personeelsaangelegenheden aan de orde. Centrale discussiepunten zijn de begrotingsproblematiek, de doelmatigheid van het financieel beleid en het gemeenschappelijk systeem van arbeidsvoorwaarden. De 56e zitting zal in het teken staan van de begrotingsbehandeling voor 2002-2003, terwijl de financiële situatie van de VN zelf wederom extra aandacht behoeft. Het Middellange Termijn Plan voor 2002-2005 vormt de basis voor de nieuwe programma-, begrotings-, monitoring- en evaluatiecyclus van de VN.

Middellange termijn plan 2002 - 2005

Het Middellange Termijn Plan (MTP) voor 2002-2005, zoals door de Algemene Vergadering in december 2000 aangenomen, vormt de basis voor de nieuwe programma-, begrotings-, monitoring- en evaluatiecyclus van de VN. Het MTP 2002-2005 dient tevens als kader voor de formulering van tweejaarlijkse programma begrotingen. Het nieuwe MTP is ontworpen naar aanleiding van de wens van de lidstaten om beter geïnformeerd te worden over en betrokken te zijn bij de effectiviteit en impact van het werk van de organisatie met betrekking tot de programma planning (cyclus). Teneinde de organisatie in staat te stellen optimaal gebruik te maken van het MTP in de programmacyclus van de VN dient de staf in de gelegenheid gesteld te worden extra training te krijgen en vaardigheden te ontwikkelen op dit gebied.

Begrotingsbehandeling

Alhoewel uit overwegingen van kosteneffectiviteit en prioriteitstelling een strikte budgettaire discipline noodzakelijk is, is het Nederlands standpunt dat reële nulgroei flexibel dient te worden toegepast.

Een aantal westerse landen, tevens behorende tot de grootste contribuanten aan de reguliere begroting van de VN (waaronder Nederland), heeft in een brief aan de SGVN aangegeven dat de begroting van USD 2.515 miljoen, zoals goedgekeurd door de Algemene Vergadering in december 2000, niet toereikend zal zijn. Dit met name bezien in het licht van nieuw aangegane commitments (zie hieronder).

Het Middellange Termijn Plan 2002-2005 biedt het nieuwe instrument Results Based Budgeting (RBB) voor de programma begroting. RBB, zoals thans geïmplementeerd door de meeste gespecialiseerde organisaties, verdient voortdurende aandacht.

Veiligheid VN-personeel / Brahimi Rapport / Capital Master Plan

Een aantal onderwerpen waarover vorig jaar consensus is bereikt, kan niet uit de reguliere begroting gefinancierd worden en dient daar ook los van te worden gezien, te weten: Bescherming VN-personeel, implementatie van het Brahimi-rapport (inzake de financiering van vredesoperaties) en het Capital Master Plan (de verbouwing dan wel nieuwbouw van het sterk verouderde VN Hoofdkantoor te New York). Nederland, in EU-verband, is van mening dat in het licht van deze nieuwe commitments extra fondsen nodig zijn en dat hiertoe concrete maatregelen getroffen moeten worden. Reële nulgroei dient derhalve flexibel(er) te worden toegepast.

Financiële situatie VN

Voor wat betreft de financiële situatie van de VN blijkt, evenals voorgaande jaren, dat het betalingsgedrag van de Verenigde Staten, de grootste contribuant van de VN, wederom extra aandacht behoeft om te voorkomen dat de VN wederom in een financiële crisis belandt. De VS betaalde in december 2000 niet meer dan conform artikel 19 van het Handvest van de VN strikt noodzakelijk was om zijn stemrecht in de Algemene Vergadering niet kwijt te raken. Door betaling van achterstallige contributies te koppelen aan besluitvorming op een aantal gebieden binnen de VN, recentelijk nog aan herverkiezing van de VS in de VN Mensenrechtencommissie, dreigen dit jaar met name de Gespecialiseerde Organisaties van de VN de dupe te worden van het betalingsgedrag van de VS.

Overige onderwerpen

Internationaal Gerechtshof

Tijdens de behandeling van de begroting van het Internationaal Gerechtshof moet ernaar gestreefd worden dat het PAS (personal appraisal system) dat geldt voor het VN-systeem ook gaat gelden voor het IGH. Voor wat betreft de personele bezetting van het IGH kunnen de aanbevelingen van de Advisory Committee on Administrative and Budgetary Questions (ACABQ) opgevolgd worden, namelijk toevoeging van 3 junior law clerks.

Joegoslavië en Rwanda-Tribunaal

Nederland zal zich sterk maken voor een gelijkwaardige behandeling van het Joegoslavië en Rwanda-tribunaal. Tot op heden was de behandeling van het ICTR ondergeschikt aan die van het ICTY. Er dient bij het VN-Secretariaat op aangedrongen te worden dat aan deze situatie een eind wordt gemaakt en er dienen maatregelen getroffen te worden die ertoe leiden dat het Rwanda-tribunaal rapportageverplichtingen kan nakomen.

Met het oog op de VN-brede invoering van resultaatgericht begroten is het van belang te weten per wanneer het ICTY denkt de werkzaamheden af te ronden en een duidelijk overzicht te verkrijgen van het aantal zaken per jaar. In verband met prioriteitstelling zou het ICTY een selectie dienen te maken van een aantal (grote) zaken per jaar.

Internationaal Strafhof

De voorbereidende commissie(PrepCom) voor de instelling van het International Criminal Court (ICC), zal de laatste (8e) van de thans lopende serie zittingen houden. Daarna zal een nieuwe serie zittingen noodzakelijk zijn om de voorbereidende werkzaamheden op korte termijn (nl. voordat de zestigste ratificatie van het ICC-Verdrag heeft plaatsgevonden) af te ronden. SGVN zal de Zesde Commissie terzake voorstellen doen. Voor de nieuwe serie PrepCom-zittingen zal een extra PBI (study on Programme Budget Implications) nodig zijn. Zie voorts 8.2.

Pensioenfonds / samenlevingsovereenkomsten

In het kader van de langdurige discussie over het pensioenfonds tijdens de 55e AVVN is in december 2000 een resolutie aangenomen waarin - op Nederlands initiatief - een passage werd opgenomen over een uit te voeren studie naar het nabestaandenpensioen. Het uiteindelijke doel van Nederland is het verkrijgen van erkenning door de VN-organisatie van samenlevingsovereenkomsten tussen personen van al dan niet gelijke sexe, in eerste instantie als basis voor de toekenning van nabestaandenpensioen. De (zeer controversiële) discussie is met de uitvoering van de studie geopend en Nederland zal zich blijven inzetten voor erkenning van samenlevingsovereenkomsten (domestic partnerships) door de VN.

INSTRAW

Wegens de sterke daling van de vrijwillige bijdragen aan het International Research and Training Institute for the Advancement of Women (INSTRAW), bevindt deze organisatie zich in een kritische financiële situatie. Over de beschikbaarstelling van additionele middelen van INSTRAW is langdurig onderhandeld. Om continuïteit te kunnen garanderen voor 2001 heeft de Vijfde Commissie ingestemd met een - in principe - éénmalige beschikbaarstelling van USD 0,8 mln. uit het reguliere budget voor 2000-2001. Teneinde te voorkomen dat INSTRAW wederom in de problemen geraakt dient te worden gestreefd naar een oplossing voor de fondsenstroom, zonder dat een beroep wordt gedaan op de reguliere begroting van de VN. Zie tevens 5.3.4.

ZESDE COMMISSIE

In de Zesde Commissie komen de juridische onderwerpen van de AVVN-agenda aan de orde. Vaak is sprake van raakvlakken, zo niet overlap, met specifieke thema's, zodat discussies wel eens willen uitstijgen boven het strikt juridische.

Rapportages

Traditioneel worden de rapportages van de juridische VN-instellingen aan de juridische experts (in de Zesde Commissie of plenair) ter overweging voorgelegd. Het betreft het Internationaal Gerechtshof (IGH), de Commissie voor Internationaal Recht (ILC), de Commissie voor Handelsrecht (UNCITRAL), de straftribunalen (ICTY en ICTR). Met name in het ILC-rapport worden de door de Zesde Commissie behandelde thema's beschreven. Daarover vindt dan ook een thematisch debat plaats.

Wat de Hoven en Tribunalen betreft, beperkt de discussie zich voornamelijk tot strategie en beheersaspecten.

Als gastland van de bestaande internationale gerechtshoven en strafrechttribunalen zijn ten aanzien van deze onderwerpen vele ogen gericht op de Nederlandse delegatie.

Over het algemeen intervenieert de delegatie ten gunste van de voorstellen die deze instellingen doen ten aanzien van het eigen functioneren (veelal vergroting logistieke en/of personele armslag).

Dit jaar zullen afronding van de modernisering van de werkwijze van het Internationaal Gerechtshof en de verhoging van de efficiëntie van het Rwanda-tribunaal op de agenda figureren.

Ook de komst van de - gedeeltelijk VN - rechtbanken voor Khmer Rouge (Cambodja) en Sierra Leone zou aan bod kunnen komen.

Internationaal Strafhof

Dit jaar zal, vermoedelijk voor het laatst, bij resolutie tijd dienen te worden ingeruimd voor zittingen van de Voorbereidende Commissie voor het Internationaal Strafhof (prepcom ICC).

Te verwachten valt dat in de loop van komend jaar (2002) het voor inwerkingtreding van het ICC-statuut vereiste aantal van 60 bekrachtigingen/toetredingen zal zijn bereikt, zodat kort daarop volgend de prepcom in overeenstemming met de oprichtingsresolutie zal worden ontbonden. In de tussentijd dient evenwel nog een aantal zaken te worden afgerond. De Koninkrijksdelegatie streeft naar reservering van voldoende onderhandelingstijd om de vereiste documenten voor het in werking treden van het ICC af te ronden. Deze behelzen:

relatieverdrag ICC-VN;

verdrag inzake ICC privileges en immuniteiten;

vergaderreglement van de ICC-Assemblee van partijen;

ICC Financieel Reglement;

ICC begroting voor eerste jaar;

basisbeginselen van zetelverdrag ICC-Nederland;

regelingen betreffende de eerste Assemblee van partijen;

oprichting van een "advance team".

Naar het zich laat aanzien kan de delegatie de in like-minded verband overeengekomen positie met kracht ondersteunen (vermoedelijk vervat in secretariaatsvoorstel). Op deelelementen zal in voorkomend geval aanvullende instructie vereist zijn, mede in het licht van de toekomstige gastlandrol van ons land.

Niet van belang voor de inwerkingtreding van het ICC, maar vermoedelijk wel voor de diverse daarmee verband houdende politieke agenda's, zullen delegaties van staten die (voorlopig) niet beogen partij bij het ICC-statuut te worden, pogen de agendapunten 'definitie van het misdrijf agressie' en 'universaliteit van het ICC-statuut' veel tijd toe te kennen om een zo groot mogelijke "footprint" achter te laten voordat discussies hieromtrent verhuizen naar de ICC Assemblee van partijen (waar zij immers slechts als waarnemer bij zullen horen en dus nauwelijks iets meer in te brengen hebben).

Zonder het belang van een voortgaande discussie te ontkennen, dient de Koninkrijksdelegatie ernaar te streven deze onderwerpen niet te laten domineren. Afwijken van overeengekomen posities, zoals het niet opheffen van de Prepcom aan het einde van de eerste zitting van de Assemblee van partijen (vermoedelijk om de discussie over het misdrijf agressie verder voort te zetten), dient met kracht te worden tegengegaan. Zie ook 7.5.3.

Terrorisme

De onderhandelingen in de Zesde Commissie werkgroep inzake het Indiase ontwerpverdrag ter bestrijding van terrorisme zijn inmiddels in volle gang. De werkgroep zal tijdens de 56e zitting van de AVVN zijn werkzaamheden hervatten. De grootste meningsverschillen betreffen, zoals verwacht (zie richtlijnen 55e AVVN), de algemene omschrijving van een terroristisch delict, de uitzonderingen op die delictsomschrijving en de verhouding tussen het nieuwe alomvattende verdrag en de bestaande specifieke verdragen ter bestrijding van terroristische daden.

Nederland staat kritisch tegenover een alomvattend verdrag inzake terrorisme. In gezelschap van de Europese Unie en andere westerse landen, volgt Nederland sinds jaar en dag de "sectorale benadering", d.w.z. het isoleren van de verschillende specifieke handelingen van terroristische aard en het ontwikkelen van maatregelen ter bestrijding en voorkoming hiervan; niet het op voorhand definiëren wie terrorist is en wie niet.

Nederland heeft aarzelingen bij de meerwaarde van een alomvattend verdrag naast de bestaande sectorale verdragen. De delegatie zal zich daarom wederom zeer kritisch opstellen ten aanzien van de onderhandelingen over het Indiase ontwerp. Uitgangspunt daarbij is het behoud van het acquis in de bestaande verdragen en een bruikbare en objectieve definitie van terrorisme. De gedachte van rechtvaardigingsgronden voor het plegen van terroristische daden, zoals strijd tegen onrechtmatige overheersing, hegemonie en kolonialisme wordt door westerse landen principieel afgewezen. Al met al liggen de posities ten aanzien van de huidige tekst in dit stadium zeer uiteen. Het is daarom de verwachting dat afronding van dit verdrag nog lang op zich zal laten wachten.

Nederland zal, samen met gelijkgezinden, moeten voorkomen dat bepaalde landen ongewenste politieke en/of al te ambitieuze elementen aan de jaarlijks terugkerende ontwerpresolutie inzake terrorisme toevoegen. De tekst zal bovendien in lijn moeten worden gehouden met de kritische houding van Nederland ten aanzien van het uitwerken van een alomvattend verdrag ter bestrijding van terrorisme.

Sancties

Parallel aan besprekingen elders binnen de VN buigt de Zesde Commissie zich over de juridische aspecten van het sanctiewapen, met name met het oog op de doorwerking ten opzichte van derde staten. Van belang is coherentie te behouden met discussies elders in de VN.

Bijlage: Lijst van gebruikte afkortingen

ABM Anti Ballistic Missile (verdrag)

ACABQ Advisory Committee on Administrative and Budgetary Questions

APM Anti-personeel mijnen

AV Algemene Vergadering

AVVN Algemene Vergadering van de Verenigde Naties

BNP Bruto Nationaal Product

BTW Belasting op Toegevoegde Waarde

BW Biologische Wapens

CDF Comprehensive Development Framework

CEDAW Convention on the Elimination of all Forms of Discrimination Against Women

CTBT Comprehensive Test Ban Treaty

CW Chemische Wapens

CWV Conventionele Wapens-verdrag

DDA Department for Disarmament Affairs

DDR Disarmament, Demobilisation and Reintegration

DPKO Department for Peacekeeping Operations

DRC Democratische Republiek Congo

ECOSOC Economic and Social Council

EU Europese Unie

EU / ASAC EU / Assistance for Small Arms in Cambodja

FfD Financing for Development

FMCT Fissile Material Cut-off Treaty

FRJ Federale Republiek Joegoslavië

G-77 Group of 77 (developing countries)

GEF Global Environmental Fund

HIPC Highly Indebted Poor Countries

ICC International Criminal Court

ICJ / IGH International Court of Justice / Internationaal Gerechtshof

ICTY International Criminal Tribunal for Yugoslavia

ICTR International Criminal Tribunal for Rwanda

IDT's International Development Targets

IFI's Internationale Financiële Instellingen

ILO International Labour Organisation

ILC International Law Committee

IMF Internationaal Monetair Fonds

INSTRAW International Research and Training Institute for the Advancement of Women

MD Missile Defense

MTP Middellange Termijn Plan

MONUC UN Mission in the Democratic Republic of Congo

MOL's Minst Ontwikkelde Landen

MRC Mensenrechten Commissie

NAG Nieuwe Agenda Groep

NAM / NGL Non Aligned Movement / Niet-Gebonden Landen

NAVO Noord Atlantische Verdrags Organisatie

NLG Nederlandse Gulden(s)

NPV Non-proliferatieverdrag

ODA Official Development Assistance

OIOS Office of Internal Oversight Services

OPCW Organisation on the Prohibition of Chemical Weapons

OVSE Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa

PA Palestijnse Autoriteit

PAROS Prevention of an Arms Race in Outer Space

PRSP Poverty Reduction Strategy Paper

RBB Results Based Budgeting

RF Russische Federatie

SAVVN Speciale Algemene Vergadering van de VN

SGVN Secretaris-Generaal van de VN

TCC's Troop contributing countries

UN United Nations

UNCED UN Committee for Economic Development

UNCITRAL UN Commission on International Trade Law

UNCTAD UN Comission for Trade and Development

UNDAF UN Development Assistance Framework

UNDCP UN International Drug Control Programme

UNEP UN Environmental Programme

UN/ECE UN / Economic Council for Europe

UNGA UN General Assembly

UNRWA UN Relief & Works Agency for Palestinian Refugees

USD US Dollar(s)

VN Verenigde Naties

VR Veiligheidsraad

VS Verenigde Staten van Amerika

WTO World Trade Organisation

WB Wereldbank

WSSD World Summit on Sustainable Development

Bijlage 1

Corrigendum voor de paragrafen 7.2 en 7.3 van de richtlijnen voor de 56e zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties

Begrotingsbehandeling

en

7.3 Veiligheid VN-personeel / Brahimi Rapport / Capital Master Plan

Een aantal westerse landen, tevens behorende tot de grootste contribuanten aan de reguliere begroting van de VN (waaronder Nederland), heeft in een brief aan de SGVN aangegeven dat het begrotingskader van USD 2.515 miljoen voor 2002/2003, zoals aangenomen door de Algemene Vergadering in december 2000, niet toereikend zal zijn. Dit met name bezien in het licht van eerdere besluitvorming over ook door Nederland zeer belangrijk geachte onderwerpen, te weten maatregelen ter bescherming van VN-personeel en de implementatie van het Brahimi-rapport (inzake verbetering van VN-vredesoperaties). In verband daarmee zal Nederland uitdragen dat, hoewel uit overwegingen van kosteneffectiviteit en prioriteitstelling een strikte budgettaire discipline noodzakelijk blijft vanwege het beginsel van reële nulgroei van de begroting, deze voor de twee genoemde onderwerpen niet dogmatisch behoeft te worden toegepast.

Het Middellange Termijn Plan 2002-2005 biedt het nieuwe instrument Results Based Budgeting (RBB) voor de programma begroting. RBB, zoals thans geïmplementeerd door de meeste gespecialiseerde organisaties, verdient voortdurende aandacht.

Het Capital Master Plan (de verbouwing dan wel nieuwbouw van het sterk verouderde VN Hoofdkantoor te New York) zal uiteindelijk forse investeringen vergen. In een later stadium zal bezien moeten worden hoe deze gefinancierd moeten worden.

Het eind augustus 2000 verschenen Brahimi-rapport, opgesteld door een door de SGVN ingesteld panel o.l.v. de Algerijnse oud-minister van Buitenlandse Zaken Brahimi, bevat enkele belangrijke lessen naar aanleiding van ervaringen uit het verleden en doet ingrijpende doch realistische aanbevelingen voor de uitvoering van VN vredesoperaties.

===