http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=421540
---
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 DEN
HAAG Directie Noord-Afrika en Midden-Oosten Afdeling Midden-Oosten
Bezuidenhoutseweg 67 Postbus 20061 2500 EB Den Haag
Datum Auteur
Kenmerk DAM-619/01 Telefoon 070-348.5185
Blad /3 Fax 070-348.6639
Bijlage(n) (1) E-mail dam@minbuza.nl
Betreft Beantwoording vragen van het lid Koenders over de Palestijnse haven
Zeer geachte Voorzitter,
Onder verwijzing naar de brief van de Griffier Uwer Kamer d.d. 21 september
2001 kenmerk 2010200070, waarbij gevoegd waren de door het lid Koenders
overeenkomstig artikel 134 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer
bij U ingediende vragen, heb ik de eer U mede namens de minister van voor
Ontwikkelingssamenwerking als bijlage dezes het
antwoord op de gestelde vragen te doen toekomen.
Antwoord van de heer Van Aartsen, Minister van Buitenlandse Zaken, en
Mevrouw Herfkens, Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van het
lid Koenders over de Palestijnse haven.
Vraag 1
---
Is het waar dat Israëlische tanks en bulldozers op de Gazastrook
vernielingen aangericht hebben op de plaats waar Nederland de Palestijnse
haven aanlegt? Zijn daarbij ook Nederlandse vlaggen en goederen
platgewalst?
Antwoord
---
Ja, Israëlische tanks en bulldozers hebben vernielingen aangericht aan de
bouwlocatie van de haven van Gaza. De vlaggenmasten met daaraan de
Nederlandse en Franse vlaggen zijn inderdaad vernield.
Vraag 2
---
Wat is daarbij de financiële schade en het eventuele uitstel van de bouw en
op welke wijze zal de schade op Israël worden verhaald?
Antwoord
De financiële schade wordt momenteel berekend door het aannemersconsortium.
De directe schade zou liggen in de orde van fl.0,7 mln. De bouwwerkzaamheden
lagen stil sinds 4 oktober 2000 in verband met de onveilige situatie ter
plekke. Van uitstel van de bouw als direct gevolg van de vernielingen is dan
ook geen sprake. De vraag van de schadevergoeding gaat pas spelen wanneer de
schuldvraag afdoend beantwoord zal zijn.
Vraag 3
---
Op welke wijze zal Nederland zijn scherpe afkeuring over deze daad aan de
orde stellen, mocht deze op de wijze hebben plaatsgevonden zoals boven
beschreven?
Antwoord
---
Op 18 september is de Israëlische ambassadeur ontboden. In het gesprek is de
Nederlandse afkeuring van de vernielingen overgebracht en is verzocht om een
volledige opheldering over de gang van zaken. Hierbij is ook de
aansprakelijkheidskwestie aan de orde gesteld.
Ook Frankrijk, dat de bouw van de haven (naast de EIB) met Nederland
co-financiert, heeft de Israëlische ambassadeur aldaar ontboden. In een
Frans-Nederlandse persverklaring is publiekelijk tegen de actie
geprotesteerd (bijgevoegd).
===