Centrale Raad van Beroep Utrecht

Intrekking uitkering in verband met anticumulatie inkomsten uit arbeid
Bron: Centrale Raad van Beroep Utrecht

Datum actualiteit: 17-10-2001

Gedaagde is aangewezen op arbeid in beschermde omgeving en zij verricht in feite WSW-arbeid, zij het op basis van de Jeugdwerk Garantiewet (JWG) in afwachting van een dienstverband in het kader van de WSW. Het Lisv is van mening dat de uitzonderingsbepaling van art. 33, derde lid, AAW niet van toepassing is, omdat ged. voor haar arbeid geen loon ingevolge de WSW geniet, zodat art. 33, tweede lid, AAW toepassing behoort te vinden. De Raad onderschrijft de overweging van de rechtbank dat het Lisv voorbij gaat aan de laatste volzin van art. 33, tweede lid, AAW, waarin verwezen wordt naar art. 5, lid 5 AAW. Echter art. 5, lid 7, van de AAW bepaalt dat arbeid verricht bij wijze van sociale werkvoorziening buiten beschouwing wordt gelaten bij de toepassing van de AAW. Een afschatting op arbeid bij wijze van sociale werkvoorziening mag derhalve niet plaatsvinden. De Raad voegt daar nog aan toe dat de wetgever met art. 33, lid 3, AAW een beperktere bepaling heeft beoogd dan met art. 5, lid 7, AAW.