D66


Brussel Vandaag

17 oktober 2001

Staat van de Europese Unie

Thom de Graaf

'Het is de opdracht voor alle politieke partijen om Europa te verbinden aan onze toekomstvisie en duidelijk te maken dat Europa meer is dan een abstract, technocratisch project dat aan de deur van gewone mensen voorbij gaat', aldus Thom de Graaf.

De jongerenorganisaties van een aantal partijen hebben hier recentelijk toe opgeroepen en ze hebben gelijk. Wij staan voor fundamentele keuzen, die alleen maar duidelijker worden door de situatie waarin de wereld na 11 september in terecht is gekomen.

De eerste keuze is of de Europese Unie meer is dan een entiteit van vrije markt en gezamenlijke munt. Willen wij echt naar een rechtsgemeenschap, naar een politieke eenheid met een eenduidig en gemeenschappelijk veiligheidsbeleid? Dat is wel de pretentie en veel is -op papier althans- in het werk gesteld om tot die eenheid te komen: een hoge vertegenwoordiger voor het buitenlands beleid, veel Europese Raden met fraaie verklaringen en toenemende inspanningen om justitie- en defensiebeleid te integreren.
D66 gelooft in die politieke en rechtsgemeenschap als een noodzakelijke voorwaarde voor zowel stabiliteit als welvaart in Europa. Pretentie en werkelijkheid lopen echter, als het er om spant, behoorlijk uit elkaar. Ik geloof niet dat met enige overtuigingskracht kan worden gesteld dat na 11 september de Europese Unie als een politieke eenheid met een gemeenschappelijk veiligheidsbeleid heeft kunnen functioneren. Misschien is het onvermijdelijk dat in tijden van internationale crisis bilaterale relaties en de grootte van landen belangrijker zijn dan gemeenschappelijkheid. Maar het is wel goed om dat vast te stellen. De Europese instituties, met een voorzitterschap dat namens de Unie spreekt, worden dan ondergeschikt aan andere
-geopolitieke- belangen. Grote landen zijn dan weer gewoon grote landen, met hun eigen stem en hun eigen stoel op het wereldtoneel. En dus kan vandaag met recht de vraag worden gesteld met welke stem Europa spreekt. Is het Verenigd Koninkrijk van de rondreizende Blair de stem van Europa? Zijn het Groot Britannië, Duitsland en Frankrijk die directe militaire steun aan Amerika leveren? Of is het de rest namens wie de Belgische premier Verhofstadt solidariteit betuigt, in afwachting van verdere gebeurtenissen?

Ik vraag de Minister-president op de verhoudingen binnen de Unie sinds 11 september in te gaan. Welke mogelijkheden ziet hij -gelet op zijn lange staat van dienst in de Europese Raad- voor versterking van de externe eenheid van de Unie.
Ik vraag dat zo nadrukkelijk omdat die eenheid in de nabije toekomst van groot gewicht is. Als partner van de Verenigde Staten in de langdurige strijd tegen terrorisme, als matigende macht in processen die tot een instabiele wereldorde kunnen leiden, als invloedrijke speler in een oplossing voor het Midden-Oosten conflict. Maar ook als belangrijke factor in de wederopbouw en toekomst van Afghanistan.

De politieke eenheid van de Unie wordt des te klemmender nu we aan de vooravond staan van een uitbreiding met een fiks aantal landen. Over de uitbreiding een enkele opmerking. "Heelmaking"van Europa in combinatie met uitbreiding van de NAVO is na 11 september alleen maar urgenter is geworden. Uitbreiding is echter een moeizaam proces dat balanceert tussen het historisch imperatief en praktische bezwaren. Die praktische bezwaren omvatten naar schatting ongeveer 89.000 pagina's aan verdragen en regelgeving waaraan de kandidaat-lidstaten moeten voldoen. En voldoen betekent niet alleen overnemen maar ook daadwerkelijk toepassen. Dat lijkt voor de kandidaat-staten een tour de force die dus -haast vanzelfsprekend- uitmondt in overgangsregelingen en overgangstermijnen. De regering hanteert vier criteria voor die overgangstermijnen (kort samengevat: functioneren interne markt, de veiligheid van de Europese burger, bestuur en recht en de financiën in de lidstaten en in de Unie). Zinnige criteria, die eigenlijk wijzen op een soort "kernacquis", zonder dat met zoveel woorden te omschrijven. Een dergelijk echt, specifiek geformuleerd kernacquis wordt door de regering in antwoord op de suggestie van de WRR afgewezen. Maar in wezen komen de verschillende zienswijzen dicht bij elkaar. Vooral als de Unie zelf ook deze criteria als duidelijke en controleerbare toetssteen in de onderhandelingen zou hanteren. Ook voor de controle en het inzicht van Europees parlement, Nederlands parlement en kiezers is duidelijkheid en openheid noodzakelijk. Een kernacquis heeft nadelen -ik ben dat met de regering eens- , maar één voordeel, namelijk dat de Unie niet afwacht maar zelf duidelijke prioriteiten stelt. Het op Europees niveau vaststellen van criteria voor overgangstermijnen heeft dezelfde waarde. D66 wil de regering ook vragen zich daar voor in te zetten. Mede in het licht van de uitbreiding steunt mijn fractie een snelle hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en het cohesie- en structuurbeleid. Van protectie en inkomenssteun naar kwaliteitssteun in de Landbouw met de voedselveiligheid voorop. Versterking van de plattelandseconomie in de kandidaatlidstaten is daarvoor inderdaad noodzakelijk. Terecht wijst het kabinet in dit kader ook de gedachte van Bondskanselier Schröder aan renationalisatie van de landbouw af. Cohesie-en structuurfondsen moeten in de toekomst toevallen aan achtergebleven lidstaten. Dat zijn dus voornamelijk de nieuwe lidstaten.

Oud- politici weten het altijd beter. Zij roepen om snelle veranderingen waar zij in hun tijd veelal garant stonden voor stilstaand water. "Laat ons Europa doen ontwaken" is de nieuwe leus van 13 oud-leiders. Er is nog geen Nederlander bij dus er is nog ruimte
Ondertussen hebben ze wel gelijk.
Wij vertrouwen op Europa nu we overal de Euro krijgen, nu de buitengrenzen verder weg komen te liggen. Dat vertrouwen kan niet zonder legitimatie. De stappen die de laatste jaren zijn gezet waren wijfelend en zonder overtuigende richting. De Nederlandse regering heeft in de brief van 8 juni haar toekomstvizier een slagje scherper gesteld. Dat is winst. Niettemin is naar mijn oordeel de regering nog steeds erg voorzichtig -te voorzichtig- om positie te bepalen in het toekomst-debat. Ik wil enkele concrete vragen stellen. Hoe ziet de regering de positie van de EC als motor van de integratie, met volwaardige politieke legitimatie door kiezers en EP, tegen de achtergrond van de gewenste strategische rol van de Europese Raad? Zit daar niet een onontkoombare spanning in? Hoe moet invulling worden gegeven aan algemene criteria voor subsidiariteit? Kunnen voorbeelden worden gegeven?
Ik constateer overigens met genoegen dat de regering niet langer spreekt over een senaat van nationale vertegenwoordigers. De duidelijke uitspraak van de Kamer heeft gehoor gekregen.

De betrokkenheid van parlementen bij de toekomstige IGC zal gewaarborgd moeten worden. Die betrokkenheid van nationaal en Europees parlement blijft ook nodig bij besluiten van de Raad. Het is goed dat de regering dit nog eens nadrukkelijk bevestigd. Een enkele minister heeft daar misschien "last" van, maar dat is de "last" van de democratie.

Th.dgraaf@tk.parlement.nl