Ingezonden persbericht

IVN Valkenburg aan de Geul
Postbus 7
6300 AA Valkenburg aan de Geul
tel. 043-4591561

Natuurontwikkeling centraal tijdens bijeenkomst IVN Valkenburg aan de Geul

Het IVN Valkenburg aan de Geul organiseert op donderdag 18 oktober a.s. een bijeenkomst met als thema "natuurontwikkeling". Gastspreekster is Martine Lejeune van de Stichting Ark. De bijeenkomst begint om 20.15 uur in de aula van cultureel centrum Op Sint Pièter, Steenstraat 2 te Valkenburg. De bijeenkomst is ook toegankelijk voor niet-leden.

Tijdens de bijeenkomst wordt ingegaan op de natuurontwikkeling in het Beneden-Geuldal. Er wordt een videoband vertoond, die onlangs werd geproduceerd, getiteld Grenzeloze Geul. De lezing wordt tevens geillustreerd aan de hand van dia's. De diverse aspecten van de natuurontwikkeling komen aan de orde, waaronder de natuurlijke begrazing.

Van niet-leden wordt een vrijwillige bijdrage gevraagd voor de gemaakte onkosten. Tijdens de pauze is er koffie en thee verkrijgbaar voor een vriendelijke prijs.

Nadere informatie:

NATUURONTWIKKELING EN NATUURLIJKE BEGRAZING

Op 18 oktober geef ik voor IVN Valkenburg een lezing over natuurontwikkeling, met speciale aandacht voor het Beneden-Geuldal. Over een van de leukste aspecten van natuurontwikkeling, namelijk natuurlijke begrazing, wil ik hier alvast een en ander verklappen. Maar natuurlijk gaat het op 18 oktober over veel en veel meer!
In 1989 werd de Stichting Ark opgericht, met het doel te gaan experimenteren met het tot leven wekken van spontane natuurlijke processen en dat vooral in rivier- en beekdalen. De belangrijkste processen daarbij zijn de veelzijdige effecten van rivierdynamiek en de landschapsvormende invloed van begrazing. Een derde belangrijk punt is het volledig openstellen van de terreinen voor het publiek.

Bestaande denkbeelden
Op dat moment bestonden er in Nederland al een aantal initiatieven en theorieën over natuurlijke begrazing. Deze kwamen voort uit de wereld van Kritisch Bosbeheer en van de ambtelijke natuurbescherming. In de Oostvaardersplassen (Rijksdienst IJsselmeerpolders) en op de Veluwezoom (Natuurmonumenten) waren al de eerste kuddes Konikpaarden en Heckrunderen, en Schotse Hooglanders uitgezet.
Verschillende natuurorganisaties hadden al hun eerste kuddes op kleinere terreinen staan. In het Plan Ooievaar waren deze denkbeelden voor het eerst op de schaal van een heel landschap uitgewerkt.

Verschillende opvattingen
Mensen die dachten en denken over begrazing konden en kunnen in 2 groepen worden ingedeeld.
Een eerste groep beschouwt begrazing als een essentieel onderdeel van het ecosysteem. Overal waar plantengroei voorkomt, worden die planten ook gegeten. Die relatie is zo oud, dat er sprake is van een co-evolutie van planten en planteneters. Begrazing is in deze opvatting een wezenlijk landschapsvormend proces. De paarden en runderen die ervoor werden ingezet zijn het hele jaar door buiten. Het zijn geharde rassen die leven als wilde dieren.
Anderen beschouwen begrazing simpelweg als een goedkope beheersmethode. Je kunt maaien, branden, niets doen, freezen, enz.... en je kunt ook begrazen. Dieren als een soort maaimachine, die ook nog eens zorgen voor wat extra 'natuurwaarde' doordat ze gedifferentieerd eten en dus bepaalde planten bevoordelen. Vaak wordt er alleen 's zomers beweid en wordt er gebruik gemaakt van boerenkoeien.

Eerste ervaring: de levensexplosie
Dat Stichting Ark tot de eerste groep behoort is duidelijk. We werkten van het begin af met geharde rassen, die het hele jaar door buiten bleven. Toch ging in het begin de belangstelling vooral uit naar het effect op de begroeiing.
In 1990 werd op de eerste twee terreinen gestart met gemengde kuddes van Koniks en Galloways. In de jaren daarna breidde het aantal terreinen zich uit tot enkele tientallen, met een maximale grootte van ca 200 ha. Begonnen werd op grasland, dat in agrarisch gebruik was geweest. Op Koningssteen langs de Maas werden in juni 1990 de eerste Galloways en Koniks uitgezet. De grasproduktie was op dat moment op z'n hoogtepunt, en de dieren staken alleen nog maar met hun kop boven het hoge gras uit. Er werd 1 volwassen rund per 3 a 4 hectare uitgezet, 10 a 15 maal zo weinig dan de gebruikelijke boerendichtheid bij zomerbeweiding.
Het gevolg was, dat de dieren al dat eten helemaal niet op konden, en dat er in de herfst nog een massa gewas in het gebied over was. In de winter moesten de dieren op dat deels verdorde en vergeelde gewas zien te overleven. Dat ging bij deze dichtheid goed, en de dieren kwamen, zij het vermagerd, uit de winter te voorschijn.

Explosie van insecten
Dat eerste voorjaar werd meteen het eerste grote effekt van jaarrondbegrazing duidelijk. In de overblijvende ruigte bleken vele dieren te hebben overleefd, die dat in een kort boerenweiland niet konden. De insecten, die als ei of pop de winter waren doorgekomen, explodeerden, eerst in aantallen, daarna ook in soorten. Op die insekten kwamen insektenetende vogels af en de kleine vogeltjes dienden weer als voedsel voor de grotere. In een jaar tijd werd een verloren gegane voedselketen hersteld.

Ontstaan van begraasde mozaïeken
Ook na een winter begrazing konden de paarden en runderen de in het voorjaar opgekomen vegetatie langs geen kanten bijhouden. Ze concentreerden zich op bepaalde plekken, die kort gegraasd werden, en andere stukken bleven ruig. Het gladde boerenweiland van 1990 zag er na een jaar tijd uit als een zeer afwisselende moza ek van lage en hoge stukken grasland. In de ruige stukken kwamen vele soorten planten tot bloei; als alles afgegraasd wordt, krijgen ze daar de kans niet toe. Die overdaad aan bloemen leverde voedsel voor de honingzuigende insecten die op hun beurt weer de insektenvretende vogels aantrokken. Weer een voedselketen, weer een tak van een voedselnetwerk hersteld.
Omdat ook de zaadproduktie sterk toenam, leverde dat weer een toename van het aantal zaadetende vogels op. In de dekking van de ruigte vonden kleine zoogdieren ideale plekjes. Roofdieren maakten het voedselweb weer wat completer.

Perspectief op langere termijn: mozaieklandschap met bos Deze levensexplosie was al op het eind van het tweede jaar duidelijk, en het heeft zich op nieuwe terreinen steeds weer opnieuw herhaald. Als een terrein zich langer kan ontwikkelen, neemt het aantal soorten alleen maar toe. In de ruigere delen van het terrein begonnen zich bovendien bomen struiken te vestigen. Op Koningssteen waren dat rozen, sleedoorn en meidoorn. Het tweede jaar al, hadden de struiken zich een duidelijke plaats in de begraasde vlakte veroverd.
Op termijn zullen deze terreinen veranderen in moza eken van graslanden, struwelen en bosjes, met zeer rijk gevarieerde overgangen daartussen. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in de Engelse New Forest en het Duitse Borkener Paradis.

Zoeken naar de sociale context
Het meest verrassende was echter de zoektocht naar de sociale context binnen de kuddes.
Van het begin af aan werden de runderen en paarden dus niet als beheersmiddelen, maar als volwaardig onderdeel van het ecosysteem beschouwd. De eerste kuddes waren samengesteld zoals mensen dat doen : een stier met een stel koeien, een hengst met een stel merries. Om inteelt te voorkomen zouden stier en hengst van tijd tot tijd vervangen moeten worden. Jonge dieren werden uit de kuddes weggehaald.
Mooie theorie, mensentheorie. In de praktijk gebeurde er van alles dat we niet voorzien hadden en voor een deel ook niet snapten. Omdat we toch veel zagen en veel wilden begrijpen, begon het ons te dagen dat er wel eens iets als een sociaal leven zou kunnen onwikkelen binnen de kuddes. De volgende vraag is dan: hoe ziet dat sociale leven eruit?
Iedere beginnende terreinbeheerder loopt wel eens uren te zoeken naar een pasgeboren kalf. Je weet dat het er is, maar geen mogelijkheid om het te vinden. Vermoeiend en frustrerend voor een beginner. Je komt er echter al vlug achter dat het normaal is. Een koe die een kalf krijgt, zondert zich af van de kudde. Ze zoekt een beschutte plek op, liefst in bos of kreupelhout en brengt daar het kalf ter wereld. Na enige uren verstopt de koe het kalf in kreupelhout of hoog gras. De moeder loopt dan bij de kudde te grazen en het kalf blijft veilig verstopt achter. Naarmate de kudde zich verplaatst, zoekt ze van tijd tot tijd een nieuwe plaats voor het kalf. Bij paarden verloopt het heel anders en is de geboorte een sociaal gebeuren. Het gebeurt midden in de groep, met alle belangstellende tantes eromheen. Het jonge veulen hecht zich eerst aan de moeder, maar begint al dadelijk aan de kennismaking met de groepsgenoten. Hier zie je ook meteen het jonge veulen bij de kudde staan.
Het bleek dat paarden en runderen een eigen, volkomen verschillende sociale samenhang gingen opbouwen.
Bij paarden heeft de leidende hengst een langdurige relatie met een vaste groep merries. De nakomelingen van zo'n 'haremgroep' worden vroeger of later verstoten, waardoor teveel inteelt wordt voorkomen. Dat uitstotingsproces kent vele varianten, en heeft veel te maken met het karakter van de dieren. Soms blijft een zoon nog jaren bij zijn vader en heeft daarbij de rol van een hulp of knecht -- om andere hengsten op afstand te houden bijvoorbeeld. Andere hengsten verdrijven hun zoons al snel. De indruk bestaat dat de jonge merries door de oudere merries verdreven worden.
De uitgestoten jongeren groeperen zich tot nieuwe kuddes. Hengsten blijven jarenlang in een hengstenkudde. Daarin is het een voortdurend gebakkelei, en gevecht om de rangorde. Daarbij doen de jonge hengsten de sociale vaardigheden op om later een goede leidhengst te worden. Die status zullen evenwel slechts weinigen bereiken.
Runderen zijn anders dan paarden. Hier zijn het groepjes vrouwelijke dieren die de samenhang bepalen. Grootmoeder-moeder-dochter-kleindochtergroepjes blijven vaak levenslang bijeen. Bij grotere kuddes is vaak te zien dat een kudde toch uit een aantal hechte subgroepjes van vrouwelijke dieren bestaan. De stieren hebben geen speciale band met een of meer vrouwelijke dieren. In hun interactie met elkaar zijn ze min of meer territoriaal. Ze vormen kleinere tot grotere stierengroepen die de ruimte onder elkaar verdelen in territoria.
De kuddes vrouwelijke dieren trekken, op zoek naar voedsel, vrij door de stierenterritoria. Als een koe gedekt moet worden is er altijd wel een stier in de buurt.

Invloed van de sociale samenhang op het landschap
De sociale samenhang in de kudde heeft een grote invloed op de ruimtelijke spreiding van de kuddes. De sociale structuren zoals de vorming van nieuwe kuddes, uitstotingsprocessen en territoriaal gedrag zorgen ervoor dat de kuddes zich maximaal verspreiden in een gebied. Een verstoten groepje hengsten probeert zover mogelijk van de hoofdkudde vandaan te blijven, en begraast daardoor een stuk van het landschap waar anders geen paarden zouden komen.
Welke betekenis de sociale structuur precies heeft zal in de toekomst nog moeten blijken. Er zijn meer, gevarieerdere en grotere terreinen nodig om daar een precies beeld van te krijgen. Ook de grootste Nederlandse begraasde terreinen van enkele duizenden hectares zijn ieder voor zich zo homogeen van opbouw, dat er weinig te kiezen valt voor de dieren. Als in de toekomst terreinen beschikbaar komen die vele duizenden hectares omvatten, en waarin heel verschillende biotopen te vinden zijn, dan zullen we de eigenheid en de effecten van de sociale orde pas goed leren kennen.We weten dus nog niets, ondanks het feit dat we verschrikkelijk veel hebben bijgeleerd.

Martine Lejeune
28 september 2001

Martine Lejeune
Stichting Ark/WNF
Andreas Vesaliuslaan 8
B-3500 Hasselt
tel. 011 225446 mobiel 0496 526026
e-mail: martine.lejeune@arknature.org

Sites:

http://www.arknature.org
http://members.tripodnet.nl/LeonW/thema.html