Wageningen Universiteit

Persbericht Wageningen Universiteit

17-10-01 / nr. 068

Biologische melkveehouderij heeft goede milieuscore

Biologische melkveebedrijven scoren goed op het gebied van milieu en ecosysteem. Ze kennen minder stikstof- en fosfaatoverschotten, produceren minder broeikasgassen en dragen minder bij aan verzuring dan gangbare melkveebedrijven. Dat blijkt uit modelvergelijkingen van gemiddelden van Nederlandse gangbare en biologische melkveebedrijven. "Het meest kritische aspect van de biologische veehouderij is dat zij een groter beslag legt op de ruimte. De productie op de gangbare bedrijven is wel hoger, maar dankzij de hogere melkprijs kunnen biologische melkveehouders toch bogen op goede financiele resultaten. Het perspectief voor de grondgebonden melkveehouderij, zowel gangbaar als biologisch, is goed. Melkveehouders hebben een brede maatschappelijke en economische basis", dit stelt prof.dr.ir. Akke van der Zijp in de oratie 'Dierlijke productiesystemen: over integratie en diversiteit', die zij donderdag 18 oktober uitspreekt in verband met haar benoeming tot hoogleraar Dierlijke Productiesytemen bij Wageningen Universiteit. In haar rede gaat zijn in op de mondiale en regionale gevolgen van de toegenomen vraag naar dierlijke producten.

Duurzaamheid
Vanwege de mond- en klauwzeeruitbraak zal 2001 waarschijnlijk herinnerd worden als een rampjaar. "Tegelijkertijd heeft diezelfde uitbraak een brede maatschappelijke betrokkenheid laten zien als nooit tevoren. De brede zorg over de toekomst van de veehouderij heeft geleid tot veel rapporten van zeer diverse groepen", aldus Van der Zijpp. Er heerst daarin overeenstemming dat moet worden gestreefd naar duurzame ontwikkeling en dat er grote aanpassingen nodig zijn in het dierlijk productiesysteem. "Er zijn ondertussen meer dan 386 definities van duurzaamheid. Duurzaamheid heeft betrekking op ecologie, economie en sociaal-culturele waarden. Het wordt altijd bepaald in de context van de omgeving en heeft altijd betrekking op meer dimensies. Voor politieke besluitvorming dus geen aantrekkelijk begrip", meent Van der Zijpp.

Verdubbeling
In de periode 1980 tot 2000 is er wereldwijd sprake een toenemende vraag naar granen en dierlijke producten, die voor een groot deel (75%) uit ontwikkelingslanden komt. Hogere welvaart en verstedelijking zorgen voor meer koopkracht. De vraag naar met name vlees en melk zal in de toekomst nog sterk toenemen. Hierdoor nemen de behoefte aan granen voor veevoer toe met ongeveer een factor twee. "Driekwart van deze verdubbeling moet komen uit een hogere productie, een kwart uit het in gebruik nemen van land. De grootste toename wordt verwacht in de intensieve veehouderij in Azie. Een intensievere dierlijke productie kan gepaard gaan met grote milieuproblemen. De beschikbaarheid van water voor de productie van voer voor het vee wordt een doorslaggevende factor in de komende jaren", aldus Van der Zijpp.

Van der Zijpp vindt het opvallend dat de publieke discussies in Europa nu vooral gaan over voedselveiligheid, gezondheid, natuurontwikkeling en dierenwelzijn en niet meer over voedselzekerheid. "Opvallend is dat het houden van huisdieren als honden, katten, zangvogels en andere dieren parallel gaat met deze ontwikkeling. Of het welzijn van deze huisdieren optimaal en voldoende wordt gerespecteerd is de vraag", zegt Van der Zijpp. Voor de Nederlandse melkveehouderij, zowel gangbaar als biologisch, bestaat voldoende perspectief. De meeste bedrijven zullen in de toekomst kunnen voldoen aan de scherpere milieu-eisen ten aanzien van stikstof, fosfaat en ammoniak. Wellicht nog belangrijker is het volgens Van der Zijpp dat de melkveehouderij maatschappelijk wordt gewaardeerd vanwege haar landschappelijke waarden. "Negen van de tien Nederlanders vinden dat koeien in de wei thuishoren. Het welzijn roept weinig problemen op, behalve bij zeer hoog productieve koeien. In het agrarisch natuurbeheer zullen zij hun aandeel hebben en ook andere activiteiten als recreatie, huisverkoop en zorgtaken zullen op melkveebedrijven mogelijkheden bieden voor neveninkomsten".

Regionale productie
Van der Zijpp geeft in haar rede een kort overzicht van de bedreigingen en uitdagingen waar andere houderijsectoren zich voor gesteld zien. In het algemeen geldt het probleem dat de dierlijke productie door intensivering en schaalvergroting steeds verder is uitgesplitst. Op het platteland hebben recreatie en toerisme een toenemend belang gekregen, naast andere economische bedrijvigheid. Van der Zijpp: "De risico's door de vergaande internationale specialisatie in de keten, de afhankelijkheid tussen sectoren en de andere functies van het platteland zijn tijdens de MKZ-uitbraak duidelijk gebleken. Regionale productie kan een aantal van die risico's ondervangen, hetgeen uit toekomstig onderzoek en innovatie zal moeten blijken".