OPTA

Marktonderzoek AMM 2001: de
markt voor huurlijnen

Openbare versie

P.Th. van der Zeijden

R.G.M. Kemp

Zoetermeer, 18 oktober 2001


Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van OPTA.

De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM. Alle in dit document vermelde gegevens zijn strikt vertrouwelijk. Publicatie en inzage aan derden, geheel of gedeeltelijk, is zonder toestemming van OPTA en EIM beslist niet toegestaan.EIM aanvaardt geen aan- sprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.

Inhoudsopgave


1 Inleiding 5
1.1 Aanleiding van het onderzoek 5
1.2 Uitgangspunten 6
1.3 Opzet rapport 6


2 Onderzoeksopzet 9
2.1 Onderzoeksopzet en dataverzameling 9
2.2 Onderzoekspopulatie en response 9


3 Aanmerkelijke macht op de markt 11 3.1 Inleiding 11 3.2 Wettelijk kader 11 3.3 Het begrip aanmerkelijke marktmacht 12 3.4 De marktafbakening 12 3.5 De huidige aanwijzingspraktijk 13


4 Algemene beschrijving markt 15 4.1 Product en productmarkten 15 4.2 Aanbieders 15


5 Marktaandelen 17 5.1 Marktaandelen als indicator voor AMM 17 5.2 Indicatoren voor marktaandeel 18 5.3 Het meten van omzet 19 5.4 Uitkomsten marktonderzoek 20 5.5 Conclusie marktaandelen 28


6 Uitzonderingscriteria: Vermogen de marktvoorwaar- den te beïnvloeden 31 6.1 Inleiding 31 6.2 Vermogen de marktvoorwaarden te beïnvloeden 31 6.3 Conclusie vermogen de marktvoorwaarden te beïnvloeden 48


7 Uitzonderingscriteria: Overige criteri a 51 7.1 Inleiding 51 7.2 Groepsomzet in verhouding tot de markt 51 7.3 Toegang tot eindgebruikers 52 7.4 Toegang tot financiële middelen 53 7.5 Ervaring van de aanbieders 54 7.6 Conclusie overige aanvullende criteria 55


8 Conclusie 57
Bijlage
I Vragenlijst 59




1 Inleiding





1.1 Aanleiding van het onderzoek
OPTA heeft als toezichthouder op de markten voor post en telecommunicatie de taak om het functioneren van deze markten te waarborgen. Waar nodig kan OPTA maatre- gelen nemen die ervoor zorgen dat de concurrentie op deze markten wordt geïnitieerd en bevorderd. Een belangrijk instrument om de concurrentie te bevorderen is de aan- wijzing van partijen als aanbieder met aanmerkelijke macht op de markt (AMM), gere- geld in artikel 6.4 Telecommunicatiewet (Tw). Een partij die aangewezen wordt, krijgt bepaalde verplichtingen opgelegd. Op deze manier wordt gepoogd een `level playing field' te creëren, `een situatie op de markt waarin de concurrentie tot ontwikkeling kan komen door de reeds op de markt aanwezige partijen, die hun positie hebben opge- bouwd op basis van bijzondere en exclusieve rechten, de plicht te geven toegang tot en gebruik van die voorzieningen en diensten aan te bieden waarvoor zij over een aanmer- kelijke macht op de markt beschikken'1. In de huidige ONP-richtlijnen wordt het AMM-instrument gezien als een tijdelijke maat- regel ter ondersteuning van de overgang van beperkte naar volledige concurrentie. Om de ontwikkelingen in de telecommunicatiemarkt te volgen, laat OPTA jaarlijks een marktonderzoek uitvoeren. De telecommunicatiemarkt wordt daartoe opgedeeld in een viertal productmarkten: 1) de markt met betrekking tot de vaste openbare telefonie of de vaste openbare telefoondiensten, 2) de markt met betrekking tot de mobiele open- bare telefoonnetwerken of de mobiele openbare telefoondiensten, 3) de markt voor huurlijnen en 4) de nationale markt met betrekking tot vaste en mobiele openbare tele- foondiensten tezamen.
In artikel 6.4, lid 3 Tw wordt aangegeven dat een partij wordt aangewezen als aanbie- der met AMM op de nationale markt indien het marktaandeel 25% of meer bedraagt. Ingevolge artikel 7.2, tweede lid, Tw wijst het college een aanbieder aan voorzover die aanbieder over een aanmerkelijke macht op de relevante markt beschikt. In de Richt- snoeren aanwijzing aanmerkelijke macht op de markt (Richtsnoeren) wordt aangegeven dat het college hierbij een onderscheid maakt naar productmarkt(en) en geografische markt(en) binnen de huurlijnenmarkt. Mitsdien wijst het college op grond van artikel 6.4 een aanbieder met AMM aan op de gehele huurlijnenmarkt en kan het op grond van artikel 7.2 (een) aanbieder(s) met AMM aanwijzen op delen van de huurlijnenmarkt. In de Richtsnoeren wordt aangegeven dat het marktaandeel gemeten wordt in termen van omzet. In artikel 6.4 Tw wordt een aantal uitzonderingscriteria opgenomen op grond waarvan OPTA kan afwijken van de hoofdregel. Deze uitzonderingscriteria zijn in de Tw als volgt omschreven:

- het vermogen van de desbetreffende aanbieder om de marktvoorwaarden te beïn- vloeden;

- zijn omzet (groepsomzet) in verhouding tot de omvang van de markt;
- zijn beheersing van de middelen van toegang tot de eindgebruikers;
- zijn toegang tot financiële middelen;
- zijn ervaring met het verstrekken van producten en diensten op de markt.

1 OPTA, Consultatiedocument aanmerkelijke macht op de markt, 18 december 1998, p. 6.






5



Om een beslissing te kunnen nemen over AMM zullen de hierboven genoemde uitzon- deringscriteria geoperationaliseerd moeten worden. In de Richtsnoeren worden deze uitzonderingscriteria verder uitgewerkt. In dit rapport wordt verslag gedaan van een economische analyse van de situatie van de markt voor huurlijnen in statisch en dynamisch perspectief. Het doel van dit onderzoek is het vaststellen van de marktaandelen van de verschillende marktpartijen en het geven van een beoordeling van de uitzonderingscriteria. Op basis van deze analyse moet OPTA een afweging kunnen maken over het al dan niet aanwijzen (of continuering van de aanwijzing) van marktpartijen met AMM. Het doel van dit onderzoek kan uitgewerkt worden in twee vragen:
- Hoe groot zijn de marktaandelen van de verschillende aanbieders (met name Ko- ninklijke KPN NV (hierna KPN)) op (de verschillende deelmarkten van) de Nederland- se markt voor huurlijnen en hoe hebben deze marktaandelen zich ontwikkeld?
- Hoe moeten de aanvullende criteria uit artikel 6.4, vierde lid, van de Telecommuni- catiewet worden beoordeeld voor de positie van KPN (in relatie tot de andere aan- bieders) op (de verschillende deelmarkten van) de Nederlandse markt voor huurlij- nen?


1.2 Uitgangspunten
Bij de beantwoording van de centrale vraag is uitgegaan van een aantal aannames. Al- lereerst is uitgegaan van de relevante artikelen in de Tw en de uitwerking daarvan in het `Consultatiedocument aanmerkelijke macht op de markt (1)' van 18 december 1998 en de `Richtsnoeren aanwijzing aanmerkelijke macht op de markt' van 6 maart 2000. Dit betekent dat er informatie nodig is over de omzetten van de marktpartijen om marktaandelen te kunnen berekenen (op de markten die in de richtsnoeren zijn vastge- steld). Volgens de wet kunnen marktpartijen met een aandeel van meer dan 25% op de relevante markt worden aangewezen als marktpartij met aanmerkelijke macht op de markt. Over de marktpartijen met een aandeel van rond de 25% of meer is daarnaast informatie nodig over de in de vorige paragraaf genoemde aanvullende criteria. Er wordt bij de invulling van deze criteria uitgegaan van de uitwerking van de criteria in de `Richtsnoeren aanwijzing aanmerkelijke macht op de markt' van 6 maart 2000. Ook over deze aanvullende criteria is informatie ingewonnen bij de marktpartijen. Conform het in de Huurlijnenrichtlijn (Richtlijn 92/44/EG aangepast bij richtlijn 97/51 /EG) bepaalde, wordt de markt voor huurlijnen niet alleen als één markt beschouwd, maar wordt ook gekeken naar de verschillende productmarkten (2 Mb en PVC's). Waar mogelijk, wordt ook gekeken naar geografische markten. Een derde uitgangspunt is dat het onderzoek zich richt op de economische onderbou- wing van een besluit om een marktpartij al dan niet (nieuw of continuering) aan te wij- zen als marktpartij met AMM. Er wordt dus niet gekeken naar eventuele collectieve dominantie.
Tot slot gaat het in het rapport uitdrukkelijk niet om het onderbouwen van het nut van een eventuele aanwijzing van een marktpartij of het nut van het instrument `aanwijzing van partijen met AMM'. Het onderzoek richt zich dus op een economische onderbou- wing van het al dan niet kunnen aanwijzen van marktpartijen als marktpartij met AMM.


1.3 Opzet rapport
In dit rapport wordt verslag gedaan van het onderzoek dat EIM heeft uitgevoerd om te bekijken of de aanwijzing van KPN als marktpartij met aanmerkelijke macht op de markt (of deelmarkten) voor huurlijnen al dan niet gecontinueerd zou moeten worden en of er


eventueel andere aanbieders zijn die op de huurlijnenmarkt of een deelmarkt hiervan dienen te worden aangewezen als aanbieder met aanmerkelijke macht op de desbetref- fende markt. In hoofdstuk 2 komt de onderzoeksopzet aan bod. Omdat het begrip AMM centraal staat in dit onderzoek, zal daarna in hoofdstuk 3 ingegaan worden op dit begrip. In hoofdstuk 4 wordt een korte beschrijving gegeven van de markt, waarbij onder andere het productaanbod aan bod komt. In hoofdstuk 5 komen de marktaande- len aan bod. Er zal expliciet worden gekeken naar de marktaandelen van KPN en andere aanbieders met een marktaandeel van meer dan 25%. In de hoofdstukken 6 en 7 wordt ten slotte ingegaan op de uitzonderingscriteria, waarna in hoofdstuk 8 enkele conclu- sies worden getrokken.


2 Onderzoeksopzet




In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de onderzoeksopzet die in dit onderzoek ge- hanteerd is. Allereerst wordt ingegaan op het verzamelen van de data. Vervolgens wordt aandacht besteed aan de respons van de aangeschreven partijen.


2.1 Onderzoeksopzet en dataverzameling In 2000 heeft NEI/Logica voor OPTA een marktonderzoek uitgevoerd naar de markt voor huurlijnen ten behoeve van de aanwijzing van marktpartijen met aanmerkelijke marktmacht. In het onderhavige onderzoek is in eerste instantie uitgegaan van de vra- genlijst van NEI. Op basis van ervaringen in het NEI-onderzoek en ervaringen van OPTA en EIM is de vragenlijst vervolgens aangepast, waarbij tevens is geprobeerd de structuur van de verschillende vragenlijsten van de marktonderzoeken voor AMM (mobiel, vast huurlijnen, en interconnectie) zo veel mogelijk gelijk te houden. In de vragenlijst zijn gegevens gevraagd over omzetten en aantallen huurlijnen, gesplitst naar verschillende capaciteiten en naar nationaal/internationaal. Verder zijn vragen ge- steld met betrekking tot de uitzonderingscriteria die moeten worden beoordeeld bij een eventuele AMM-aanwijzing. Ten slotte zijn enkele regionale aspecten in de vragenlijst opgenomen om na te gaan of uitspraken gedaan kunnen worden over geografische markten. Dit betreft vragen over waar een aanbieder actief is en een opgave van de omzet in steden met meer dan 100.000 inwoners. Deze laatste opgave was ingegeven door de verwachting dat juist in de grotere steden meer aanbieders actief zouden zijn1.

De partijen die bij OPTA staan geregistreerd als aanbieder van huurlijnen zijn door OPTA benaderd met de vragenlijst. Daarna hebben partijen die niet op tijd hebben gereageerd een rappel van OPTA gekregen en hebben OPTA en EIM partijen nagebeld. Daarna is nog navraag bij partijen gedaan vanwege onduidelijke of ontbrekende gegevens. Deze dataverzameling heeft van mei tot en met half juli 2001 plaatsgevonden, waarna met de analyse en rapportage kon worden begonnen.


2.2 Onderzoekspopulatie en respons
Bij OPTA staan circa 80 aanbieders geregistreerd als aanbieder van huurlijnen. Deze bedrijven hebben van OPTA een vragenformulier ontvangen. Verschillende bedrijven (14) hebben aangegeven geen huurlijnen op de markt aan te bieden en enkele bedrij- ven (3) hebben aangegeven overgenomen te zijn door andere bedrijven. Daarnaast hebben enkele bedrijven aangegeven alleen huurlijnen aan de eigen onderneming te leveren.
Van de partijen die hebben gereageerd, hebben 24 aanbieders aangegeven huurlijnen op de markt aan te bieden. Van 19 aanbieders zijn de gegevens gebruikt in het onder- zoek, namelijk van:

- BT Ignite

- Casema


1 De opgave van de omzet in steden met meer dan 100.000 inwoners kon echter door een te groot aantal aanbieders niet worden gegeven. Daarom is dit niet opgenomen in de analyse.




- Cogas

- Colt

- Demon

- Energis

- Essent

- GTS Ebone

- Kabelservice Maastricht

- KPN Qwest

- KPN

- WorldCom

- MLL Telecom

- Multikabel

- Priority (voorheen UPC)

- Schiphol Telematics

- Telecom Utrecht

- Versatel

- Zekatel.

De andere 5 aanbieders hebben onvoldoende bruikbare gegevens aangeleverd. Het gaat hierbij vooral om partijen die klein zijn in Nederland (soms net gestart).

3 Aanmerkelijke macht op de markt

3.1 Inleiding
Om de overgang van een markt gekenmerkt door een monopoliesituatie naar een markt waar meerdere spelers actief zijn goed te laten verlopen, is er een wettelijk kader gecreëerd. In dit hoofdstuk zal kort worden ingegaan op het regulerende kader, in het bijzonder de aanwijzing van marktpartijen met aanmerkelijke macht op de markt. Er zal kort worden ingegaan op het Europese regelgevende kader, aangezien dit kader rich- tinggevend is voor de nationale wetgeving. Tevens wordt ingegaan op de huidige aan- wijzingspraktijk.

3.2 Wettelijk kader
Er zijn verschillende Europese richtlijnen waarin het instrument van aanmerkelijke marktmacht is opgenomen. De richtlijnen zijn:
- Huurlijnen-richtlijn (92/44 zoals aangepast bij Richtlijn 97/51)1
- ONP-Spraak-richtlijn (98/10)2
- Interconnectie-richtlijn (97/33)3.
Daarnaast wordt het AMM-instrument uitgewerkt in de aanvullende notitie `Determina- tion of Organisations with significant Market Power (SMP for implementation of the ONP Directives)'4.
Met het instrument van AMM wordt gepoogd een `level playing field' te creëren en toetredingsdrempels te verlagen. Als gevolg van een AMM-aanwijzing krijgt de aange- wezen marktpartij extra (asymmetrische) verplichtingen. Met de aanwijzing wordt ge- poogd een level playing field op de telecommunicatiemarkt te creëren (of de concurren- tie op de telecommunicatiemarkt tot stand te brengen) en de toetreding van andere marktpartijen te vergemakkelijken.
De Europese richtlijnen zijn verwerkt in de Tw. In artikel 6.4, eerste en tweede lid, van de Tw wordt aangegeven dat één of meer aanbieders kunnen worden aangewezen als aanbieder met aanmerkelijke macht op de nationale markt. Indien een marktpartij meer dan 25% marktaandeel heeft, wordt deze marktpartij aangewezen (artikel 6.4 Tw, der- de lid). Daarnaast wordt een aantal criteria genoemd die kunnen leiden tot het afwijken van de hoofdregel (artikel 6.4 Tw, vierde lid). Uit artikel 7.2 Tw en de Huurlijnenrichtlijn volgt dat in de markt voor huurlijnen ook gekeken moet worden naar relevante pro- ductmarkten en relevante geografische markten. Om verschillende begrippen verder uit te werken, heeft OPTA de `Richtsnoeren Aanwij- zing aanmerkelijke Macht op de Markt' gepubliceerd. In deze Richtsnoeren wordt aan- gegeven dat de omvang van de aanwijzingsbevoegdheid primair bepaald wordt door de


1 ONP Huurlijnrichtlijn, PB L 165/27, 19 juni 1992, gewijzigd door 97/51/EC, PB L 295/23 van 29 oktober 1997.


2 ONP Spraakrichtlijn, PB L 101/24, 1 april 1998.


3 Interconnectie-richtlijn, PB L 199/32, 26 juli 1997, gewijzigd door 98/61/EC, PB L 268/37 van 3 oktober 1998.


4 Determination of organisations with significant market power for implementation of the ONP- directives, ONP-Com 98/03, 1 maart 1999.
Tw. Voorzover de Tw ruimte laat voor interpretatie en de interpretatie niet in de Richt- snoeren wordt ingevuld, zal aansluiting worden gezocht bij de ONP-richtlijnen. Een be- grip dat verder wordt uitgewerkt in de Richtsnoeren is het begrip aanmerkelijke markt- macht.


3.3 Het begrip aanmerkelijke marktmacht Het begrip aanmerkelijke marktmacht (AMM) is sterk gerelateerd aan begrippen in de algemene mededingingswetgeving (economische machtspositie). Een groot verschil met economische machtspositie is dat AMM een ex ante instrument is. Aan een aanbieder die beschikt over AMM kunnen extra verplichtingen worden opgelegd. Er hoeft niet gewacht te worden tot een partij ook daadwerkelijk macht heeft of misbruikt. Een prak- tisch aspect van het AMM-instrument is dat de relevante markten van tevoren gedefini- eerd zijn (zoals deze ook in de Tw zijn opgenomen). Toezicht op economische machts- positie, waarbij wordt gekeken of een partij misbruik maakt van haar machtspositie, is een vorm van ex post toezicht.
In de Tw wordt aangegeven dat een aanbieder geacht wordt over AMM te beschikken indien deze aanbieder een marktaandeel heeft van meer dan 25% in een in de Richt- snoeren omschreven telecommunicatiemarkt. Een aanbieder met een marktaandeel van meer dan 25% wordt dus in beginsel aangewezen als aanbieder met aanmerkelijke marktmacht. Van deze hoofdregel kan worden afgeweken indien aannemelijk kan wor- den gemaakt dat de aanbieder (met 25% of meer) op basis van een aantal criteria geen marktmacht heeft. Een aanbieder met een marktaandeel van minder dan 25% kan aangewezen worden indien op basis van de uitzonderingscriteria blijkt dat deze aanbie- der toch aanmerkelijke marktmacht heeft. De criteria die een rol spelen bij het afwijken van het 25%-criterium, zijn:

- het vermogen van marktpartijen om de marktvoorwaarden te beïnvloeden;
- de omzet in verhouding tot de markt;
- toegang tot de eindgebruikers;
- toegang tot financiële middelen;
- ervaring van de aanbieder.

Deze criteria zijn in de Richtsnoeren verder uitgewerkt.

3.4 De marktafbakening
Zoals hierboven reeds aangegeven, wordt bij het AMM-instrument gebruikgemaakt van reeds vooraf afgebakende markten. In artikel 6.4 eerste en tweede lid Tw wordt in be- ginsel onderscheid gemaakt in een viertal productmarkten, namelijk:
- de markt met betrekking tot de vaste openbare telefoonnetwerken of de vaste openbare telefoondiensten;

- de markt met betrekking tot de mobiele openbare telefoonnetwerken of de mobie- le openbare telefoondiensten;

- de markt voor huurlijnen;

- de nationale markt met betrekking tot vaste en mobiele telefoondiensten tezamen.
Afhankelijk van de ontwikkelingen op de verschillende productmarkten kan het college een nadere afbakening introduceren. In het bijzonder kan een onderscheid worden ge- maakt tussen enerzijds de productmarkt voor openbare telefoonnetwerken en ander- zijds de productmarkt voor openbare telefoondiensten. Deze verdere opdeling geldt voor de markt voor vaste telefonie en voor de mobieletelefoonmarkt. Uit artikel 7.2 van
de Tw en de Huurlijnenrichtlijn volgt dat binnen de huurlijnenmarkt op basis van het type/de typen huurlijnen die in een bepaald geografisch gebied worden aangeboden, moet worden beoordeeld of de huurlijnenmarkt nader kan worden afgebakend. In de huurlijnenmarkt wordt de markt in het kader van het onderhavige onderzoek verder opgesplitst naar capaciteit (2 Mb en PVC's) en naar nationale en inter- nationale huurlijnen.
Bij het vaststellen van de relevante geografische markt wordt uitgegaan van `het gebied waarbinnen de aanbieders binnen Nederland actief zijn' (Tw en de Richtsnoeren). Indien de marktomstandigheden daartoe aanleiding geven, kunnen aanbieders die regionaal actief zijn tot de nationale markt worden gerekend.

3.5 De huidige aanwijzingspraktijk
Met de inwerkingtreding van de Tw in 1998 zijn Koninklijke KPN N.V. en haar groeps- maatschappijen voor een periode van twee jaar, tot 15 december 2000, aangewezen als aanbieder van een vast openbaar telefoonnetwerk, een vaste openbare telefoon- dienst en huurlijnen in geheel Nederland. Deze aanwijzingen zijn gebaseerd op artikel 6.4 en 7.2 Tw.
Ten aanzien van de markt voor huurlijnen, heeft het college op basis van artikel 6.4 Tw, eerste lid en artikel 7.2 Tw, eerste en tweede lid, KPN en haar groepsmaatschappijen aangewezen als partij met een aanmerkelijke marktmacht op de markt voor huurlijnen in geheel Nederland. Ook hier geldt dat de aanwijzing voor onbepaalde duur is en dat het college jaarlijks ambtshalve zal bezien of de aanwijzing moet blijven gelden. Tegen de aanwijzing op basis van artikel 7.2 Tw heeft KPN bezwaar aangetekend. De presi- dent van de Rechtbank in Rotterdam heeft de aanwijzing gedeeltelijk geschorst. Dit betreft in het bijzonder de huurlijnenaanwijzing voorzover het gaat over de deelmarkt van huurlijnen met een capaciteit van groter dan 2 Mb per seconde. OPTA heeft op 26 maart 2001 de aanwijzing van KPN als marktpartij met aanmerkelijke marktmacht voor de markt van huurlijnen met een capaciteit groter dan 2 Mb per seconde ingetrokken.




4 Algemene beschrijving markt

4.1 Product en productmarkten
In artikel 1.1, onder i, van de Tw wordt het begrip huurlijn gedefinieerd als: `Aan het publiek ter beschikking stellen van transparante transmissiecapaciteit tussen twee net- werkaansluitpunten van een telecommunicatienetwerk, zonder routeringsfuncties waarover gebruikers kunnen beschikken als onderdeel van de geleverde huurlijn.' Met andere woorden: een huurlijn is een verbinding die altijd aanwezig is tussen twee vaste aansluitpunten.

Huurlijnen kunnen een vaste capaciteit of een variabele capaciteit hebben. In het laatste geval wordt gesproken van Permanent Virtual Circuit (PVC). De capaciteit van de PVC die de gebruiker ervan op een bepaald moment in de tijd daadwerkelijk gebruikt, is afhankelijk van:

- de hoeveelheid capaciteit die de gebruiker op dat moment nodig heeft (de hoe- veelheid datapakketten die hij wil versturen), en
- de hoeveelheid capaciteit die het netwerk waar de PVC doorheen loopt kan leve- ren.

In beginsel kan de PVC iedere denkbare variabele capaciteit hebben, dus bijvoorbeeld van 3 kbit/s t/m 64 kbit/s of van 1 Mbit/s tot 10 Mbit/s. Voorbeelden van technieken (technische standaarden) waarmee PVC worden gerealiseerd zijn: X.25, frame relay en ATM1.

Huurlijnen kunnen ook worden onderscheiden in nationale en internationale huurlijnen. Bij nationale huurlijnen liggen beide aansluitpunten in Nederland. Bij internationale huurlijnen ligt één van de aansluitpunten in Nederland en het andere aansluitpunt bui- ten Nederland.

Voor de marktanalyse ten behoeve van een aanwijzing van een partij met aanmerkelijke macht op de markt wordt uitgegaan van de volgende (gebruikelijke) indeling naar capa- citeit:

-
- 2 Mb;

- >2 Mb;

- PVC's.

4.2 Aanbieders
Bij OPTA staan circa 80 bedrijven geregistreerd als aanbieder van huurlijnen. Circa 25 van deze bedrijven hebben aangegeven dat zij daadwerkelijk actief zijn als aanbieder van huurlijnen. KPN heeft al een lange historie in het aanbieden van huurlijnen. De meeste andere partijen zijn de laatste paar jaren actief geworden als aanbieder van huurlijnen. Enkele van de geregistreerde bedrijven die nog geen huurlijnen aanbieden, hebben wel plannen om dit binnen enkele jaren te doen. Enkele geregistreerde bedrij-


1 Een PVC is iets anders dan een Virtual Private Network (VPN). VPN is een veel ruimer begrip.


ven die niet actief zijn in het aanbieden van huurlijnen, staan geregistreerd omdat dat beleid van het moederbedrijf is of omdat een registratie mogelijk in de toekomst nodig is.

Over het algemeen beschikken de aanbieders van huurlijnen over eigen huurlijnen. Daarnaast komt het voor dat aanbieders met eigen huurlijnen, toch een deel van de huurlijnen bij een andere aanbieder inkopen. Zij beschikken bijvoorbeeld over huurlijnen met een hoge capaciteit en kopen eventueel benodigde huurlijnen met een lage capaci- teit in bij KPN of huren het stuk tussen de point of presence en de locatie van de eind- gebruiker.

Er kan onderscheid worden gemaakt tussen landelijke en regionale aanbieders. Bij regi- onale aanbieders gaat het vooral om bedrijven die alleen in enkele grote steden huurlij- nen aanbieden of om kabelbedrijven die alleen in de eigen regio actief zijn.

Bij huurlijnen gaat het veelal om het versturen van grote hoeveelheden data. Bedrijven die deze grote hoeveelheden versturen, zijn veelal gevestigd in de grote steden. Daarom richten de aanbieders van huurlijnen zich ook op deze steden. Ze hebben veelal eigen ringen in de grote steden en verbinden deze ringen onderling. Het gevolg is dat vooral in de grote steden huurlijnen worden aangeboden door verschillende aanbieders. Het aanbod in kleinere steden of dorpen is veel beperkter. Een eindgebruiker die in zo'n kleine stad of zo'n klein dorp gevestigd is, zal nagenoeg niet kunnen kiezen uit verschil- lende aanbieders en zal waarschijnlijk te maken krijgen met hoge aansluitkosten.


4.3 Geografische markten
Zoals hiervoor is aangegeven, bieden niet alle aanbieders huurlijnen in het gehele land aan. Kabelbedrijven zijn alleen actief in de eigen kabelregio. Partijen die de laatste jaren tot de markt zijn toegetreden, zijn over het algemeen gestart in de grotere steden, met name Amsterdam en Rotterdam. Over het algemeen is de concurrentie op de huurlij- nenmarkt (met name de grotere capaciteiten) in de grotere steden dan ook sterker dan elders. Om hier meer zicht op te krijgen, is aan de marktpartijen gevraagd aan te geven hoeveel omzet wordt gerealiseerd in steden met meer dan 100.000 inwoners. De mees- te partijen konden deze uitsplitsing echter niet geven, zodat over deze geografische marktafbakening in dit onderzoek geen uitspraken gedaan kunnen worden.

5 Marktaandelen




In dit hoofdstuk gaan we in op de marktaandelen van de verschillende aanbieders in de markt(en) voor huurlijnen. In de Tw is namelijk bepaald dat een aanbieder met een marktaandeel van meer dan 25% in beginsel dient te worden aangewezen als aanbie- der met aanmerkelijke macht op de desbetreffende markt. Marktaandeel is een goede indicator voor marktmacht1. Een groot marktaandeel zou een indicatie zijn van mogelijke marktmacht. Daarnaast kan marktmacht ook leiden tot een groot marktaandeel. In de Tw wordt uitgegaan van een marktaandeel van meer dan 25%. Hierbij speelt mee dat het onwaarschijnlijk is dat marktpartijen met een rela- tief klein marktaandeel marktmacht hebben. In dit hoofdstuk zal eerst de economische argumentatie van marktaandeel als indicator voor AMM worden besproken. Daarna zal worden ingegaan op het onderscheid tussen marktaandelen op basis van waarde (omzet) en volume (aantal huurlijnen)2. Vervolgens zullen de marktaandeelindicatoren empirisch worden ingevuld. Dit gebeurt aan de hand van de door de marktpartijen verstrekte gegevens. Het hoofdstuk zal worden afgesloten met een korte beoordeling van de marktaandelen.


5.1 Marktaandelen als indicator voor AMM De relatie tussen marktaandelen en marktmacht is tweeledig. Allereerst kan een groot marktaandeel leiden tot marktmacht. Partijen met een groot, uitgebreid netwerk zitten veelal dichter bij mogelijke afnemers en hoeven dan minder kosten te maken voor extra aansluitingen. Het grote marktaandeel leidt op deze manier dus tot een kostenvoordeel dat gebruikt kan worden in de concurrentiestrijd. Daarnaast speelt een reputatie-effect mee. Een marktpartij met een groot marktaandeel zal een grotere bekendheid hebben onder de (potentiële) afnemers. Hierdoor zullen afnemers zich eerder bij de grootste aanbieder aansluiten. Dit effect wordt sterker indien de aangeboden producten/diensten weinig transparant zijn. De naam van de aanbieder zal in zo'n geval bij de keuze een belangrijkere rol gaan spelen dan de kenmerken/kwaliteit van de aangeboden diensten. De grootte kan daarbij als indicatie worden gebruikt voor reputatie (er zijn al veel af- nemers voorgegaan, dus het moet wel goed zijn). Marktmacht kan ook leiden tot een groot marktaandeel. Indien een bepaalde marktpar- tij bepaalde zaken heeft die andere bedrijven niet kunnen bieden (lage prijs, goede kwaliteit, betere dekking, etc.) zullen de afnemers bij een gelijke prijs voor deze aanbie- der kiezen (ze krijgen meer voor dezelfde prijs). Een aanbieder met aanmerkelijke marktmacht kan dus deze positie gebruiken om veel klanten aan te trekken. Dit zal dus leiden tot een groot marktaandeel.
Bij de beoordeling van de machtspositie van een marktpartij moet ook gekeken worden naar de ontwikkeling van de marktaandelen in de loop van de tijd. Een machtspositie komt vooral naar voren als een aanbieder een relatief groot en stabiel marktaandeel


1 Zie bijvoorbeeld Hay en Vickers (1987), The economics of market power, Basil Blackwell, Oxford, UK en Verboven (2001) Het gebruik van simulatieanalyse in het Europese fusiebeleid, Markt & Mede- dinging.


2 Conform de Richtsnoeren wordt uitgegaan van omzet. Het aantal huurlijnen kan gebruikt worden als aanvullende informatie.

heeft. Een afname van het marktaandeel kan aangeven dat de markt concurrerender wordt, maar wil nog niet zeggen dat de marktpartij geen marktmacht meer heeft.


5.2 Indicatoren voor marktaandeel
Marktaandelen kunnen op verschillende manieren gemeten worden. Hierbij kan ge- dacht worden aan marktaandelen gemeten op basis van omzet, aantal huurlijnen en de toegevoegde waarde. Iedere maatstaf heeft zijn eigen voor- en nadelen. Bij de keuze zal rekening moeten worden gehouden met de relatie met marktmacht, de transparan- tie van de indicator en de beschikbaarheid van informatie. In de Richtsnoeren is aange- geven dat marktaandelen gemeten zullen worden op basis van omzetten. Hieronder zullen de indicatoren kort worden toegelicht.


5.2.1 Omzet
Omzet wordt in veel andere lidstaten van de Europese Unie gebruikt als toetsingscriteri- um, zowel in de telecomsector als in andere sectoren in het kader van het algemene mededingingsrecht. Bij omzet wordt gekeken naar de omzet die alle marktpartijen (huurlijnaanbieders en eventuele resellers van huurlijnen) behalen in de afgebakende markt. Algemeen wordt aangenomen dat indien een marktpartij een groot aandeel heeft in de totale omzet van de markt, dit een indicator is van marktmacht. Het voor- deel van omzet als indicator is dat die vrij eenduidig is te bepalen. Daarnaast bevat het criterium omzet zowel informatie over het volume (bijvoorbeeld hoeveelheid huurlijnen) als over de waarde van dit volume (de prijs waartegen de huurlijnen worden verkocht). Het nadeel is het ontstaan van mogelijke dubbeltellingen1.


5.2.2 Aantal huurlijnen
Het aantal huurlijnen (volume-indicator) speelt een belangrijke rol in een markt waar schaalvoordelen optreden. Een aanbieder met een relatief uitgebreid netwerk kan daar- door een (kosten)voordeel behalen ten opzichte van een aanbieder met een minder uitgebreid netwerk. Als een eindgebruiker een huurlijn nodig heeft, ligt het netwerk er al en is alleen nog een aansluiting nodig. Hierdoor kan makkelijker een huurlijn worden aangeboden tussen de meeste plaatsen. Zeker als de afnemers loyaal of inert zijn of hoge switchingkosten hebben, is het aantal huurlijnen een belangrijke indicator voor marktmacht. In een markt die gekenmerkt wordt door homogene producten (en daar- mee een vergelijkbare prijs) komen de indicatoren omzet en aantal huurlijnen in grote mate overeen. Beide indicatoren zijn nagenoeg inwisselbaar in een markt met homoge- ne producten. Bij heterogene producten (met verschillende prijs) hoeft dit niet het geval te zijn. Een aanbieder die relatief dure huurlijnen verkoopt zal een relatief groter marktaandeel hebben op basis van omzet dan op basis van aantal aansluitingen. De indicator omzet is in een heterogene markt superieur. De markt voor huurlijnen kan worden gekenmerkt als een heterogene markt.


5.2.3 Toegevoegde waarde
Bij de indicator toegevoegde waarde wordt gekeken naar de waarde die een marktpartij toevoegt. De toegevoegde waarde is in sterke mate gerelateerd aan de omzet. Bij de toegevoegde waarde wordt de totale omzet gecorrigeerd voor de ingekochte omzet.


1 Dit effect treedt op als de afgebakende markt meerdere schakels in het productiekolom omvat. In het onderhavige onderzoek betreft dit het aanbieden van wholesale en retail.
Een groot aandeel in de toegevoegde waarde in de markt geeft een grote mate van marktmacht aan (hoge verkoopprijs en lage inkoopkosten). Het voordeel van de indica- tor toegevoegde waarde is dat er geen dubbeltellingen optreden. Een belangrijk nadeel van de indicator toegevoegde waarde is echter dat de gegevens moeilijk te verkrijgen zijn en dat er interpretatieverschillen kunnen optreden.


5.2.4 Conclusie: omzet en marktmacht
Uit deze korte bespreking blijkt dat omzet een duidelijke relatie heeft met de markt- macht. Tevens is omzet een transparante indicator waarover relatief makkelijk informa- tie is te verkrijgen. In aansluiting op de Richtsnoeren zullen de marktaandelen op basis van omzetten in dit onderzoek dan ook de belangrijkste indicator zijn voor marktmacht. Dit laat echter onverlet dat de andere indicatoren aanvullende informatie kunnen ver- schaffen. Het is dan ook nuttig deze indicatoren eveneens in kaart te brengen. Om uit- spraken over de indicator toegevoegde waarde te kunnen doen is extra informatie no- dig, die in het onderhavige onderzoek niet is opgevraagd. Daarom zal in het onderzoek geen aandacht worden besteed aan de indicator toegevoegde waarde.


5.3 Het meten van omzet
Bij het gebruik van de indicator omzet is het van belang te letten op een aantal aspec- ten, zoals de mogelijkheid van dubbeltellingen. Daarnaast moet worden gekeken wat moet worden meegenomen in de omzet en hoe omzet aan een bepaalde periode wordt toegerekend. De omzetten zijn berekend exclusief BTW.


5.3.1 Dubbeltelling
Doordat de markten breed zijn geformuleerd en meerdere schakels uit de productieko- lom omvatten (zowel wholesale als retail1) ontstaan er dubbeltellingen. Dit houdt in dat een deel van de omzet van een marktpartij ook meegenomen wordt in de omzet van een andere marktpartij. Uit de reacties van de marktpartijen blijkt dat enkele aanbieders een deel van de afgezette huurlijnen inkopen bij een andere aanbieder. Daarnaast geeft een partij aan dat zij niet rechtstreeks huurlijnen aan eindgebruikers aanbiedt, maar dat zij daarvoor gebruikmaakt van een andere aanbieder. Op basis van de reacties van marktpartijen lijkt het probleem van dubbeltellingen in de huurlijnenmarkt niet groot.


5.3.2 Interne leveringen
Een aantal marktpartijen levert (ook) huurlijnen aan de eigen onderneming of aan een dochteronderneming. Dit gebeurt vaak tegen interne verrekenprijzen of de kosten wor- den in het geheel niet doorberekend, waardoor het meten van deze omzetten nauwe- lijks mogelijk is. De interne leveringen blijven dan ook in de economische analyse buiten beschouwing. Daarnaast passen deze huurlijnen niet in de definitie van de Telecommu- nicatiewet, die uitgaat van huurlijnen die aan het publiek ter beschikking worden ge- steld (zie definitie van huurlijnen in artikel 1.1, onder i, van de Tw).


5.3.3 Toerekening van omzetten
Gebleken is dat de omzetten van transacties nogal eens worden toegerekend op het moment dat een transactie wordt afgesloten. Uit antwoorden van marktpartijen bleek


1 Hierbij kan gedacht worden aan aanbieders van huurlijnen die deze huurlijnen verhuren aan andere telecombedrijven (wholesale) die deze vervolgens verhuren aan een eindgebruiker (retail). Dit komt in beperkte mate voor.

dat transacties meestal voor een jaar worden afgesloten. In enkele gevallen was sprake van transacties die betrekking hebben op 20 jaar, maar geboekt worden in een bepaal- de maand. Het boeken van omzetten op het moment van een transactie leidt ertoe dat de omzetontwikkelingen per maand een grillig verloop te zien geven.


5.4 Uitkomsten marktonderzoek



5.4.1 Ontvangen en gebruikte gegevens
In paragraaf 2.2 is aangegeven welke 19 partijen gegevens hebben opgeleverd die in het onderzoek gebruikt kunnen worden. Niet al deze partijen hebben echter alle beno- digde gegevens verstrekt, en bij enkele partijen is sprake van gegevens die het beeld sterk vertekenen. Derhalve zijn bij enkele partijen gegevens ingeschat of hebben correc- ties plaatsgevonden.

De genoemde schattingen en correcties leiden ertoe dat de berekende cijfers (marktom- vang, marktaandelen, e.d.) schattingen zijn en dat in sommige gevallen sprake kan zijn van een onder- of overschatting. Deze correcties en schattingen hebben naar verwach- ting geen grote gevolgen voor de schattingen van de marktaandelen op de totale markt. Bij de berekeningen van de marktaandelen op de deelmarkten kunnen de gevol- gen enigszins groter zijn. Als bijvoorbeeld de omzet van een marktpartij waarvan geen verdeling naar deelmarkten bekend is, volledig zou worden gerealiseerd in een kleine deelmarkt, kan het marktaandeel van die partij in die deelmarkt een rol van betekenis spelen.


5.4.2 Marktomvang
In tabel 1 is de geschatte marktomvang weergegeven in guldens en in aantallen huurlij- nen. De geschatte marktomvang in de tabel is een optelling van de cijfers die door de partijen die hebben gereageerd, is opgegeven. Aangezien niet alle marktpartijen heb- ben gereageerd, is hier sprake van enige onderschatting. Daarnaast hebben niet alle partijen een onderverdeling gegeven naar de verschillende marktsegmenten, waardoor de optelling van de verschillende marktsegmenten in de tabel lager is dan de totale markt.

Met behulp van de omzetten en de aantallen aansluitingen is ook een schatting ge- maakt van de gemiddelde omzet per huurlijn per maand. Vanwege het kleine aantal partijen dat gegevens over PVC's heeft gegeven, zijn deze berekeningen niet voor PVC's gemaakt.

De geschatte omzetten uit tabel 1 sluiten redelijk aan op de geschatte omzetten in het onderzoek van 2000 (NEI/Logica1). Het aantal huurlijnen blijkt echter sterk af te wijken. Dit komt doordat een grote marktpartij in het onderhavige onderzoek een aanzienlijk kleiner aantal huurlijnen heeft opgegeven per 1-7-2000 dan in het onderzoek van NEI/Logica.

De totale omzet van de respondenten in de markt voor huurlijnen bedroeg in 2000 tus- sen 1,0 en 1,5 miljard gulden. In het eerste kwartaal van 2001 werd een omzet tussen


1 NEI (2000), Aanwijzing partijen met aanmerkelijke marktmacht: Vaste openbare telefonie en huurlij- nen, NEI, Rotterdam.

0,25 en 0,5 miljard gulden behaald. Uit de cijfers over het aantal huurlijnen blijkt dat de markt sterk groeit, namelijk van de klasse 40.000-50.000 huurlijnen op 1-1-2000 naar de klasse 50.000-60.000 huurlijnen op 31-3-2001.

tabel 1 geschatte marktomvang per type huurlijn

2 Mb PVC's1 totale omzet3

Omzet (mld. gld.)


2000 0,25-0,5 0,25-0,5 0,25-0,5 0,1-0,25 1,0-1,5


1e kwartaal 2001 0,1-0,25 0,1-0,25 0,1-0,25 0-0,1 0,25-0,5





Aantal huurlijnen (x 1.000)

per 1-1-2000 25-30 10-15 0-2 0-2 40-50

per 31-12-2000 30-35 15-20 2-4 2-4 50-60

per 31-3-2001 30-35 15-20 2-4 4-6 50-60

Gemiddelde omzet per huurlijn
(x 1.000 guldens per maand)


2000 0-2 2-4 10-20 2-42


1e kwartaal 2001 0-2 2-4 10-20 2-42




1 Aangezien een marktpartij wel de aantallen PVC's, maar niet de omzet van PVC's heeft opgegeven, is de marktschatting van PVC's op basis van omzetten gebaseerd op de gegevens van een kleinere aantal marktpartijen dan de marktschatting op basis van aantallen huurlijnen.
2 Exclusief PVC's.

3 Aangezien niet alle partijen een verdeling hebben gegeven naar deelmarkten, is de totale omzet hoger dan de optelling van de deelmarkten. Bron: EIM op basis van vragenlijsten OPTA/EIM.

In tabel 2 is de marktomvang per type huurlijn verder uitgesplitst naar nationale en in- ternationale huurlijnen.

tabel 2 geschatte marktomvang per type huurlijn en nationaal (nat) / internationaal (int)

totale huurlijnen (excl. PVC's) PVC's1 omzet3

2 Mb (som huurlij- nen en

nat int nat int nat int nat int PVC's)

Omzet (mln. gld.)

2000 0,25-0,5 0-0,25 0,25-0,5 0-0,25 0,25-0,5 0-0,25 . . 1,0-1,5


1e kwartaal 2001 0,1-0,25 0-0,1 0,1-0,25 0-0,1 0-0,1 0-0,1 . . 0,25-0,5





Aantal huurlijnen
(x 1.000)

per 1-1-2000 25-30 1-2 10-15 0-1 1-2 0-1 . . 40-50

per 31-12-2000 30-35 1-2 15-20 0-1 1-2 0-1 . . 50-60

per 31-3-2001 30-35 1-2 15-20 0-1 2-3 0-1 . . 50-60

Omzet per huur-
lijn (x 1.000 gul-
dens per maand)


2000 0-2 4-6 2-4 10-15 10-15 40-50 2-42


1e kwartaal 2001 0-2 2-4 2-4 5-10 10-15 30-40 2-42




1. Vanwege het kleine aantal marktpartijen dat gegevens over PVC's heeft opgeleverd, zijn de cijfers van PVC's niet uitgesplitst naar nationale en internationale markt.
2. Exclusief PVC's.

3. Aangezien niet alle partijen een verdeling hebben gegeven naar deelmarkten, is de totale omzet hoger dan de optelling van de deelmarkten. Bron: EIM op basis van vragenlijsten OPTA/EIM.


5.4.3 Marktaandelen op basis van omzetten Marktaandelen in 2000 en in het eerste kwartaal van 2001 Op basis van de gegevens van marktpartijen is een schatting gemaakt van de marktaandelen per deelmarkt. Deze marktaandelen per deelmarkt zijn weergegeven in tabel 3 voor 2000 en in tabel 4 voor het 1e kwartaal van 2001. In verband met de vertrouwelijkheid van de gegevens is de volgende indeling in klassen gehanteerd: 75-85%, 85-95% en 95% (deze klassenindeling wordt ook elders in het rapport ge- hanteerd).

KPN had zowel in 2000 als in het 1e kwartaal van 2001 een marktaandeel tussen 55 en
65%. Uit de cijfers blijkt dat KPN voor huurlijnen van 2000 als in het 1e kwartaal van 2001 een marktaandeel tussen 85 en 95%. Het
marktaandeel van KPN in de markt voor 2 Mb lag in 2000 in de klasse 55-65% en in het 1e kwartaal van 2001 in de klasse 65-75%. De tweede partij in de markt voor huur- lijnen van 2 Mb hebben zowel KPN als BT Ignite in 2000 een marktaandeel in de klasse 15-25%. Bij KPN ligt het marktaandeel in deze markt in het 1e kwartaal van
2001 nog steeds in deze klasse. Het marktaandeel van BT Ignite ligt in het 1e kwartaal van 2001 in de klasse 25-35%.
Over de markt voor PVC's zijn moeilijk uitspraken te doen. Er zijn slechts van een klein aantal aanbieders gegevens bekend.

tabel 3 marktaandelen op basis van omzetten in 2000 per type huurlijn

2 Mb PVC's*1 totale markt

KPN 85-95 55-65 15-25 . 55-65

BT Ignite Nederland 5-15 15-25 . 5-15

aantal andere partijen met aandeel van:


5-15% 2 5 . 1

>0-5% 8 14 8 . 16


* Vanwege het kleine aantal marktpartijen dat gegevens over PVC's heeft opgeleverd, zijn de marktaandelen in de markt van PVC's niet vermeld. Bron: EIM op basis van vragenlijsten OPTA/EIM.

tabel 4 marktaandelen op basis van omzetten in het eerste kwartaal van
2001 per type huurlijn

2 Mb PVC's* totale markt

KPN 85-95 65-75 15-25 . 55-65

BT Ignite Nederland aantal andere partijen met aandeel van:


5-15% 2 4 . 1

>0-5% 8 14 9 . 16


* Vanwege het kleine aantal marktpartijen dat gegevens over PVC's heeft opgeleverd, zijn de marktaandelen in de markt van PVC's niet vermeld. Bron: EIM op basis van vragenlijsten OPTA/EIM.

In tabel 5 en tabel 6 zijn de marktaandelen per deelmarkt uitgesplitst naar nationale en internationale huurlijnen. Bij nationale huurlijnen van >2 Mb is BT Ignite naast KPN een belangrijke partij. Bij de internationale huurlijnen van >2 Mb spelen BT Ignite en GTS Network een belangrijke rol.

tabel 5 marktaandelen op basis van omzetten in 2000 per type huurlijn en nationaal (nat) / internationaal (int)

totale huurlijnen (excl. PVC's) markt

2 Mb (som huur- lijnen en PVC's) nat int nat int nat int

KPN >95 75-85 55-65 65-75 25-35 15-25 55-65

BT Ignite Nederland GTS Network 5-15 15-25 aantal andere partijen met
aandeel van:


15-25% 1 1


5-15% 3 1 4 1 1

>0-5% 8 1 12 3 7 1 15

Bron: EIM op basis van vragenlijsten OPTA/EIM.

tabel 6 marktaandelen op basis van omzetten in het eerste kwartaal van
2001 per type huurlijn en nationaal (nat) / internationaal (int)

totale huurlijnen (excl. PVC's) markt

2 Mb (som huur- lijnen en PVC's) nat int nat int nat int

KPN >95 75-85 65-75 65-75 15-25 15-25 55-65

BT Ignite Nederland GTS Network 5-15 25-35 aantal andere partijen met
aandeel van:


15-25% 1 1 1


5-15% 2 3 4 1 1

>0-5% 8 1 13 1 7 1 15

Bron: EIM op basis van vragenlijsten OPTA/EIM.

Ontwikkeling van marktaandelen per maand In de vragenlijsten die naar de marktpartijen zijn gestuurd is gevraagd de omzet per maand op te geven, van januari 2000 tot en met maart 2001. De meeste partijen heb- ben deze informatie daadwerkelijk opgeleverd. Enkele partijen hebben kwartaalcijfers of halfjaarcijfers opgegeven. Deze cijfers zijn steeds evenredig verdeeld over de maan- den.

De ontwikkelingen van de marktaandelen per maand in de verschillende deelmarkten vertonen een grillig verloop. Dit lijkt vooral te maken te hebben met de wijze van toere- kening van omzetten aan een bepaalde maand terwijl die omzetten op een langere periode betrekking hebben (zie ook paragraaf 5.3.3). Dit leidt ook tot een grillig verloop van de marktomvang per maand. Om dit te illustreren, is in figuur 1 het verloop van de marktomvang van de totale markt en de verschillende deelmarkten (behalve PVC's) weergegeven. In figuur 1 komt wel duidelijk tot uiting dat er sprake is van een groei- markt, vooral de markt voor huurlijnen van >2 Mb (zie ook tabel 16 in paragraaf 6.2.3).

figuur 1 verloop van de marktomvang van de totale markt en de verschil- lende deelmarkten (behalve PVC's) (januari 2000 = 100)


170





160





150





140
totale markt
130 2 Mb > 2 Mb
120





110





100





90


april mei juni juli januari maart maart februari januari augustus oktober februari september november december
2000 2001





Bron: EIM op basis van vragenlijsten OPTA/EIM.

Als wordt gekeken naar de totale omzet van huurlijnen, dan blijkt dat het verloop van de marktaandelen van KPN in 2000 een langzame daling te zien geeft.

Naar deelmarkten
In de markt van huurlijnen van 2 Mb is geen sprake van een duidelijke daling of stijging van het marktaandeel van KPN. Het marktaandeel van BT Ignite in deze markt schommelt in de genoemde periode vrij sterk. Het verschil in marktaandeel tussen KPN en BT Ignite is in sommige maanden erg klein. In de perio- de januari 2000 tot en met maart 2001 heeft in diverse maanden KPN het grootste marktaandeel en in andere maanden BT Ignite. KPN had in de genoemde periode vaker het grootste marktaandeel dan BT Ignite. Over PVC's zijn te weinig gegevens bekend om uitspraken over de ontwikkelingen te doen.
Naar nationale en internationale markten In de markt voor nationale huurlijnen van
Ook in de markt voor internationale huurlijnen van Ook in de markt voor nationale huurlijnen van 2 Mb blijft KPN de grootste speler. Het marktaandeel schommelt licht, waarbij geen sprake is van een duidelijk dalende of stij- gende trend. Ook bij andere marktpartijen dan KPN is geen sprake van een duidelijk dalende of stijgende trend.

In de markt voor internationale huurlijnen van 2 Mb schommelt het marktaandeel van KPN relatief sterk. In het eerste halfjaar van 2000 was sprake van een daling van het marktaandeel, maar daarna nam het marktaandeel van KPN juist weer toe. Ook bij de kleinere partijen op deze markt waren de schommelingen in het marktaandeel relatief groot, zonder dat sprake was van een duidelijk dalende of toenemende trend.

In de markt voor huurlijnen van >2Mb lijkt sprake te zijn van meer concurrentie dan in zde markten voor huurlijnen 2 Mb zijn KPN en BT Ignite de grootste spelers. De schommelingen in de marktaande- len in deze markt zijn groot.

In de markt voor internationale huurlijnen van >2 Mb schommelt het marktaandeel van KPN relatief sterk. Daarbij is niet duidelijk sprake van een dalende of stijgende trend. Ook de marktaandelen van GTS Network en BT Ignite schommelen sterk.


5.4.4 Marktaandelen op basis van aantal huurlijnen Wanneer wordt gekeken naar de aantallen huurlijnen, blijken de uitkomsten in verschil- lende markten anders te zijn dan wanneer wordt gekeken naar de omzetten. De marktaandelen op basis van aantallen huurlijnen per 1-1-2000 en per 31-3-2001 zijn respectievelijk weergegeven in tabel 7 en tabel 8. In de markten voor huurlijnen van In de markt van huurlijnen van >2 Mb blijkt dat KPN op basis van aantallen huurlijnen absoluut het grootste marktaandeel heeft, terwijl het marktaandeel van KPN op basis van omzetten per 31-3-2001 kleiner is dan dat van BT Ignite. Bij PVC's blijkt het lastig te zijn omdat niet alle partijen de aantallen PVC's hebben op- gegeven.

tabel 7 marktaandelen op basis van aantallen huurlijnen per 1-1-2000 per type huurlijn

2 Mb PVC's* totale markt

KPN >95 55-65 45-55 . 75-85

BT Ignite Nederland 15-25 5-15 . 5-15

aantal andere partijen met aandeel van:


5-15% 1 3 .

>0-5% 7 15 10 . 16


* Vanwege het kleine aantal marktpartijen dat gegevens over PVC's heeft opgeleverd, zijn de marktaandelen in de markt van PVC's niet vermeld. Bron: EIM op basis van vragenlijsten OPTA/EIM.

tabel 8 marktaandelen op basis van aantallen huurlijnen per 31-3-2001 per type huurlijn

2 Mb PVC's* totale markt

KPN >95 45-55 35-45 . 65-75

BT Ignite Nederland 15-25 5-15 . 5-15

aantal andere partijen met aandeel van:


5-15% 1 4 .

>0-5% 8 15 9 . 16


* Vanwege het kleine aantal marktpartijen dat gegevens over PVC's heeft opgeleverd, zijn de marktaandelen in de markt van PVC's niet vermeld. Bron: EIM op basis van vragenlijsten OPTA/EIM.

In tabel 9 en tabel 10 zijn de marktaandelen op basis van aantallen huurlijnen uitge- splitst naar nationale en internationale huurlijnen. Bij deze cijfers blijkt dan dat op de markt van internationale huurlijnen van 2 Mb en van >2 Mb GTS Network per 31-3-
2001 het grootste marktaandeel heeft. Bij nationale huurlijnen van >2 Mb blijkt KPN duidelijk het grootste marktaandeel te hebben.


27



tabel 9 marktaandelen op basis van aantallen huurlijnen in per 1-1-2000 per type huurlijn en nationaal (nat) / internationaal (int)

totale huurlijnen (excl. PVC's) markt

2 Mb (som huur- lijnen en PVC's) nat int nat int nat int

KPN >95 85-95 55-65 45-55 55-65 5-15 75-85

BT Ignite Nederland 15-25 15-25 5-15 GTS Network 15-25 45-55 KPN Qwest aantal andere partijen met
aandeel van:


5-15% 1 1 3 1

>0-5% 8 13 2 8 1 14

Bron: EIM op basis van vragenlijsten OPTA/EIM.

tabel 10 marktaandelen op basis van aantallen huurlijnen per 31-3-2001 per type huurlijn en nationaal (nat) / internationaal (int)

totale huurlijnen (excl. PVC's) markt

2 Mb (som huur- lijnen en PVC's) nat int nat int nat int

KPN >95 75-85 45-55 15-25 35-45 BT Ignite Nederland 15-25 15-25 5-15 GTS Network 35-45 75-85 KPN Qwest aantal andere partijen met
aandeel van:


15-25% 1


5-15% 1 1 3 1

>0-5% 8 1 13 2 7 1 14

Bron: EIM op basis van vragenlijsten OPTA/EIM.


5.5 Conclusie marktaandelen
De marktaandelen op basis van de omzetten brengen in beeld welke marktpartijen in de verschillende markten aangewezen zouden kunnen worden als marktpartij met
AMM. In tabel 11 is aangegeven welke marktpartijen per markt de grootste marktaan- delen hebben.

tabel 11 partijen met de grootste marktaandelen per markt en marktaandeel op basis van omzet*

markt marktpartij marktaandeel 2000 marktaandeel 1e kwartaal 2001

totaal KPN 55-65 55-65


2Mb KPN 55-65 65-75

>2Mb BT Ignite 15-25 25-35

KPN 15-25 15-25


* Aangezien slechts enkele partijen gegevens over PVC's hebben opgeleverd, is het moeilijk te bepa- len wie in deze markt mogelijk aangewezen zou kunnen worden. Bron: EIM op basis van vragenlijsten OPTA/EIM.

6 Uitzonderingscriteria: Vermogen de markt- voorwaarden te beïnvloeden


6.1 Inleiding
Bij de beoordeling of een marktpartij marktmacht heeft, wordt in de Tw het marktaan- deel (>25%) als hoofdregel genomen. Het college kan afwijken van deze hoofdregel indien daartoe aanleiding is. Het college zal daartoe beoordelen of de marktpartij het vermogen heeft om de marktvoorwaarden te beïnvloeden, de (groeps)omzet in verhou- ding tot de omzet van de markt, de beheersing van de middelen van toegang tot de eindgebruikers, de toegang tot financiële middelen en de ervaring met het verstrekken van producten en diensten op de markt. Deze uitzonderingscriteria worden verder uit- gewerkt in de Richtsnoeren. In dit hoofdstuk wordt het criterium `Het vermogen om de marktvoorwaarden te beïnvloeden' verder uitgewerkt. De overige vier criteria komen in het volgende hoofdstuk aan bod. Bij de gehanteerde criteria en de invulling daarvan zijn het consultatiedocument en de Richtsnoeren uitgangspunt geweest.


6.2 Vermogen de marktvoorwaarden te beïnvloeden Relatie met AMM
Indien een marktpartij AMM bezit, zou deze marktpartij in staat zijn om de marktvoor- waarden te beïnvloeden. De mogelijkheid de marktvoorwaarden te beïnvloeden wordt in het `Consultatiedocument' als volgt omschreven: de mate waarin een aanbieder zijn prijzen, zijn kwaliteits- of serviceniveau of ande- re voorwaarden gedurende een langere periode kan wijzigen ten nadele van de eindgebruiker dan wel de mate waarin de aanbieder onafhankelijk van andere aanbieders (gedurende langere tijd) de voorwaarden kan beïnvloeden waartegen andere aanbieders hun diensten leveren.

In de Richtsnoeren `Aanwijzing aanmerkelijke Macht op de Markt' wordt het begrip `het vermogen om marktvoorwaarden te beïnvloeden' niet meer als zodanig omschreven. Er wordt wel een aantal criteria genoemd die van belang zijn bij de beoordeling van het vermogen om de marktvoorwaarden te beïnvloeden. Het betreft de volgende criteria:
- het aantal concurrenten;

- de mate van concentratie in de markt;
- de ontwikkeling in het aantal en de omvang van concurrenten;
- de toe- en uittredingsdrempels in de markt;
- de drempels voor eindgebruikers om over te stappen naar een andere aanbieder;
- de mate van verticale integratie en
- de prijsvorming in de markt.

In de volgende paragrafen wordt de relatie tussen AMM en deze criteria verder uitge- werkt. Tevens worden de bevindingen gepresenteerd van het empirische onderzoek.


6.2.1 Aantal concurrenten
Relatie met AMM
Het aantal concurrenten in een markt geeft een eerste indicatie voor de mate van con- currentie. Over het algemeen wordt gesteld dat hoe meer partijen actief zijn in de markt (en vergelijkbaar in omvang), hoe minder waarschijnlijk het wordt dat een indivi-
dueel bedrijf de marktvoorwaarden kan beïnvloeden. Indien er slechts één marktpartij actief is, kan deze monopolist de marktvoorwaarden zelfstandig bepalen en heeft hij dus marktmacht. De afnemers hebben geen alternatief en de monopolist kan een mo- nopolieprijs vragen1. In een situatie met enkele grote aanbieders (oligopolie) kan er ook snel sprake zijn van marktmacht. Marktpartijen kunnen hun gedrag op elkaar afstem- men, waardoor er geen efficiënte prijszetting plaatsvindt (gezien vanuit de afnemer).

Uitkomsten marktonderzoek
In tabel 12 is een overzicht gegeven van het aantal marktpartijen dat op de verschillen- de markten actief is. De markten voor huurlijnen van 2 Mb en >2 Mb hebben het groot- ste aantal aanbieders. In de markten voor PVC's is het aantal aanbieders het kleinst.

tabel 12 aantal marktpartijen per markt*

markt totaal aantal aanbieders


2Mb 20

>2Mb 17

PVC 7

totale markt 21


* Van 21 partijen is bekend welke huurlijnen zij aanbieden. Dat is hoger dan het aantal partijen waar- over omzetgegevens bekend zijn. Daarom verschilt het aantal partijen in deze tabel van de aantallen in de tabellen in het voorgaande hoofdstuk. Bron: EIM op basis van vragenlijsten OPTA/EIM.

In tabel 13 is onderscheid gemaakt naar nationale en internationale markten. In de na- tionale markten voor 2 Mb zijn redelijke aantallen aanbieders actief. Het aantal spelers op de internationale markten voor huurlijnen is aanzienlijk lager.


1 Een dreiging van potentiële toetreders kan het gedrag van een monopolist beperken. In een situatie van perfect contesteerbare markten kan de monopolist gedwongen worden een prijs te hanteren die ook in een situatie van volledig vrije mededinging zou ontstaan. Het is daarom van belang ook te kijken naar toetredingsbarrières.

tabel 13 aantal marktpartijen per markt en nationaal versus internationaal*

markt totaal aantal aanbieders

nationaal internationaal nationaal 2Mb 19

internationaal 2Mb 8

nationaal >2Mb 16

internationaal >2Mb 8

nationaal PVC 7

internationaal PVC 3

totale markt 21


* Van 21 partijen is bekend welke huurlijnen zij aanbieden. Dat is hoger dan het aantal partijen waar- over omzetgegevens bekend zijn. Daarom verschilt het aantal partijen in deze tabel van de aantallen in de tabellen in het voorgaande hoofdstuk. Bron: EIM op basis van vragenlijsten OPTA/EIM.

Conclusie
Op de meeste markten zijn meerdere aanbieders van huurlijnen actief. Bij internationale huurlijnen is het aantal beperkter. Bij de nationale huurlijnen zijn grotere aantallen aan- bieders actief, met name in de markten van nationale huurlijnen van 2 Mb en >2 Mb.


6.2.2 Mate van concentratie in de markt


Relatie met AMM
De mate van concentratie in de markt is gerelateerd aan het aantal partijen dat actief is op de markt. Daarnaast zegt de concentratie ook iets over de grootte van de marktpar- tijen. Een markt met veel kleine aanbieders is ongeconcentreerd. Een marktpartij heeft geen mogelijkheid om de marktvoorwaarden te beïnvloeden in zo'n markt. Ook even- tuele onderlinge afspraken zijn moeilijk te realiseren (te veel partijen om echt effectief afspraken te kunnen maken). Hierdoor is er weinig dreiging van collusie. Een markt is geconcentreerd indien er één of enkele grote marktpartijen actief zijn. In zo'n markt bestaat het gevaar dat één of meer marktpartijen de marktvoorwaarden kunnen beïn- vloeden. Doordat er slechts een beperkt aantal belangrijke spelers actief is, zijn de grote marktpartijen in staat elkaar goed in de gaten houden. Het is ook van belang dit te doen omdat een actie van de ene grote marktpartij merkbare invloed heeft op de posi- tie van een andere grote marktpartij. In een geconcentreerde markt is het ook eenvou- diger onderlinge (geheime of impliciete) afspraken te maken of het gedrag onderling af te stemmen (de zogenaamde onderling afgestemde gedragingen) waardoor de concur- rentie wordt beperkt. In een geconcentreerde markt zal er dus eerder sprake van zijn dat een of meer marktpartijen in staat zijn om de marktvoorwaarden te beïnvloeden. De mate van concentratie wordt veelal gemeten door naar de marktaandelen te kijken. Hierbij wordt vaak de Herfindahl-Hirschmann-Index (HHI) gebruikt. De HHI is de som van de gekwadrateerde omzetmarktaandelen van alle op de markt aanwezige bedrijven. Bij een waarde van 10.000 is er sprake van een strikte monopolie (1002) en 0 is de (technisch onmogelijke) waarde voor perfecte concurrentie. In het algemeen wordt er- van uitgegaan dat bij een HHI van minder dan 1.000 er sprake is van een ongeconcen-


treerde markt, tussen 1.000 en 1.800 een matig geconcentreerde markt en boven de
1.800 is er sprake van een geconcentreerde markt1.

Uitkomsten marktonderzoek
In tabel 14 is de Herfindahl-Hirschmann-Index per markt weergegeven voor 2000 en voor het eerste kwartaal van 2001. Uit de cijfers blijkt dat de meeste markten gekarak- teriseerd kunnen worden als geconcentreerde markten. Met name de markt voor huur- lijnen van 2 Mb. In de markten van huur- lijnen van 2 Mb lijkt de concentratie te zijn toegenomen. Deze ont- wikkelingen moeten echter met enige voorzichtigheid worden gebruikt. De omzetten van de marktpartijen laten namelijk een sterk fluctuerend beeld zien. Voor de vergelij- king wordt hier een korte periode van drie maanden in 2001 gebruikt. Door het grillige beeld van de omzetten kunnen de cijfers over heel 2001 een ander beeld geven, waar- uit vervolgens kan blijken dat geen sprake is van een toename van de concentratie.

tabel 14 Herfindahl-Hirschmann-Index per markt

markt HHI 2000 HHI 1e kwartaal 2001


2Mb 4.107 4.502

>2Mb 1.448 1.529

PVC's 5.253 5.156

totale markt 3.954 4.085

Bron: EIM op basis van vragenlijsten OPTA/EIM.

In tabel 15 is tevens onderscheid gemaakt naar nationale en internationale markten. Daaruit blijkt dat met name de nationale markt voor huurlijnen van 2 Mb. Opvallend is dat de concentratie in de totale markt voor huurlijnen van >2 Mb lager is dan zowel de concentratie in de nationale markt als die in de internationale markt voor huurlijnen van >2 Mb. Dit komt doordat in de inter- nationale markt een vrij grote marktpartij actief is die niet in de nationale markt actief is, namelijk GTS Network met een marktaandeel in de klasse 25-35% in de markt voor internationale huurlijnen van >2 Mb.


1 Office of Fair Trading (1999), Quantitative techniques in competition analysis, Research paper 17.
tabel 15 Herfindahl-Hirschmann-Index per markt

markt HHI 2000 HHI 1e kwartaal 2001

nationaal internationaal nationaal 2Mb 4.017 4.470

internationaal 2Mb 4.898 5.082

nationaal >2Mb 1.625 1.764

internationaal >2Mb 1.982 2.001

nationaal PVC 8.011 7.645

internationaal PVC 9.978 9.959

totale markt 3.954 4.085

Bron: EIM op basis van vragenlijsten OPTA/EIM.

Conclusie
De markt voor huurlijnen is in het algemeen geconcentreerd. Dat geldt vooral voor de markten voor huurlijnen van 2 Mb is sprake van meer partijen met een relatief groot aandeel. Bij de nationale huurlijnen van >2 Mb is dat, naast KPN, BT Ignite. Bij de internationale huurlijnen van >2 Mb zijn dat, naast KPN, BT Ignite en GTS Network. In de markt voor PVC's is door gebrek aan informatie geen duidelijke uitspraak te doen. Internationaal speelt KPN in deze markt in ieder geval geen rol. De concentratiegraad lijkt in een aantal deelmarkten te zijn toegenomen. Aangezien voor het beschouwen van ontwikkelingen uitgegaan is van een relatief korte periode van drie maanden in 2001 en de omzetten per maand een grillig verloop laten zien, is het moeilijk om hier harde conclusies aan te koppelen. Het is echter wel waarschijnlijk dat de concentratie in de betreffende markten niet sterk is afgenomen. In markten met een sterke concentratie, zoals die voor huurlijnen van 2 Mb is dat gevaar kleiner, omdat daar meer partijen met een nagenoeg gelijk marktaandeel actief zijn.


6.2.3 Ontwikkeling in het aantal marktpartijen en de omvang van de concurrenten

Relatie met AMM
De ontwikkeling van het aantal marktpartijen en de omvang van deze marktpartijen geeft inzicht in de ontwikkeling van de marktstructuur. Indien het aantal marktpartijen toeneemt, kan dit leiden tot meer concurrentie. Een marktpartij met een aanzienlijk aandeel op de markt zal meer inspanningen moeten doen om de marktpositie te hand- haven. Als de concurrenten groter worden, hebben deze concurrenten meer mogelijk- heden om de concurrentie daadwerkelijk aan te gaan. Ook de groei van de bedrijfstak/markt is van belang. Als een markt sterk groeit, is het relatief eenvoudiger om toe te treden als aanbieder. De klanten die zich voor het eerst op de markt begeven, hoeven geen overstapkosten te maken en hoeven ook niet `los- geweekt' te worden bij bestaande aanbieders. Een bedrijf dat toetreedt kan dus relatief eenvoudig deze nieuwe klanten naar zich toetrekken en op die manier een marktaan- deel opbouwen. Voor een marktpartij met een aanzienlijk marktaandeel zal het relatief
moeilijk zijn om haar positie te handhaven in een snelgroeiende markt. Het is moeilijker nieuwe klanten binnen te halen dan bestaande klanten binnen te houden. In een snel- groeiende markt zal een marktpartij dus minder snel een aanzienlijke marktmacht heb- ben.

Uitkomsten marktonderzoek

Ontwikkeling van het aantal aanbieders
Momenteel zijn circa 21 aanbieders actief op de huurlijnenmarkt, waarover in het kader van dit onderzoek informatie beschikbaar is. De meeste partijen zijn nog maar kort ac- tief, namelijk vanaf 1997 of later. Verschillende partijen zijn al langer actief in andere landen. Het gaat dus veelal om jonge bedrijven (in Nederland) die nog een positie op de markt moeten opbouwen. Van de bij OPTA geregistreerde partijen die nu nog niet ac- tief zijn, hebben enkele partijen aangegeven op korte termijn of binnen enkele jaren huurlijnen te gaan aanbieden. Er worden dus nog enkele toetreders verwacht, maar van grote aantallen lijkt geen sprake. Daarnaast zijn nog enkele partijen overgenomen door andere bedrijven.1

De toetreders van de laatste jaren zijn actief in verschillende markten. Het lijkt er dan ook niet op dat er grote verschillen zijn tussen de verschillende markten, qua aantal toetreders.

Ontwikkeling van de omvang van de aanbieders Wanneer de maandcijfers worden bekeken, valt op dat bij verschillende partijen de om- zet per maand een sterk grillig verloop te zien geeft. Kennelijk worden bij verschillende marktpartijen omzetten die betrekking hebben op een langere periode (veelal een jaar), geboekt in de maand waarin het contract wordt afgesloten. Daarom moeten de ont- wikkelingscijfers voorzichtig worden geïnterpreteerd.

Wanneer de omzetten in het 1e kwartaal van 2001 vergeleken worden met de omzetten van het 1e kwartaal van 2000, blijkt dat de meeste marktpartijen een gestage groei doormaken op de markt voor huurlijnen. Per markt zien we verder sterke verschillen. Bij de meeste partijen is de omzetgroei bij de grotere capaciteiten groter dan die bij de kleinere capaciteiten. De kleinere marktpartijen laten over het algemeen een sterkere groei zien dan de grotere marktpartijen. Bij een aantal marktpartijen zijn de omzetten meer dan verdubbeld.

Wanneer wordt gekeken naar de uitsplitsing naar nationale en internationale markten, valt bij KPN op dat de omzetten van de nationale huurlijnen toenemen, terwijl de om- zetten van de internationale huurlijnen van kleiner dan of gelijk aan 2 Mb afnemen. Op de markt voor internationale huurlijnen lijkt derhalve meer concurrentie te zijn.

De ontwikkeling van het aantal huurlijnen is aanzienlijk minder grillig dan het verloop van de maandomzetten. In de periode van 1-1-2000 tot 31-3-2001 valt met name op dat bij KPN het aantal nationale huurlijnen toeneemt en het aantal internationale huur- lijnen afneemt. Op de nationale markt voor huurlijnen van >2 Mb realiseren veel aan- bieders een grote toename van het aantal huurlijnen. In de internationale markten van
2 Mb groeit het aantal huurlijnen van twee marktpartijen sterk. Eén marktpartij laat daarnaast een sterke groei van het aantal internationale huurlijnen van >2 Mb zien.


1 In het NRC Handelsblad van 26-7-2001 heeft KPN Qwest aangegeven dat zij profiteert van het wegvallen van concurrenten en dat het aantal concurrenten de afgelopen jaren snel is teruggelopen tot minder dan 10.

Groei van de markt
In tabel 16 is de marktontwikkeling weergegeven in termen van omzetten. De ontwik- kelingen in de tabel zijn gebaseerd op de cijfers die marktpartijen hebben opgegeven. Aangezien enkele marktpartijen niet alle cijfers c.q. verdelingen hebben opgegeven, betreft het niet de volledige markt. Uit de tabel blijkt dat in alle markten sprake is van groei. De markt voor huurlijnen van >2 Mb is het sterkst gegroeid.

tabel 16 marktgroei (index, januari 2000 = 100) van de omzet in de periode januari 2000 tot en met maart 2001 per type huurlijnen

maand 2 Mb PVC's totale markt


2000 januari 100 100 100 100 100


2000 februari 100 100 105 102 101


2000 maart 101 102 107 110 103


2000 april 100 102 114 99 104


2000 mei 100 101 122 102 106


2000 juni 102 104 112 118 106


2000 juli 109 105 137 98 113


2000 augustus 110 101 129 114 112


2000 september 110 102 137 104 112


2000 oktober 109 105 146 104 115


2000 november 109 102 140 105 114


2000 december 108 106 140 93 118


2001 januari 134 116 132 117 126


2001 februari 134 118 132 115 128


2001 maart 134 119 169 116 137

Bron: EIM op basis van vragenlijsten OPTA/EIM.

In tabel 17 zijn de gegevens (met uitzondering van de PVC's) uitgesplitst naar nationale en internationale markten. Uit de tabel blijkt dat de markt van de nationale huurlijnen duidelijk een groei te zien geeft, de markt voor >2 Mb het sterkst. De markt voor inter- nationale huurlijnen van 2 Mb is de ontwikkeling niet eenduidig.
tabel 17 marktgroei (index, januari 2000 = 100) van het omzet in de periode januari 2000 tot en met maart 2001 per type huurlijnen en nationaal (nat) / internationaal (int)

totale huurlijnen (excl. PVC's) markt

2 Mb (som huurlijnen en PVC's) maand nat int nat int nat int


2000 januari 100 100 100 100 100 100 100


2000 februari 100 101 98 108 110 100 101


2000 maart 100 104 101 105 107 107 103


2000 april 100 99 100 110 118 110 104


2000 mei 100 100 100 105 133 111 106


2000 juni 101 107 102 112 130 93 106


2000 juli 111 97 106 98 163 109 113


2000 augustus 112 103 106 82 171 84 112


2000 september 112 99 107 79 167 105 112


2000 oktober 112 96 109 86 175 114 115


2000 november 112 97 108 80 188 89 114


2000 december 112 91 113 79 196 81 118


2001 januari 143 89 125 79 171 91 126


2001 februari 143 88 128 76 174 88 128


2001 maart 143 87 129 76 205 131 137

Bron: EIM op basis van vragenlijsten OPTA/EIM.

In tabel 18 is de marktgroei in termen van aantal huurlijnen weergegeven. Het zijn met name de huurlijnen met een hogere capaciteit waar de groei het sterkst is. In de markt van huurlijnen van tabel 18 marktgroei (index, 1 januari 2000 = 100) van het aantal huurlijnen in de periode januari 2000 tot en met maart 2001 per type huurlij- nen

maand 2 Mb PVC's totale markt


2000 per 1-1 100 100 100 100 100


2000 per 31-3 103 108 109 132 106


2000 per 30-6 107 119 122 165 112


2000 per 30-9 109 129 148 194 119


2000 per 31-12 112 144 169 224 127


2001 per 31-3 115 155 191 254 133

Bron: EIM op basis van vragenlijsten OPTA/EIM.

Wanneer wordt gekeken naar het onderscheid tussen nationale en internationale mark- ten, valt op dat qua aantallen huurlijnen alleen bij internationale huurlijnen van
tabel 19 marktgroei (index, 1 januari 2000 = 100) van het aantal huurlijnen in de periode januari 2000 tot en met maart 2001 per type huurlij- nen en nationaal (nat) / internationaal (int)

totale huurlijnen (excl. PVC's) markt

2 Mb (som huur- lijnen en PVC's) maand nat int nat int nat int


2000 per 1-1 100 100 100 100 100 100 100


2000 per 31-3 103 101 109 102 108 121 106


2000 per 30-6 107 102 119 115 120 137 112


2000 per 30-9 110 100 130 120 145 168 119


2000 per 31-12 113 98 144 132 163 221 127


2001 per 31-3 116 95 156 141 185 240 133

Bron: EIM op basis van vragenlijsten OPTA/EIM.

De groeicijfers (gemeten in omzet, tabel 16 en tabel 17, en in aansluitingen, tabel 18 en tabel 19) vertonen verschillen. Indien de groei van het aantal huurlijnen groter is dan de groei van de omzet, is dit een indicatie dat er meer aanbod op de markt is, hetgeen kan leiden tot een lagere prijs. Indien de omzetgroei hoger is dan de groei in aantal huurlij- nen, kan dit te maken hebben met krapte op de markt waardoor prijzen omhoog kun- nen. Dit wordt bevestigd door de resultaten uit hoofdstuk 5. In tabel 1 en tabel 2 in paragraaf 5.4.2 is een schatting gemaakt van de omzet per huurlijn in 2000 en de omzet per huurlijn in het eerste kwartaal van 2001. Daaruit blijkt dat de omzet per nationale huurlijn bij 2 Mb neemt enigszins af. Bij de internationale huurlijnen van 2 Mb en >2 Mb is de afname van de omzet per huurlijn fors. Dit kan een indicatie zijn van toe- genomen concurrentie.

Verwachte concurrentieontwikkelingen
Aan de marktpartijen is gevraagd hoe zij denken dat de concurrentie zich de komende
2 jaar zal ontwikkelen in de verschillende markten van huurlijnen. Over het algemeen wordt geen sterke toename van het aantal aanbieders verwacht. Eén marktpartij ver- wacht zelfs een daling van het aantal aanbieders door overnames. Een andere markt- partij verwacht dat er 3 à 4 landelijke spelers zullen zijn, 4 à 6 spelers die zich richten op de grote steden en een aantal regionaal georiënteerde spelers. Verder wordt ver- wacht dat er prijsdifferentiatie zal ontstaan afhankelijk van de geografische locatie. In Amsterdam en Rotterdam zou bij huurlijnen van groter dan of gelijk aan 2 Mb sprake zijn van hevige concurrentie. Verder geven enkele partijen aan dat op de internationale markt voor huurlijnen reeds sprake is van hevige concurrentie.

Veel partijen verwachten een toename van de concurrentie (mede door overcapacitei- ten), waarbij vooral de prijs het concurrentiemiddel is. Er wordt derhalve een daling van de prijzen verwacht. Dat geldt vooral voor de hogere capaciteiten. Veel partijen verwachten een verdere groei van de markt voor huurlijnen, vooral bij de hogere capaciteiten. Bij huurlijnen van Conclusie

Ontwikkeling van het aantal aanbieders
De meeste aanbieders op de markt voor huurlijnen zijn nog maar kort actief op deze markt (vanaf 1997 of later). Inmiddels zijn enkele aanbieders overgenomen. Onduidelijk is in hoeverre er partijen zijn die de markt al hebben verlaten. Enkele bij OPTA geregi- streerde partijen hebben aangegeven de komende jaren huurlijnen te gaan aanbieden. Het aantal marktpartijen lijkt derhalve niet veel te veranderen. Het aantal alternatieven voor de afnemers neemt dan ook niet toe. Een toename van de concurrentie zal dan vooral moeten komen van de groei van kleinere marktpartijen. Het aantal marktpartijen is het grootst op de markten voor huurlijnen van 2 Mb en >2 Mb, en dan vooral op de nationale markten. Het aantal marktpartijen in de markt voor huurlijnen van Ontwikkeling van de omvang van de aanbieders De meeste aanbieders maken een forse groei door. Veel kleine aanbieders hebben hun omzet sterk zien toenemen. Bij KPN neemt de omzet van de nationale huurlijnen toe, terwijl de omzet van de internationale huurlijnen (behalve van >2 Mb) afneemt. Bij BT Ignite is een sterke groei van de omzet van (nationale) huurlijnen van >2 Mb waar te nemen, terwijl de omzet van (nationale) huurlijnen van 2 Mb afneemt. De cijfers laten zien dat met name in de markten van huurlijnen van 2 Mb en >2 Mb sprake is van dynamiek. Er is sprake van sterke verschillen in de groei van de verschil- lende partijen. Deze dynamiek beperkt in deze markten de mogelijkheden voor grote marktpartijen om de marktvoorwaarden te beïnvloeden.

Groei van de markt
De omzetten per maand laten bij de verschillende partijen een grillig verloop zien. Daardoor schommelt de marktomvang per maand ook sterk. In grote lijnen blijkt de markt voor huurlijnen sterk te groeien. Die groei is echter niet in alle deelmarkten gelijk. De markt voor huurlijnen van >2 Mb groeit het sterkst, terwijl ook bij de huurlijnen van 2 Mb neemt de gemiddelde omzet per huur- lijnen juist af, met name bij de internationale huurlijnen. Het lijkt er derhalve op dat er sprake is van meer concurrentie bij grotere capaciteiten en bij internationale huurlijnen. In het algemeen kan gezegd worden dat naarmate de groei sterker is, het moeilijker wordt voor marktpartijen om de marktvoorwaarden te beïnvloeden. Er zijn immers meer mogelijkheden voor concurrenten om snel te groeien en er is ruimte voor toetreders. Aangezien in de markt voor huurlijnen van >2 Mb de groei erg groot is, worden de mogelijkheden voor marktpartijen om de marktvoorwaarden te beïnvloeden hier duide- lijk beperkt.

Verwachte concurrentieontwikkelingen
Marktpartijen verwachten een minder sterke groei in de markt van huurlijnen van dat bij de grotere capaciteiten in de grotere steden (Amsterdam en Rotterdam) er spra- ke is van meer concurrentie.
Op basis van marktontwikkelingen en de verwachtingen van de marktpartijen kan wor- den verwacht dat vooral de markten met de hogere capaciteiten verder zullen groeien. In deze markten zijn de mogelijkheden voor meer concurrentie groter. Dit geldt vooral voor de grotere steden, omdat daar sprake is van meer aanbieders.


6.2.4 Toe - en uittredingsdrempels


Relatie met AMM
Toe- en uittredingsdrempels hebben een grote invloed op de mate van concurrentie op de markt. Hoge toetredingsdrempels kunnen zorgen voor relatief weinig concurrentie in de markt. De marktpartijen kunnen de afnemers relatief hogere prijzen vragen omdat er toch geen alternatieven zijn of zullen komen. De dreiging dat nieuwe partijen de markt zullen betreden is klein1. De toetredingsdrempels kunnen onder andere veroorzaakt worden door de hoogte van de investeringen en de vaste kosten (bijvoorbeeld de kos- ten van een netwerk). Door de vaste kosten kunnen schaalvoordelen optreden. Indien een aanbieder meer klanten heeft, kunnen de vaste kosten over meerdere klanten wor- den verspreid, de capaciteit wordt beter gebruikt. Een aanbieder met minder klanten zal vergelijkbare kosten hebben die hij slechts kan verdelen over minder klanten. Daarnaast speelt mee dat een toetreder in de beginfase meer zal investeren (in bijvoorbeeld het opbouwen van een netwerk of klantenbestand) dan dat er geld binnenkomt. Om dit te kunnen volhouden, heeft de toetreder een grote financiële buffer nodig. Bij toetredingsbarrières kan gedacht worden aan de investeringen die nodig zijn om een netwerk op te zetten, de minimale schaal die bereikt moet worden om te kunnen profi- teren van schaalvoordelen en de toegang tot de eindgebruiker. Ook indien de zittende marktpartijen een sterke merknaam hebben (reputatie, kwaliteit), zal dit de toetreding bemoeilijken. In al deze gevallen zal de toetreder een nadeel ondervinden ten opzichte van de reeds aanwezige marktpartijen.
Als er uittredingsbarrières zijn (bijvoorbeeld wanneer er veel geld is gestoken in een netwerk dat voor anderen weinig waarde heeft; sunk costs), zullen partijen niet snel geneigd zijn uit te treden. Ze zullen fel concurreren om op die manier nog iets van de kosten goed te maken. Zolang er meer wordt verdiend dan de variabele kosten, is het interessant om actief te blijven op de markt (een deel van de vaste kosten wordt nog goedgemaakt). In het (momenteel onrealistische) geval dat er geen partijen zijn die het netwerk willen overnemen, betekent het hebben van een netwerk een belangrijke uit- tredingsbarrière. Ook contracten met afnemers kunnen leiden tot uittredingsbarrières. Als er grote kosten gemoeid zijn met het afkopen van contracten, vormt dit een barriè- re om de markt te verlaten. Als er geen uittredingsbarrières zijn, zal dit leiden tot min- der felle concurrentie.
Bij een investeringsbeslissing moet ook de reactie van de zittende marktpartijen worden meegenomen. Een bedrijf dat reeds op de markt aanwezig is en een groot klantenbe- stand heeft of een uitgebreid netwerk, heeft het voordeel dat de vaste kosten per aan- sluiting relatief laag zullen zijn. Indien deze partij toetreding beantwoordt met een forse prijsverlaging (hetgeen kan op basis van haar relatief lage kostprijs), kan dit voor de toetreder betekenen dat zijn business plan onderuit wordt gehaald. De toetreder zal


1 Een reactie op deze visie is de theorie van contesteerbare markten. De centrale gedachte in deze theorie is dat potentiële toetreders een disciplinerende invloed kunnen hebben op monopolisten en oligopolisten. Er is sprake van een volledig contesteerbare markt als de toetreding volkomen vrij is en uittreding absoluut kosteloos. Dit betekent niet dat toetreding kosteloos of gemakkelijk is, maar wel dat de toetreder geen relatief nadeel heeft ten opzichte van bedrijven die reeds op de markt aanwezig zijn. De hoogte van de investeringen speelt geen directe rol, alleen de sunk costs zijn van belang.

mee moeten gaan in de prijsverlaging om klanten te werven. Hierdoor zal de marge per klant lager zijn dan eerder verwacht. De terugverdientijd van de investeringen zal daar- door langer worden. Dit betekent dat de toetreder een grotere financiële buffer nodig heeft om te overleven.

Uitkomsten marktonderzoek

Toetredingsdrempels
Volgens KPN zijn er geen formele toetredingsdrempels voor nieuwe toetreders, behalve registratie. Volgens KPN kan elke aanbieder een netwerk opbouwen en kan elke aan- bieder huurlijnen inkopen in gebieden waar hij zelf geen infrastructuur heeft. Andere marktpartijen geven echter aan dat er wel belangrijke toetredingsdrempels be- staan. Enkele partijen geven zelfs aan dat de drempels voor nieuwe toetreders erg hoog zijn.

Marktpartijen noemen de volgende drempels voor toetreding tot de markt voor huurlij- nen:

- het opbouwen van een netwerk vergt grote investeringen;
- financiering van deze investeringen is moeilijker geworden omdat de telecomsector het momenteel op de financiële markten minder goed doet;
- het aanvragen van graafvergunningen werkt vertragend en diverse gemeenten proberen het graven te beperken;

- partijen met een grotendeels eigen netwerk (backbone) moeten de aansluiting naar de klant (last mile) vaak tegen hoge kosten inkopen bij KPN;
- doordat er sprake is van overcapaciteit op interregionaal (backbone) en stedelijk (ring) niveau, is toetreding alleen mogelijk met lage prijzen, waardoor investeringen moeilijk zijn terug te verdienen;

- KPN heeft geen goed wholesale-aanbod tegen wholesaleprijzen. De huidige prijzen van KPN zijn retailprijzen, waardoor nieuwe toetreders geen concurrerend aanbod met een redelijke marge kunnen doen;

- er is sprake van lange levertijden bij KPN (hierover is door marktpartijen meerdere keren bij OPTA geklaagd);

- in de markt voor
- DSL via MDF-access is een alternatief voor lokale huurlijnen. De mogelijkheden hiervoor worden sterk vertraagd door KPN;
- lage kwaliteit van dienstverlening van lokale kabelbedrijven waardoor ze geen al- ternatief vormen voor KPN.

Uittredingsdrempels
De uittredingsdrempels die door verschillende marktpartijen worden genoemd, zijn:
- de verplichtingen die voortvloeien uit bestaande contracten met klanten;
- verkoop van netwerken is niet eenvoudig vanwege de huidige investeringsbereid- heid van telecombedrijven, waardoor lopende investeringen moeilijk zijn terug te verdienen;

- langlopende verplichtingen, zoals financieringsverplichtingen, interconnectieover- eenkomsten, e.d.

Conclusie
Volgens KPN zijn er vrijwel geen formele toetredingsdrempels en kan elke aanbieder een netwerk opbouwen of huurlijnen inkopen. De meeste andere marktpartijen zien wel belangrijke toetredingsdrempels. Voor het toetreden met een eigen netwerk zijn dat vooral de hoge investeringen. Vaak zijn partijen die met een eigen netwerk toetre-
den, voor de aansluiting van de klant aan dit netwerk afhankelijkheid van KPN, waar- voor hoge kosten in rekening worden gebracht. Voor toetreding via het inkopen van (delen van) huurlijnen is de belangrijkste drempel het gebrek aan een goed wholesale- aanbod, dat vooral van KPN wordt verwacht. Volgens veel marktpartijen worden be- langrijke toetredingsdrempels vooral door KPN opgeworpen, en dit vertraagt het proces naar meer concurrentie. Als uittredingsdrempels worden (langlopende) verplichtingen genoemd (zoals contracten met klanten, financieringsovereenkomsten en interconnec- tieovereenkomsten) en belemmeringen bij de verkoop van netwerken. Gezien de opmerkingen van de marktpartijen lijkt er zeker sprake te zijn van toe- en uittredingsdrempels. Deze drempels hebben een versterkend effect op de mogelijkhe- den van een partij met een groot marktaandeel om de markt te beïnvloeden.


6.2.5 Drempels voor eindgebruikers


Relatie met AMM
De drempels die eindgebruikers moeten overwinnen om over te stappen naar een ande- re aanbieder geven mede aan in welke mate een aanbieder marktmacht heeft. Indien bedrijven in staat zijn deze overstapdrempels op te werpen, geeft dit aan dat ze een bepaalde mate van marktmacht hebben. Dit kan betekenen dat de aanbieder tot be- paalde hoogte de marktvoorwaarden kan veranderen/verslechteren voordat de eindge- bruiker zal overstappen. Een eindgebruiker zal pas veranderen van aanbieder als de overstap meer oplevert (lagere kosten, betere dienstverlening) dan de kosten van het overstappen. Qua overstapdrempels kan bij huurlijnen gedacht worden aan aansluitkos- ten of het afkopen van een contract.
De overstapkosten van een eindgebruiker moeten in relatie worden gezien met de kos- ten van de aanbieder. Als deze hoge kosten heeft (bijvoorbeeld hoge klantspecifieke investeringen), neemt de macht van de afnemer toe1. Grote klanten hebben in het al- gemeen hierdoor meer macht dan kleinere klanten. Countervailing power zal met name optreden als de koper een groot volume afneemt ten opzichte van de totale afzet van de aanbieder, de koper een relatief groot deel van de totale kosten van de aanbieder vertegenwoordigt, wanneer de koper makkelijk kan overstappen naar een andere aan- bieder terwijl de verkoper relatief veel klantspecifieke investeringen heeft gedaan en als de klant alternatieve bronnen van aanbod heeft (bijvoorbeeld een andere aanbieder of zelf doen).
Een sterk geconcentreerde afnemersmarkt zal betekenen dat een aanbieder relatief weinig macht kan uitoefenen. In een niet-geconcentreerde afnemersmarkt heeft de aanbieder relatief meer macht. Deze macht wordt nog versterkt als er weinig informatie beschikbaar is over de prijs. De afnemers hebben dan weinig inzicht in eventuele betere aanbiedingen elders, waardoor de onderhandelingsmacht afneemt.

Uitkomsten marktonderzoek
In de markt voor internationale huurlijnen

1 Door het optreden van transactiespecifieke investeringen zijn partijen min of meer tot elkaar veroor- deeld. Hoe hoger de transactiespecifieke investeringen, des te meer men tot elkaar veroordeeld is.



Door de verschillende marktpartijen worden de volgende overstapdrempels voor eind- gebruikers genoemd:

- de looptijd van contracten (volgens opgave van één marktpartij hanteren de meeste aanbieders een looptijd van een jaar);
- hoge annuleringskosten bij migratie vóór het einde van de looptijd van een con- tract;

- lange levertijden voor de aanleg van nieuwe infrastructuur;
- lange levertijden van KPN-lijnen voor de toegang tot de klant, indien de nieuwe aanbieder voor de local access (ofwel het aansluiten van de klant) gebruikmaakt van een huurlijn van KPN;

- lagere prijzen, e.d. in het geval huurlijnen deel uitmaken van een compleet dien- stenpakker (lock-in effect);

- onzekerheid in de telecommarkt, waardoor klanten minder vertrouwen kunnen hebben in alternatieve aanbieders.

Conclusie
Uit deze lijst blijkt dat eindgebruikers in het algemeen niet zonder meer kunnen over- stappen naar een andere aanbieder van huurlijnen. Enerzijds probeert de bestaande aanbieder de klant vast te houden (contractduur, gecombineerde aanbiedingen, etc.). Anderzijds zijn er barrières voor een nieuwe aanbieder om een klant over te nemen (levertijden, vertrouwen, etc.). Hieruit blijkt dat de huidige (grote) aanbieders mogelijk- heden hebben om de marktvoorwaarden te beïnvloeden. De afnemers zullen immers niet zonder meer overstappen. In de markt voor huurlijnen
6.2.6 Mate van verticale integratie


Relatie met AMM
Als een bedrijf actief is in meerdere opeenvolgende schakels in een bedrijfskolom, is sprake van een verticaal geïntegreerd bedrijf. In de markt voor huurlijnen is dat het ge- val wanneer het bedrijf dat huurlijnen aanbiedt tevens beschikt over een eigen netwerk. Een bedrijf is niet verticaal geïntegreerd wanneer wel huurlijnen worden aangeboden, maar het bedrijf niet zelf beschikt over een infrastructuur. Een bedrijf dat verticaal geïn- tegreerd is, kan mogelijk meer marktmacht uitoefenen dan een bedrijf dat niet verticaal geïntegreerd is. Een verticaal geïntegreerd bedrijf is namelijk minder afhankelijk van andere aanbieders/afnemers. Een aanbieder van huurlijnen die zelf beschikt over huur- lijnen heeft een sterkere positie op de markt dan een aanbieder die huurlijnen eerst bij een andere aanbieder moet inkopen. Een verticaal geïntegreerd bedrijf kan dus een kostenvoordeel hebben. Ook kan een verticaal geïntegreerd bedrijf de input of outlet van een ander niet geïntegreerd bedrijf bemoeilijken door bijvoorbeeld onvoordelige voorwaarden te hanteren.
Diversificatie (gerelateerd aan de markt waarin marktpartijen werken) kan interessant zijn als bijvoorbeeld het klantenbestand van een bepaalde markt gebruikt kan worden in een andere markt (bijvoorbeeld om deze klanten gericht te benaderen). Daarnaast kunnen ook andere voordelen optreden, zoals het delen van een gezamenlijk distribu- tiekanaal of klantenbinding door een breed productenpakket (one-stop-shop). Een par- tij die gediversificeerd is, kan op deze manier bepaalde marktmacht verkrijgen door bijvoorbeeld de betere toegang tot de eindgebruiker of de lagere kosten (eventueel zelfs kruissubsidie van de ene markt naar de andere). Diversificatie en marktpenetratie kunnen ook betrekking hebben op activiteiten in het buitenland.


Uitkomsten marktonderzoek

Verticale integratie
In het algemeen beschikken de aanbieders van huurlijnen over een eigen netwerk. En- kele partijen hebben aangegeven een deel van de huurlijnen in te kopen, bijvoorbeeld bij KPN. Zoals hiervóór reeds is aangegeven zou volgens marktpartijen van een goed wholesale-aanbod geen sprake zijn. Verder blijkt uit antwoorden van marktpartijen dat zij belemmeringen ondervinden bij het aansluiten van de klant op het eigen netwerk (last mile). Weliswaar kunnen partijen de aansluiting zelf regelen. Dit vergt echter inves- teringen, vergunningen voor aanleg (inclusief doorlooptijd voor aanvraag van vergun- ningen) en tijd die nodig is voor de aanleg. Het alternatief is dan aansluiting via lijnen van KPN. Aangezien KPN over het meest uitgebreide regionale netwerk beschikt, hoeft KPN voor aansluiting van klanten over het algemeen niet eerst aansluitlijnen aan te leg- gen. KPN hoeft dan ook niet naar het alternatief van aansluiting via een andere aanbie- der te grijpen. KPN zou daarom kunnen worden beschouwd als meer verticaal geïnte- greerd dan diverse andere partijen.

Diversificatie
Qua diversificatie heeft KPN op de meeste markten voor huurlijnen (behalve de interna- tionale markt voor PVC's) een voorsprong op andere marktpartijen. KPN beschikt bijvoorbeeld over het meest uitgebreide netwerk in Nederland. Andere partijen hebben vaak slechts een regionaal netwerk, bijvoorbeeld alleen Amsterdam en Rotterdam of alleen de regio waarin een kabelbedrijf actief is. Daarnaast biedt KPN naast het aanbod van huurlijnen ook andere telecommunicatie aan. Bij kabelbedrijven is dat niet of veel minder het geval. Hierdoor kan KPN een volledig aanbod doen en kunnen kosten ge- deeld worden over de verschillende diensten.

Conclusie
KPN kan worden beschouwd als de meest verticaal geïntegreerde partij in de markt voor huurlijnen. Andere partijen zijn voor de aansluiting naar de klant vaak aangewezen op KPN. Dit versterkt de mogelijkheden van KPN om de marktvoorwaarden te beïnvloe- den.
Ook qua diversificatie heeft KPN een duidelijke voorsprong op veel van de concurren- ten. Met name door het brede klantenbestand en het brede dienstenpakket beschikt KPN over een betere toegang tot klanten dan de meeste andere marktpartijen


6.2.7 Prijsvorming in de markt


Relatie met AMM
Indien de prijzen in de loop van de tijd dalen, kan dat een teken zijn dat de concurren- tie toeneemt. Dit komt ten goede aan de eindgebruikers. Een algemene prijsdaling kan daarmee een indicatie zijn dat partijen minder marktmacht hebben. Het is echter wel van belang te bekijken waardoor de prijsdaling ontstaat. De prijsdaling kan gebaseerd zijn op een daling van de kosten door bijvoorbeeld schaalvoordelen of andere (goedko- pere) technologieën1 (marge tussen prijs en kosten blijft gelijk). Indien de prijsdaling het gevolg is van toegenomen concurrentie, zal de marge tussen prijzen en kosten afne- men. Een prijsstijging kan erop duiden dat een marktpartij in staat is de voorwaarden voor de klant negatief te beïnvloeden. Een prijsverhoging kan tot gevolg hebben dat sommige klanten overstappen naar de concurrenten. Toch kan een prijsverhoging in zo'n geval leiden tot een hogere omzet (minder klanten die meer betalen). Als er vol-


1 In het onderzoek wordt hier niet verder op ingegaan.



doende concurrentie op de markt is en er geen overstapbarrières zijn, leidt een prijsver- hoging tot een lagere omzet (de klanten stappen massaal over naar de concurrent). Behalve naar de hoogte van de prijs en de prijsverandering moet ook gekeken worden naar het prijsgedrag in de markt. Er kan sprake zijn van marktleiderschap waarbij een of meer marktleiders de ontwikkelingen op de markt bepalen. Dit betekent meestal dat er relatief weinig op prijs geconcurreerd zal worden, maar vooral op productdifferentiatie.

Uitkomsten marktonderzoek

Prijsontwikkeling
Aan de marktpartijen is gevraagd van welke standaardprijzen per maand zij uitgaan voor een aantal verschillende typen huurlijnen. In tabel 20 is aangegeven wat de laagste en de hoogste opgegeven prijzen per 1-1-2000 en per 1-4-2001 zijn en wat de laagste en de hoogste toename in die periode is geweest. Met name bij 64 Kb is dat aantal klein. Het gaat in de tabel om standaardtarieven. Dit zijn niet per definitie de tarieven die de eindgebruiker uiteindelijk betaalt. Aan de partijen is ook gevraagd wat de hoog- ste korting is die zij in 2000 en 2001 hebben gegeven. Dit verschilt sterk tussen de par- tijen, namelijk van 0% tot 56%. Het is duidelijk dat de prijs door middel van onderhan- delingen tot stand komt. Aangezien niet is gevraagd bij welk type huurlijn de hoogste korting is gegeven, zijn deze kortingen niet gebruikt bij verdere berekeningen.

Bij de meeste typen huurlijnen is de prijsvariatie erg groot, maar is deze wel kleiner ge- worden. Verder blijkt dat in de beschouwde periode bij geen van de marktpartijen spra- ke is van prijsstijgingen. Partijen hebben hun prijzen gelijk gehouden of hebben de prij- zen verlaagd. Daarbij valt op dat naarmate er meer spelers actief zijn op een markt, de prijsverlagingen groter zijn.

tabel 20 laagste en hoogste prijs per maand (per 1-1-2000 en per 1-4-2001) en laagste en hoogste prijsverandering (in de periode 1-1-2000 tot en met 1-4-2001) per type huurlijnen


64 KB 2 Mb 34 Mb




5 km 50 km 5 km 50 km 5 km 50 km



per 1-1-2000:


- laagste prijs 342 935 425 425 2.800 8.500

- hoogste prijs 1.000 1.165 8.000 6.400 15.000 17.000
per 1-4-2001:


- laagste prijs 342 925 375 375 2.800 8.500

- hoogste prijs 825 1.165 4.300 6.400 12.750 16.750

1-4-2001 t.o.v. 1-1-2000:



- laagste toename (in %) -10 -1 -46 -21 -50 -33

- hoogste toename (in %) 0 0 0 0 0 0
Bron: EIM op basis van vragenlijsten OPTA/EIM.

Aangezien KPN en BT Ignite grote marktaandelen hebben in de markt c.q. deelmarkten voor huurlijnen, zijn van deze partijen de standaardprijzen apart beschouwd. Daaruit blijkt dat de standaardprijzen van KPN in het algemeen aan de hoge kant zijn, terwijl de standaardprijzen van BT Ignite in het algemeen aan de lage kant zijn. Bij beide markt- partijen zijn de standaardprijzen in de beschouwde periode gelijk gebleven.
Aanbieders brengen voor huurlijnen naast de maandelijkse kosten ook eenmalige aan- sluitkosten in rekening. In tabel 21 is weergegeven wat de laagste en de hoogste opge- geven aansluitkosten per 1-1-2000 en per 1-4-2001 zijn en wat de laagste en de hoog- ste toename in die periode is geweest. Ook hier blijkt de variatie erg groot. En ook zit- ten de grootste prijsdalingen bij de hogere capaciteiten. De aansluitkosten van KPN behoren tot de laagste. Dit kan te maken hebben met het reeds uitgebreide netwerk.

tabel 21 laagste en hoogste eenmalige aansluitkosten (per 1-1-2000 en per
1-4-2001) en laagste en hoogste prijsverandering (in de periode 1-
1-2000 tot en met 1-4-2001) per type huurlijnen


64 KB 2 Mb 34 Mb



per 1-1-2000:


- laagste aansluitkosten 900 4.250 12.500

- hoogste aansluitkosten 1.800 13.000 50.000
per 1-4-2001:


- laagste aansluitkosten 890 2.750 10.000

- hoogste aansluitkosten 1.800 13.000 50.000

1-4-2001 t.o.v. 1-1-2000:



- laagste toename (in %) -1 -40 -60

- hoogste toename (in %) 0 0 0
Bron: EIM op basis van vragenlijsten OPTA/EIM.

Verwachte prijsontwikkeling
Wanneer wordt gekeken naar de prijzen die marktpartijen verwachten per 1-7-2002 in rekening te brengen, blijkt dat er bij diverse partijen nog forse prijsdalingen zijn te ver- wachten. Dat geldt voor alle in tabel 20 en tabel 21 genoemde huurlijnen. Slechts een tweetal aanbieders verwacht een prijsstijging van 10% of minder.

Prijsbeleid
Aan de marktpartijen is voor de verschillende typen huurlijnen gevraagd of zij prijszetter of prijsvolger zijn en, indien zij prijsvolger zijn, op welke aanbieder zij hun prijzen base- ren. Slechts drie partijen geven aan dat zij prijszetter zijn.

De meeste marktpartijen geven aan zichzelf te beschouwen als prijsvolger. Met uitzon- dering van internationale PVC's wordt KPN het meest genoemd als aanbieder waarop partijen hun prijsbeleid baseren. Ook een aantal andere partijen wordt een enkele keer genoemd.

Conclusie
Er is sprake van een vrij sterke variatie in de standaardprijzen per maand en de eenmali- ge aansluitkosten die door de verschillende marktpartijen worden gehanteerd. Dit kan een indicatie zijn dat er meer op productdifferentiatie wordt geconcurreerd dan op prijs.

Bij 64 Kb zijn de prijzen nauwelijks veranderd, terwijl bij 2 Mb en 34 Mb sprake is van soms forse prijsdalingen. Dit gaat vooral op voor de kortere afstand. Dit kan duiden op meer prijsconcurrentie bij de grotere capaciteiten. KPN heeft relatief hoge standaard- prijzen per maand, maar lage aansluitkosten. Bij KPN blijven de prijzen in de onderzoch-
te periode gelijk. BT Ignite kent relatief lage standaardprijzen per maand en lage aan- sluitkosten.

De meeste partijen hebben aangegeven prijsvolger te zijn. KPN is dan de meest ge- noemde partij als partij die dan gevolgd wordt. Dat geldt voor alle markten behalve de internationale PVC's, waar KPN niet actief is.

Uit de antwoorden van de marktpartijen kan worden afgeleid dat er sprake van enige prijsconcurrentie lijkt te zijn, met name bij de grotere capaciteiten. Aan de andere kant lijkt KPN in staat de relatief hoge prijzen te handhaven en wordt KPN door veel partijen gevolgd bij het prijsbeleid. Hierdoor lijkt het erop dat KPN invloed heeft op de gehan- teerde prijzen in de markt.


6.3 Conclusie vermogen de marktvoorwaarden te beïnvloeden Redelijk aantal concurrenten actief, beperkt aantal l andelijke aanbieders Er zijn redelijk wat aanbieders actief op de markt voor huurlijnen. Ook op iedere deel- markt (2 Mb) is een redelijk aantal aanbieders actief (>11 aanbie- ders). Bij internationale huurlijnen ligt dit aantal lager. Er is slechts een beperkt aantal aanbieders landelijk actief. In de markt voor huurlijnen van
In meeste deelmarkten nog hoge concentratie In de totale markt van huurlijnen is er sprake van een redelijk hoge concentratie. De concentratie verschilt echter per deelmarkt. De concentratie voor huurlijnen 2 Mb is er sprake van matige concentratie. In sterk geconcentreerde markten als die van huurlijnen van 2 Mb aanzienlijk minder sterk is, zijn hier ook de mogelijkheden om marktvoorwaarden te beïnvloeden beperkter.

Meeste marktpartijen groeien sterk De meeste marktpartijen laten een sterke groei zien in de omzet. KPN zit onder de marktgroei en groeit met name in de markt van huurlijnen 2 Mb).
Ten aanzien van het aantal huurlijnen is ook een grote groei waarneembaar. De ver- schillen in groeitempo van aanbieders zijn echter aanzienlijk. De sterke verschillen in groei zijn een indicatie dat de mogelijkheden voor beïnvloeding van marktvoorwaarden door marktpartijen worden beperkt.
De markt voor huurlijnen als geheel maakt een redelijk stevige groei door. Vooral de markt voor huurlijnen van >2 Mb groeit sterk, en dan nog in het bijzonder de markt voor nationale huurlijnen. Daar waar sprake is van sterke groei, worden de mogelijkhe- den om marktvoorwaarden te beïnvloeden beperkt. Er is namelijk meer ruimte voor toetreders en voor groei van kleinere partijen.
Nog steeds toetredingsdrempels
KPN geeft aan dat er geen formele toetredingsdrempels bestaan. Andere aanbieders geven aan nog steeds toetredingsdrempels waar te nemen. Dit betreft onder andere het aanleggen van een netwerk (hoge kosten, graafrechten, etc.) en de veelal benodigde inkoop van de `last mile'. Toetreders zonder eigen netwerk worden gehinderd door het ontbreken van een concurrerend wholesale-aanbod en de lange levertijden. Voor dit aanbod zijn de meeste partijen afhankelijk van KPN, er zijn geen goede alternatieven. De uittredingsbarrières hebben vooral betrekking op de contractuele verplichtingen die aanbieders zijn aangegaan met hun klanten.
Door de toe- en uittredingsdrempels hebben bestaande marktpartijen meer vrijheid in het vaststellen van de marktvoorwaarden. De dreiging van toetreders is immers beperkt. Met name KPN heeft hier een voorsprong omdat zij ook invloed lijkt te hebben op de toetredingsdrempels.

Overstapdrempels eindgebruikers vooral contractueel De meeste aanbieders geven aan dat overstapdrempels voor eindgebruikers vooral te maken hebben met de looptijd van het contract en eventuele annuleringskosten. Daar- naast kan de levertijd van nieuwe infrastructuur leiden tot een overstapdrempel. De aanwezigheid van overstapdrempels geeft de bestaande aanbieders een zekere vrijheid om de marktvoorwaarden te bepalen. Klanten zullen namelijk niet zonder meer over- stappen.

KPN een van de meest volledige aanbieders De meeste marktpartijen zijn verticaal geïntegreerd, ze bezitten een netwerk en leveren diensten aan eindgebruikers. KPN biedt alle typen huurlijnen aan en doet dit landelijk. Door het uitgebreide netwerk is KPN niet afhankelijk van andere aanbieders voor de dienstverlening aan haar klanten. Andere aanbieders moeten soms een deel (last mile) inhuren bij een andere aanbieder. Hierdoor ontstaat een bepaalde mate van afhanke- lijkheid. KPN heeft derhalve een belangrijke voorsprong op de concurrenten en kan daarmee invloed uitoefenen op de marktvoorwaarden.

Prijs voor huurlijnen daalt, variatie is groot Er is een trend waarneembaar dat de prijs van huurlijnen daalt. Dit kan te maken heb- ben met de toegenomen concurrentie en het toegenomen aanbod in de vorm van aan- tallen huurlijnen. Hoe meer aanbieders er op een markt actief zijn, hoe sterker de prijs daalt. De prijsverlaging is het laagst voor huurlijnen van 64 Kb. KPN zit over het algemeen aan de bovenkant van de markt, zeker wat de langere af- stand betreft. Dit kan veroorzaakt worden door het feit dat de meeste partijen de prijs van KPN als referentieprijs hanteren. Veelal hanteren de aanbieders de prijs als concur- rentie-instrument. De hoge prijs van KPN kan ook het gevolg zijn van de marktmacht van KPN, waardoor KPN in staat is invloed uit te oefenen op de prijzen die in de markt worden gehanteerd.


7 Uitzonderingscriteria: Overige criteria


7.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de overige uitzonderingscriteria besproken. In paragraaf 7.2 wordt de groepsomzet in verhouding tot de markt besproken. In paragraaf 7.3 wordt ingegaan op de toegang tot de eindgebruikers en in paragraaf 7.4 op de toegang tot financiële middelen. In paragraaf 7.5 wordt gekeken naar de ervaring van de aanbieders op de telecommarkt. In paragraaf 7.6 zullen de conclusies worden weergegeven ten aanzien van deze aanvullende criteria.


7.2 Groepsomzet in verhouding tot de markt Relatie met AMM
Bij het criterium `de omzet in verhouding tot de markt' wordt gekeken naar de omzet van de groep waar de aanbieder deel van uitmaakt. Als de omzet van de groep hoog is, zal de aanbieder in staat zijn langere tijd prijsconcurrentie te voeren zonder dat dit gro- te gevolgen heeft voor de winstgevendheid van de groep. Een onderneming kan moge- lijk zelfs producten onder de kostprijs aanbieden om bijvoorbeeld een andere partij uit de markt te drukken. De kosten die hiermee gemoeid zijn, kunnen voor een deel ge- dragen worden door andere onderdelen uit de groep. Daarnaast heeft een aanbieder die behoort tot een groep met een grote groepsomzet ten opzichte van de Nederlandse markt de mogelijkheid om investeringen te dragen die gemoeid zijn met de toetreding tot de markt (investeringen in bijvoorbeeld opbouw van infrastructuur en klantenbe- stand). Een onderneming met een relatief grote (groeps)omzet kan hieruit een bepaalde mate van marktmacht halen.

Uitkomsten marktonderzoek
In tabel 22 is aangegeven tot welke groep de belangrijkste aanbieders van huurlijnen in Nederland behoren en de groepsomzet in 2000. Daaruit blijkt dat de meeste aanbieders behoren tot een grote (internationale) groep met een grote groepsomzet, in relatie tot de Nederlandse markt voor huurlijnen van tussen 1,1 en 1,5 miljard gulden. Dit geldt vooral voor WorldCom, BT Ignite en KPN. Op basis van deze cijfers is niet te verwachten dat de ondernemingsstructuur van de verschillende partijen de concurrentie op de Ne- derlandse markt zal belemmeren.

tabel 22 belangrijkste aanbieders van huurlijnen, de groep waartoe zij beho- ren en de groepsomzet in 2000 (in mld. guldens)

aanbieder groep waar de aanbieder deel van uitmaakt groepsomzet in 2000

BT Ignite Nederland BT Plc (groepsomzet van 1-4-2000 t/m 31-3-
2001) 71,2

GTS Network Global TeleSystems, Inc. (US) 2,4

KPN Qwest KPNQwest N.V. 1,0

KPN Koninklijke KPN NV 29,8

WorldCom MCI WorldCom Inc. (US) 93,0

Bron: EIM, op basis van vragenlijsten OPTA/EIM.


7.3 Toegang tot eindgebruikers
Relatie met AMM
Bij deze maatstaf gaat het om de toegang die een marktpartij heeft tot de eindgebrui- kers, dan wel de mate waarin zij een ander bedrijf deze toegang kan belemmeren. Het gaat daarbij niet alleen om het aantal eindgebruikers waar men toegang toe heeft, maar ook om de omzet die deze eindgebruikers genereren. Eindgebruikers die meer omzet genereren zijn waardevoller, en toegang tot deze groep is dus belangrijker. Dit criterium kan opgedeeld worden in twee indicatoren: enerzijds de mogelijkheid over- stapdrempels op te werpen en anderzijds de ruimte om zelfstandig de voorwaarden van toegang op te kunnen leggen. Bij huurlijnen kan de mate van controle over de toegang tot eindgebruikers worden bepaald aan de hand van het aantal aansluitpunten (local- end) dat de aanbieder beheert.

De mogelijkheid overstapdrempels op te werpen Een eindgebruiker zal het liefst een contract aangaan met zo min mogelijk beperkingen. Overstapdrempels kunnen zo'n beperking zijn (bijvoorbeeld opzegtermijn contract). Indien een marktpartij dus in staat is overgangsdrempels op te werpen, betekent dit dat zij bepaalde macht heeft. Deze macht kan ontstaan door een beter netwerk, betere geografische dekking, etc. Door het betere aanbod zal de eindgebruiker accepteren dat de aanbieder bepaalde overstapdrempels opwerpt. Ook als een marktpartij exclusieve toegang heeft tot een bepaalde groep eindgebruikers, zal de aanbieder in staat zijn overstapdrempels op te werpen voor deze groep. De eindgebruikers weten bijvoorbeeld niets af van de alternatieven of komen er niet mee in aanraking. Er moet daarbij ook op gelet worden tot wie de aanbieder toegang heeft.

De ruimte om zelfstandig de voorwaarden van toegang op te kunnen leggen
De partij die toegang tot de eindgebruiker heeft kan in principe bepalen onder welke voorwaarden andere partijen toegang tot de eindgebruiker kunnen krijgen. De dekking van het netwerk is daarbij van belang. Als bijvoorbeeld een eindgebruiker een huurlijn wil van Maastricht naar Amsterdam, dan kan Kabelbedrijf Maastricht deze niet aanbie- den zonder inkoop bij een andere aanbieder. Bij huurlijnen speelt dit bijvoorbeeld een rol doordat veel aanbieders van huurlijnen voor de uiteindelijke verbinding met de klant (last mile) afhankelijk zijn van KPN.

Uitkomsten marktonderzoek
KPN heeft een fijnmazig netwerk met een hoge geografische dekkingsgraad. Door dit netwerk kan KPN relatief eenvoudig en tegen lage kosten de meeste eindgebruikers bereiken. Andere aanbieders beschikken niet over zo'n fijnmazig netwerk. Hierdoor zijn deze aanbieders van huurlijnen veelal van KPN afhankelijk voor de uiteindelijke aanslui- ting van de klant (last mile). KPN kan dus ook bepalen onder welke voorwaarden ande- re aanbieders toegang kunnen krijgen tot de eindgebruikers via het KPN-netwerk. In het voorgaande kwam ook reeds naar voren dat veel aanbieders vinden dat KPN door lange levertijden en hoge prijzen (retailprijzen in plaats van wholesaleprijzen) deze toegang tot eindgebruikers sterk bemoeilijkt. Door het uitgebreide netwerk van KPN en de direc- te toegang van KPN tot veel mogelijke klanten van huurlijnen heeft KPN een voorsprong op andere aanbieders van huurlijnen. In de toekomst biedt toegang door xDSL mogelijk een oplossing. Ook hier heeft KPN echter een bepaalde invloed op en vertraagt KPN volgens sommige aanbieders de ontwikkeling van dit alternatief.

7.4 Toegang tot financiële middelen
Relatie met AMM
Toegang tot financiële middelen is heel belangrijk in de telecommarkt. De grote investe- ringen die gemoeid zijn met het opbouwen van een netwerk en een klantenbestand vereisen voldoende financiële draagkracht. Een partij die betere toegang heeft tot de kapitaalmarkt kan bijvoorbeeld een (rente)kostenvoordeel behalen, waardoor zij in staat is tegen lagere kosten te werken. Een bedrijf moet ook voldoende geld bij elkaar kun- nen brengen om bijvoorbeeld de technologische ontwikkelingen bij te kunnen houden. Dit alles vereist een solide financiële basis. Bedrijven die zo'n basis missen, kunnen (in de toekomst) in de problemen komen.
Een tweede aspect, dat hier nauw mee samenhangt, is de kredietwaardigheid. Die zorgt ervoor dat een bedrijf kan lenen voor de investeringen. Zoals hierboven al is aangege- ven, kan een kredietwaardige partij tegen aantrekkelijke voorwaarden geld aantrekken. Hierdoor kan een kostenvoordeel ontstaan. Zowel de kapitaalkrachtigheid als de kredietwaardigheid moeten gezien worden in ver- band met de groep waarvan de aanbieder eventueel deel uitmaakt. Het hele groeps- vermogen kan gebruikt worden om bijvoorbeeld investeringen te doen of geld aan te trekken.

Uitkomsten marktonderzoek
Om een beeld te krijgen van de toegang tot financiële middelen is de marktpartijen gevraagd om de cost of capital en/of de risico-opslag die betaald moet worden bovenop de rente op staatsleningen. Helaas waren de antwoorden op deze vragen niet altijd volledig en onderling slecht vergelijkbaar. Om toch een indruk te krijgen van de toe- gang tot financiële middelen is daarom gekeken naar de credit ratings van de moeder- concerns waartoe de aanbieders van huurlijnen behoren. De meeste partijen geven ex- pliciet aan dat zij geen zelfstandig beroep doen op de kapitaalmarkt, maar dat de fi- nanciering van investeringen doorgaans in concernverband wordt geregeld. Een hoge kredietwaardigheid zorgt ervoor dat een bedrijf tegen gunstige voorwaarden kan lenen. In tabel 23 zijn de ratings van Standaard & Poor's en Moody's weergegeven (peildatum juli 2001).

tabel 23 credit ratings van moedermaatschappijen van de belangrijkste aanbieders van huurlijnen, volgens Standard & Poor's en Moody's, peildatum juli 2001

Standard & Poor's Moody's

aanbieder groep lang vooruitzicht kort lang

BT Ignite Nederland BT Plc. A- Negative A-2 BAA1

GTS Network Global TeleSystems, Inc. SD Negative - C

KPN Qwest KPNQwest N.V. BB Stable - BA1

KPN Koninklijke KPN NV BBB+ Watch neg A-2 BAA2

WorldCom MCI WorldCom Inc. (US) BBB+ Stable - A3

Bron: Moody's en Standard & Poor's, 2001.

Voor Standard & Poor's zijn drie kengetallen opgenomen die de kredietwaardigheid van de partijen aangeven:

- De langetermijnrating loopt van AAA, de hoogste rating die door Standard & Poor's wordt gegeven, tot D, de laagste rating, die aangeeft dat een partij niet meer aan haar financiële verplichtingen kan voldoen. De betekenis is als volgt: AAA
= extreem goed, AA = goed, A = goed, BBB = adequaat, BB = enigszins kwetsbaar, etc. Met een + of ­ wordt aangegeven hoe een partij staat binnen de categorie. SD staat voor selective default en zit tussen C en D in.
- Het vooruitzicht geeft aan of een rating in de nabije toekomst waarschijnlijk zal worden bijgesteld, en zo ja, in welke richting.
- De kortetermijnrating geeft aan of het bedrijf op korte termijn aan zijn plichten kan voldoen. De hoogste rating is A-1 (goed in staat om aan de financiële verplichtin- gen te voldoen). Een extra plus in deze categorie betekent extreem goed in plaats van goed.

De vermelde rating van Moody's geeft eveneens een indicatie van de langetermijnkre- dietwaardigheid. De waarde van deze rating kan uiteenlopen van AAA (minimaal inves- teringsrisico) tot C (extreem slechte vooruitzichten dat een investering nog enige waar- de oplevert). Met de cijfers 1, 2 en 3 wordt aangegeven hoe een partij staat binnen de categorie (1 = bovengemiddeld, 2 = ongeveer gemiddeld, 3 = onder het gemiddelde).

Uit tabel 23 komt naar voren dat de belangrijkste aanbieders van huurlijnen een ver- schillende kredietwaardigheid hebben. BT Ignite heeft de beste kredietwaardigheid, gevolgd door WorldCom en KPN. GTS Network is de aanbieder met de slechtste kre- dietwaardigheid. Ten opzichte van vorig jaar is de kredietwaardigheid voor de meeste aanbieders naar beneden bijgesteld van A naar B. Hierdoor zullen de aanbieders moei- lijker (of tegen hogere kosten) toegang hebben tot de kapitaalmarkt. Omdat deze ont- wikkeling voor de meeste aanbieders opgaat, kan er geconcludeerd worden dat de toe- gang tot financiële middelen de onderlinge verhoudingen tussen de aanbieders niet negatief zal beïnvloeden.


7.5 Ervaring van de aanbieders
Relatie met AMM
Tot slot kan gekeken worden naar de ervaring van de aanbieder. Deze ervaring zal vaak samengaan met een bepaald (kwaliteits)imago. Een aanbieder met veel ervaring zal vertrouwen genieten van de eindgebruikers. Zeker voor een productkenmerk dat eind- gebruikers belangrijk vinden (kwaliteit dienstverlening, leverbetrouwbaarheid) zullen eindgebruikers eerder kiezen voor een aanbieder die aangetoond heeft een kwalitatief goede dienst te kunnen leveren. Het belang dat gehecht wordt aan ervaring kan voor verschillende eindgebruikersgroepen verschillen. Een nieuwe aanbieder die nog niet veel ervaring heeft (bijvoorbeeld ook niet in het buitenland) zal de eindgebruiker eerst ervan moeten overtuigen dat hij dezelfde kwaliteit kan aanbieden als de andere aanbieders. Het kost tijd om een kwaliteitsimago op te bouwen. Een alternatief is een lagere prijs te vragen voor de (vermeende) lagere kwaliteit. Dit betekent wel dat de inkomsten relatief lager zullen liggen.

Uitkomsten marktonderzoek
De meeste partijen geven aan dat ervaring in de markt voor huurlijnen een belangrijke rol speelt. De belangrijkste aanbieders hebben ruime ervaring met het aanbieden van huurlijnen, is het niet in Nederland, dan vaak op een buitenlandse markt (bijvoorbeeld via het moederbedrijf). Volgens veel partijen heeft KPN een belangrijk voordeel omdat zij een gevestigde naam heeft. Voor de nieuwkomers op de markt voor huurlijnen geldt dat veel minder. Enkele partijen wijzen er echter op dat de lange levertijden in het na- deel van KPN hebben gewerkt, omdat daardoor de naam beschadigd is. Het lijkt erop dat gesteld kan worden dat KPN met haar gevestigde naam nog steeds een voordeel op de markt heeft. De meeste andere marktpartijen zijn nog bezig met het
opbouwen van een image. De voorsprong van KPN zal in de loop van de tijd verdwij- nen. Wanneer de voorsprong van KPN zal zijn ingelopen door andere partijen, is echter niet te voorspellen.


7.6 Conclusie overige aanvullende criteria Om te bekijken of van de hoofdregel, dat een partij met een marktaandeel groter dan
25% wordt aangewezen als partij met AMM, moet worden afgeweken, is ­ naast het vermogen de marktvoorwaarden te beïnvloeden ­ marktonderzoek uitgevoerd naar de (groeps)omzet van marktpartijen in verhouding tot de omzet van de markt, de beheer- sing van de middelen van toegang tot de eindgebruikers, de toegang tot financiële middelen en de ervaring met het verstrekken van producten en diensten op de markt.

Alle belangrijke aanbieders onderdeel van een groot concern Alle belangrijke aanbieders maken deel uit van een groot (internationaal) concern. De markt voor huurlijnen in Nederland is relatief klein ten opzichte van de totale omzet van deze concerns. Geen van de aanbieders lijkt een uitzonderingspositie in te nemen. Geen van de aanbieders wordt derhalve op basis van dit criterium beperkt in de mogelijkhe- den om marktvoorwaarden te beïnvloeden.

KPN beschikt over goede toegang tot de eindgebruiker KPN heeft een fijnmazig netwerk waardoor ze een goede toegang heeft tot de eindge- bruikers. Andere aanbieders hebben een minder uitgebreid netwerk. Hierdoor lijkt KPN een voordeel te hebben ten opzichte van de overige aanbieders. De overige aanbieders zijn soms afhankelijk van KPN voor de aansluitingen met de eindgebruiker. KPN kan in zo'n geval bepaalde voorwaarden (bijvoorbeeld prijs) opleggen waaronder de andere aanbieders deze toegang kunnen verkrijgen. Verder hebben enkele aanbieders aange- geven dat KPN de ontwikkeling van een alternatief (xDSL-aansluiting) vertraagt. Op ba- sis van deze gegevens kan geconcludeerd worden dat KPN een voordeel heeft ten op- zichte van de (meeste) andere aanbieders van huurlijnen.

Toegang tot financiële middelen wordt moeilijker De toegang tot financiële middelen is het afgelopen jaar moeilijker geworden. De credit ratings van alle aanbieders zijn naar beneden bijgesteld. Op basis van de credit ratings mag verwacht worden dat BT Ignite en WorldCom een iets betere uitgangspositie heb- ben op de kapitaalmarkt, op de voet gevolgd door KPN.

Ervaren aanbieders
De aanbieders hebben ruime ervaring op de markt voor huurlijnen (eventueel via de moeder in het buitenland). In Nederland heeft vooral KPN een voorsprong doordat ze langer aanwezig is dan de andere marktpartijen en daardoor een naam heeft kunnen opbouwen. Andere aanbieders moeten nog zo'n naam opbouwen. Deze voorsprong zal in de loop van de tijd verdwijnen.

Concluderend kan gesteld worden dat een aantal uitzonderingscriteria erop wijst dat KPN waarschijnlijk een betere positie heeft dan de andere aanbieders. Deze positie wordt met name verkregen door de goede toegang tot de eindgebruikers en de naam die KPN heeft kunnen opbouwen. De toegang tot financiële middelen is mogelijk iets slechter dan van een aantal belangrijke concurrenten (BT Ignite en WorldCom). Qua omvang van het concern ten opzichte van de Nederlandse markt voor huurlijnen doen de belangrijkste marktpartijen niet voor elkaar onder.

8 Conclusie




In de Tw is aangegeven dat een aanbieder met een marktaandeel van meer dan 25% aangewezen dient te worden als marktpartij met Aanmerkelijke Macht op de Markt. Bij huurlijnen kan bij de aanwijzing ook onderscheid worden gemaakt naar de totale markt dan wel relevante deelmarkten (2 Mb en PVC). Indien een marktpartij een marktaandeel heeft van meer dan 25% (gemeten in omzet), is een afwijking van de algemene regel mogelijk als blijkt dat de marktpartij aan de hand van een vijftal uitzon- deringscriteria geen aanmerkelijke marktmacht heeft. Vooral indien het marktaandeel zich in de buurt van de 25% bevindt, is het van belang deze uitzonderingscriteria mee te nemen in de beoordeling.
In dit hoofdstuk zullen de conclusies uit het marktonderzoek (zowel de marktaandelen als de uitzonderingscriteria) worden gepresenteerd.

Marktaandeel KPN op markt voor huurlijnen groter dan 25% Het marktaandeel van KPN op basis van omzet ligt zowel in 2000 als in het eerste kwar- taal van 2001 tussen 55 en 65 procent. Het marktaandeel van de tweede aanbieder in grootte (BT Ignite) ligt tussen 5 en 15 procent. Gemeten in het aantal huurlijnen ligt het marktaandeel van KPN nog iets hoger.

Grotere verschillen marktaandelen bij deelmarkten De marktaandelen per deelmarkt kunnen aanzienlijk verschillen. Hier komt naar voren dat bepaalde marktpartijen zich concentreren op bepaalde deelmarkten. Bij de markt voor huurlijnen van Op de markt voor huurlijnen van 2 Mb is KPN opnieuw veruit de grootste aanbieder, zij het dat het marktaandeel minder groot is: tussen 65 en 75 procent. De tweede aanbie- der heeft een marktaandeel tussen 5 en 15 procent. De markt voor huurlijnen van >2 Mb wordt gekenmerkt door een meer gelijke verdeling van de marktaandelen. Er zijn twee grote spelers, KPN en BT Ignite. KPN heeft zowel in
2000 als in het eerste kwartaal van 2001 een marktaandeel in de klasse 15-25%. Het marktaandeel van BT Ignite lag in 2000 in de klasse 15-25% en in het eerste kwartaal van 2001 in de klasse 25-35%. Daarnaast is er nog een aantal aanbieders actief met een marktaandeel in de klasse 5-15%.
Voor de markt voor PVC's is te weinig informatie verkregen om betrouwbare uitspraken te doen.
Wanneer het onderscheid nationaal en internationaal in de beschouwing wordt meege- nomen, is de positie van GTS Network relevant. GTS Network heeft namelijk in het eer- ste kwartaal van 2001 het grootste marktaandeel in de internationale markt voor huur- lijnen van >2 Mb.

Mogelijkheden om marktvoorwaarden te beïnvloeden zijn aanwezig Er is een redelijk aantal aanbieders actief op de markt voor huurlijnen, slecht een paar zijn landelijk actief. De aanbieders groeien snel. De groei per deelmarkt kan flink ver- schillen, waarschijnlijk doordat de toetreders zich concentreren op bepaalde segmen- ten. KPN is actief op alle deelmarkten en groeit iets minder snel dan de totale markt. Er zijn ook bedrijven die de markt voor huurlijnen verlaten (faillissementen) of het daad- werkelijk toetreden hebben uitgesteld.
De concentratie in de markt voor huurlijnen is vrij hoog, en lijkt zelfs nog iets te zijn toegenomen. Op een aantal deelmarkten is de concentratie nog hoger, vooral bij de huurlijnen van deze positie de marktvoorwaarden beïnvloeden. De markt voor huurlijnen >2 Mb is matig geconcentreerd. Naast KPN neemt BT Ignite een belangrijke positie in in deze markt. De overige aanbieders zijn ook wat groter dan in de eerder besproken twee deelmarkten. De mogelijkheid van een individuele aanbieder om de marktvoorwaarden te beïnvloeden zal hierdoor beperkter zijn. Er bestaan volgens de meeste marktpartijen nog toetredingsdrempels. Indien een aan- bieder wil toetreden met een eigen netwerk, krijgt hij te maken met hoge investeringen en het leggen van de netwerken (graafrechten). Daarnaast is het moeilijk toe te treden zonder netwerk. Indien een aanbieder op deze manier wil toetreden, wordt het bedrijf geconfronteerd met een slecht werkende wholesalemarkt. De meeste bedrijven zijn dan ook verticaal geïntegreerd. KPN biedt wholesalediensten aan tegen niet-commercieel interessante tarieven. Dit kan duiden op marktmacht van KPN (andere partijen zijn op dit moment nog geen volwaardig alternatief). KPN is actief op alle deelmarkten voor huurlijnen en is zowel actief op de wholesale- als de retailmarkt. Door de breedte en diepte van het aanbod van KPN kan ze mogelijk voordeel behalen ten opzichte van partijen die niet verticaal geïntegreerd zijn. De prijzen van de huurlijnen vertonen een dalende trend. De prijsverlaging is het sterkst in de deelmarkten met de meeste aanbieders. Het lijkt erop dat de concurrentie haar werk doet. De prijsverlaging is het laagst voor huurlijnen van 64 Kb en het hoogst voor huurlijnen van 34 Mb. KPN zit met haar prijsstelling aan de bovenkant van de markt (met name voor de langste afstand). Daarnaast is het opvallend dat KPN haar prijzen niet heeft aangepast in de onderzochte periode en heeft aangegeven niet voornemens te zijn de prijs te verlagen. Dit kan een indicatie zijn dat KPN een bepaalde mate van marktmacht heeft.

Alle belangrijke aanbieders onderdeel van een groot concern Alle belangrijke aanbieders maken deel uit van een groot (internationaal) concern. De markt voor huurlijnen in Nederland is relatief klein ten opzichte van de totale omzet van deze concerns. Geen van de aanbieders lijkt een uitzonderingspositie in te nemen. Geen van de aanbieders wordt derhalve op basis van dit criterium beperkt in de mogelijkhe- den om marktvoorwaarden te beïnvloeden.

KPN beschikt over goede toegang tot de eindgebruiker KPN heeft een fijnmazig netwerk, waardoor ze een goede toegang heeft tot de eindge- bruikers. Andere aanbieders hebben een minder uitgebreid netwerk. Hierdoor lijkt KPN een voordeel te hebben ten opzichte van de overige aanbieders. De overige aanbieders zijn soms afhankelijk van KPN voor de aansluitingen met de eindgebruiker. KPN kan in zo'n geval bepaalde voorwaarden (bijvoorbeeld prijs) opleggen waaronder de andere aanbieders deze toegang kunnen verkrijgen. Verder hebben enkele aanbieders aange- geven dat KPN de ontwikkeling van een alternatief (xDSL-aansluiting) vertraagt. Op ba- sis van deze gegevens kan geconcludeerd worden dat KPN een voordeel heeft ten op- zichte van de (meeste) andere aanbieders van huurlijnen.

Toegang tot financiële middelen wordt moeilijker De toegang tot financiële middelen is het afgelopen jaar moeilijker geworden. De credit ratings van alle aanbieders zijn naar beneden bijgesteld. Op basis van de credit ratings mag verwacht worden dat BT Ignite en WorldCom een iets betere uitgangspositie heb- ben op de kapitaalmarkt, op de voet gevolgd door KPN.

Ervaren aanbieders
De aanbieders hebben ruime ervaring op de markt voor huurlijnen (eventueel via de moeder in het buitenland). In Nederland heeft vooral KPN een voorsprong doordat ze langer aanwezig is dan de andere marktpartijen en daardoor een naam heeft kunnen opbouwen. Andere aanbieders moeten nog zo'n naam opbouwen. Deze voorsprong zal in de loop van de tijd verdwijnen.

Bijlage I Vragenlijst

VRAGENLIJST AMM-AANBIEDERS VAN HUURLIJNEN

Naam aanbieder: _______________________________________________

Contactpersoon

Naam: _______________________________________________

Telefoonnummer: _______________________________________________

Adresgegevens: _______________________________________________

E-mailadres: _______________________________________________

Bij de beantwoording van deze vragen verzoeken wij u gebruik te maken van de Excel- file `huurlijnen.xls'. (Op de website van OPTA (www.opta.nl) te vinden onder `aanmer- kelijke marktmacht', `achtergrondinformatie'.)

Algemeen

1. Kunt u een overzicht geven van de opbouw van uw onderneming? Wij verzoeken u hierbij aan te geven hoe de verhoudingen zijn in: a. deelname en zeggenschap in/van (buitenlandse) moeder-, zuster- en dochter- ondernemingen, voorzover het gaat om belangen van 10% of meer. b. deelname en zeggenschap in/van Nederlandse zuster- en dochterondernemin- gen, voorzover het gaat om een belang van 10% of meer.


2. Hoe groot was de omzet van het concern waartoe uw onderneming behoort over
2000 en wat is de verwachting over 2001 en 2002?


3. a. Biedt u op dit moment in Nederland huurlijnen aan? b. Zo ja, sinds welk jaar? c. Zo nee, wanneer zult u naar verwachting huurlijnen gaan aanbieden in Neder- land?
d. Indien u geen plannen heeft binnen één jaar huurlijnen in Nederland aan te bieden, waarom heeft uw onderneming zich geregistreerd als aanbieder van huurlijnen?

Aanbieders die niet voornemens zijn om binnen één jaar in Nederland huurlijnen aan te bieden, wordt verzocht alleen de antwoorden op de vragen 1, 2 en 3 aan OPTA toe te zenden.

Wanneer in deze vragenlijst wordt gevraagd naar gegevens over catego- rieën, worden daarmee de 8 categorieën in onderstaand schema bedoeld.
* Huurlijnen (excl. PVC's) Nationaal Internationaal
2 Mb


>2 Mb

PVC's Nationaal Internationaal*

Alle capaciteiten

* Onder internationaal dient te worden verstaan een internationale huurlijn, waarvan een begin- of eindpunt in Nederland ligt.


4. a. Geef per categorie aan welke producten door uw onderneming worden gele- verd.
b. Geef per categorie aan waar in Nederland (op gemeentelijk niveau) door uw onderneming huurlijnen worden aangeboden. c. Geef per categorie aan waar in Nederland (op gemeentelijk niveau) de feitelij- ke levering plaatsvindt.

Omzet

5. Hoe groot was de omzet van uw onderneming per maand in de periode van 1 ja- nuari 2000 tot en met 31 maart 2001 per categorie: a. voor de inkomsten uit leveringen van huurlijnen aan uw eigen onderneming of dochtermaatschappijen? (S.v.p. omzetbedragen per categorie en per maand invullen in sheet 1 omzet eigen onderneming.) b. voor de inkomsten uit levering van huurlijnen, exclusief de inkomsten aan uw eigen onderneming of dochtermaatschappijen? (S.v.p. omzetbedragen per ca- tegorie en per maand invullen in sheet 2 omzet excl. eigen onderneming.)


6. a. Welke omzet voor de inkomsten uit levering van huurlijnen aan uw eigen onderneming of dochtermaatschappijen verwacht u per categorie in de jaren
2001 en 2002 te realiseren? (S.v.p. invullen in sheet 1 omzet eigen onderne- ming.)
b. Welke omzet, exclusief de inkomsten uit levering van huurlijnen aan uw eigen onderneming of dochtermaatschappijen, verwacht u per categorie in de jaren
2001 en 2002 te realiseren? (S.v.p. invullen in sheet 2 omzet excl. eigen on- derneming.)


7. a. Hoe groot was de omzet, exclusief inkomsten uit leveringen aan uw eigen on- derneming of dochtermaatschappijen, per categorie in 2000 verdeeld naar omzet in gemeenten met meer dan 100.000 inwoners? (S.v.p. omzetbedragen per categorie invullen in sheet 3 omzet gemeenten >100.000.) b. Welke omzet, exclusief inkomsten uit leveringen aan uw eigen onderneming of dochtermaatschappijen, verwacht u per categorie in 2001 te realiseren, ver- deeld naar omzet in gemeenten met meer dan 100.000 inwoners? (S.v.p. ver- wachte omzetbedragen per categorie invullen in sheet 3 omzet gemeenten >100.000.)


8. Hoe verwacht u dat de concurrentie zich de komende twee jaar per categorie gaat ontwikkelen (bijvoorbeeld qua aantal en omvang van de concurrenten, prijsgedrag, etc.)?

Volumes

9. a. Hoe groot was het aantal huurlijnen per categorie dat uw onderneming aan zuster-, dochter- en moedermaatschappijen in Nederland leverde per eindda- tum van ieder kwartaal in de periode van 31 december 1999 tot en met 31 maart 2001? (S.v.p. aantallen per kwartaal en per categorie invullen in sheet 4 aantal huurlijnen.)
b. Hoe groot was het aantal huurlijnen per categorie dat uw onderneming exclu- sief zuster-, dochter- en moedermaatschappijen in Nederland leverde per einddatum van ieder kwartaal in de periode van 31 december 1999 tot en met
31 maart 2001? (S.v.p. aantallen per kwartaal en per categorie invullen in sheet 4 aantal huurlijnen.)
c. Welk aantal huurlijnen verwacht uw onderneming per categorie in de jaren
2001 en 2002 te leveren? (S.v.p. aantallen per categorie invullen in sheet 4 aantal huurlijnen.)

Het aantal concurrenten

10. Welke tien ondernemingen ziet u als uw grootste concurrenten op de markt voor huurlijnen, onderscheiden voor huurlijnen: a. b. 2 Mb
c. >2 Mb
d. PVC's?

Toe - en uittredingsdrempels in de markt
11. a. Beschrijf kwalitatief en kwantitatief de toetredingsdrempels die volgens uw onderneming thans en in de nabije toekomst bestaan voor nieuwe aanbieders op de Nederlandse markt voor huurlijnen om diensten aan te bieden tegen concurrerende voorwaarden. (Denkt u hierbij aan technische, financiële, wettelijke en/of marktstrategische barrières.) b. Welke drempels zijn er wanneer een aanbieder uit deze markt wil treden en kunt u dit toelichten?


12. Heeft u problemen bij het verkrijgen van toegang tot het netwerk van andere be- drijven? Zo ja, kunt u deze problemen omschrijven (bijvoorbeeld tijdsduur tussen aanvraag en realisatie, kosten, kwaliteit van dienstverlening, etc.)?

Overstapbarrières

13. a. Welke barrières voorziet uw onderneming voor eindgebruikers om van de ene naar een andere huurlijnaanbieder over te stappen? b. Voorziet uw onderneming op korte termijn oplossingen voor deze barrières? c. In hoeverre bepalen andere aanbieders dan uzelf deze uittredingsbarrières? d. In hoeverre verwacht u dat een aanwijzing van een partij met aanmerkelijke marktmacht invloed heeft op deze barrières?


14. a. Welke barrières aan de aanbodkant voorziet uw onderneming voor het over- stappen naar een ander type huurlijn voor de verschillende categorieën van huurlijnen (2 Mb en PVC's)?


b. Welke barrières aan de aanbodkant voorziet uw onderneming voor de verschil- lende categorieën van huurlijnen (2 Mb en PVC's) om over te stappen naar het aanbieden van huurlijnen binnen een ander geografisch ge- bied?

Prijsontwikkeling

15. a. In hoeverre is uw onderneming prijsvolger of prijszetter in elk van de catego- rieën? (S.v.p. invullen in sheet 5 prijsstrategie.) b. Indien uw onderneming een prijsvolger is, op basis van welke aanbieder(s) ba- seert uw onderneming haar prijsbeleid? (S.v.p. invullen in sheet 5 prijsstrategie.)


16. Is/zijn er op de markt voor huurlijnen (een) aanbieder(s) die de mogelijkheid heeft/hebben de marktvoorwaarden (tarieven en andere voorwaarden) te bepalen onafhankelijk van concurrenten, leveranciers, afnemers of eindgebruikers. Zo ja, geef dan per categorie aan welke aanbieder(s) dit is/zijn. (S.v.p. invullen in sheet 6 marktvoorwaarden.)


17. Tarieven
a. Wat zijn de standaardmaandtarieven per de eerste van elk kwartaal in de peri- ode van 1 januari 2000 tot en met 1 april 2001 voor huurlijnen met een capa- citeit van 64 Kb, 2 Mb en 34 Mb voor 5 km en voor 50 km? (S.v.p. tarieven in- vullen in sheet 7 tarieven.)
b. Wat zullen deze tarieven naar verwachting zijn per 1 juli 2001, 1 januari 2002 en 1 juli 2002? (S.v.p. tarieven per product invullen in sheet 7 tarieven.) c. Hoe hoog zijn de eenmalige aansluitkosten per de eerste van elk kwartaal in de periode van 1 januari 2000 tot en met 1 april 2001 per locatie en voor huurlijnen met een capaciteit van 64 Kb, 2 Mb en 34 Mb? (S.v.p. tarieven in- vullen in sheet 7 tarieven.)
d. Hoe hoog zullen de aansluitkosten naar verwachting zijn per 1 juli 2001, 1 ja- nuari 2002 en 1 juli 2002? (S.v.p. tarieven per product invullen in sheet 7 ta- rieven.)
e. Hoe hoog is de hoogste korting die uw onderneming in 2000 en in het eerste kwartaal van 2001 op de standaardtarieven heeft gegeven? (S.v.p. percenta- ges invullen in sheet 7 tarieven.)

ROCE ten opzichte van kosten van kapitaal1
18. Hoe hoog is de opbrengst (na rente voor belastingen) over 2000 op uw activiteiten in de Nederlandse markt voor huurlijnen?


19. Hoe groot zijn de totale activa op 31 december 2000 (gerelateerd aan activiteiten ten behoeve van huurlijnen in Nederland)?


20. Hoe groot zijn de totale kortlopende schulden op 31 december 2000 (gerelateerd aan activiteiten ten behoeve van huurlijnen in Nederland)?


1 ROCE = Return On Capital Employed.



21. Wat is de gemiddelde `cost of capital'1 over 2000 op uw activiteiten in de Neder- landse markt voor huurlijnen? Indien u deze vraag niet kunt beantwoorden, ver- zoeken wij u om vraag 22 te beantwoorden.


22. Wat is de risico-opslag die uw (moeder)onderneming boven op de rente op staats- leningen moet vergoeden ten behoeve van het aantrekken van vreemd vermogen? Graag illustreren aan de hand van het rentepercentage dat geldt voor de jongste geldlening die u heeft aangetrokken.

De toegang tot eindgebruikers

23. Welke aanbieders hebben een relatief sterke positie ten aanzien van de toegang tot eindgebruikers op de markt voor huurlijnen en waarom?

Ervaring

24. a. In hoeverre speelt volgens u ervaring mee bij de keuze van eindgebruikers voor een aanbieder van huurlijnen?
b. Welke marktpartijen profiteren hiervan?

Toekomstverwachtingen

25. a. Hoe groot was volgens u de totale omzet in 2000 op de Nederlandse markt voor huurlijnen voor elk van de onderscheiden categorieën? (S.v.p. omzetbe- dragen per categorie invullen in sheet 8 omzet totale markt.) b. Hoe groot zal deze totale omzet naar uw verwachting in 2001 en 2002 zijn? (S.v.p. omzetbedragen per categorie invullen in sheet 8 omzet totale markt.)

Beleidsmatige aspecten van continuering van aanwijzing
26. a. Kunt u aangeven waarom de aanwijzing van KPN als partij met aanmerkelijke macht op de markt voor huurlijnen voor de verschillende categorieën dan niet gecontinueerd zou moeten worden? In uw argumentatie kunt u denken aan de volgende aspecten: marktaandeel, aantal concurrenten, concentratie in de markt, ontwikkeling en omvang van de concurrenten, toe- en uittredings- drempels, overstapdrempels voor eindgebruikers, verticale integratie en diver- sificatie, prijsvorming, omzet moedermaatschappij, toegang tot eindgebrui- kers, toegang tot financiële middelen en ervaring op de markt. b. Welke invloed heeft een aanwijzing van een partij met aanmerkelijke macht op de markt voor openbare vaste telefonie op uw onderneming c.q. beleid?

Indien u verdere opmerkingen heeft die relevant kunnen zijn voor het vooronderzoek ter bepaling van de marktaandelen van de marktpartijen op de markt voor huurlijnen zoals omschreven in artikel 6.4., eerste lid, van de Telecommunicatiewet, vernemen wij die graag.


1 De cost of capital is de gewogen som van de prijs voor het eigen vermogen en de prijs voor vreemd vermogen. De prijs voor het eigen vermogen is gelijk aan de jaarlijkse dividendbetalingen gedeeld door de nominale waarde van het aandelenvermogen. De prijs voor het vreemd vermogen is gelijk aan de interestbetalingen gedeeld door het totale vreemd vermogen.
Definities

1. Huurlijn
Het begrip huurlijn is gedefinieerd in artikel 1.1, onder i, van de Telecommunica- tiewet als:
`Aan het publiek ter beschikking stellen van transparante transmissiecapaciteit tus- sen twee netwerkaansluitpunten van een telecommunicatienetwerk, zonder route- ringsfuncties waarover gebruikers kunnen beschikken als onderdeel van de gele- verde huurlijn.'
Met andere woorden: een huurlijn is een verbinding die altijd aanwezig is tussen twee vaste aansluitpunten. `Vaste' betekent dat de aansluitpunten niet veranderen. `Publiek' betekent in de wettelijke definitie niets meer of minder dan iedere afne- mer.


2. PVC
PVC staat voor Permanent Virtual Circuit. In tegenstelling tot andere huurlijnen, die een constante capaciteit (bandbreedte) hebben, heeft een PVC een in de tijd varia- bele capaciteit. De capaciteit van de PVC die de gebruiker ervan op een bepaald moment in de tijd daadwerkelijk gebruikt, is afhankelijk van de hoeveelheid capaci- teit die de gebruiker op dat moment nodig heeft (de hoeveelheid datapakketten die hij wil versturen) en de hoeveelheid capaciteit die het netwerk waar de PVC doorheen loopt kan leveren. In beginsel kan de PVC iedere denkbare variabele ca- paciteit hebben, dus bijvoorbeeld van 3 kbit/s t/m 64 kbit/s of van 1 Mbit/s tot 10 Mbit/s. Een PVC is een verbinding op laag 2 van het ISO OSI-model, terwijl andere huurlijnen verbindingen op laag 1 van het ISO OSI-model zijn. Voorbeelden van technieken (technische standaarden) waarmee PVC wordt gerealiseerd zijn: X.25, frame relay en ATM. Een PVC is iets anders dan een Virtual Private Network (VPN). VPN is een veel ruimer begrip.
Daar waar de omzet van PVC wordt gevraagd gaat het om de omzet van verbin- dingen die echt als PVC aan een externe afnemer worden geleverd en dus niet om diensten waar in het netwerk eventueel van een PVC gebruik wordt gemaakt. Zo is het mogelijk een Internet Protocol (IP)-dienst te leveren met gebruik van een PVC, maar de afnemer krijgt in dat geval een IP-dienst geleverd en géén PVC.