IP/01/1433
Brussel, 19 oktober 2001.
IATA is bereid een einde te maken aan de gezamenlijke vaststelling van
tarieven voor vrachtvervoer binnen de EER
Naar aanleiding van de in mei door de Europese Commissie geuite
bezwaren heeft de internationale vereniging voor het luchtvervoer
(IATA) ermee ingestemd alle resoluties betreffende de gezamenlijke
vaststelling van tarieven voor het luchtvervoer van vracht binnen de
Europese Economische Ruimte in te trekken. Deze beslissing wordt
toegejuicht door de Commissie omdat zij zal resulteren in een
scherpere concurrentie bij de vaststelling van de tarieven voor het
luchtvervoer van vracht, met alle gunstige gevolgen van dien voor de
Europese exporteurs en de Europese economie als geheel.
De IATA is opgericht in 1945 en vertegenwoordigt luchtvaartmaatschappijen over de gehele wereld. Kort na de tweede wereldoorlog, toen de concurrentie in het luchtvervoer nog zeer beperkt was, werden voor de verschillende regio's van de wereld IATA-tarievenconferenties ingesteld. Zowel de liberalisering van het luchtvervoer in de Europese Unie, de Verenigde Staten en elders, als het ontstaan van luchtvaartallianties hebben echter ingrijpende veranderingen in de concurrentie-omgeving teweeggebracht, waardoor er thans op vele luchtroutes een daadwerkelijke mededinging heerst.
Tot juni 1997 kwamen de activiteiten van de IATA-tarievenconferenties
inzake vrachtvervoer binnen de Europese Economische Ruimte in
aanmerking voor een groepsvrijstelling krachtens Verordening nr.
1617/93 van de Commissie. De Commissie heeft de groepsvrijstelling
toen ingetrokken omdat de door de conferenties vastgestelde tarieven
veel hoger lagen dan de marktprijzen en omdat prijsoverleg niet meer
gerechtvaardigd leek.
Na de intrekking van de groepsvrijstelling heeft de IATA evenwel om
een individuele vrijstelling verzocht met het argument dat het
tarievenconferentiesysteem de interlining van vrachtvervoer
vergemakkelijkt. Er is sprake van interlining wanneer de vracht voor
een gedeelte van of voor de volledige reis wordt vervoerd door een
andere luchtvaartmaatschappij dan die welke het biljet heeft verkocht.
De vrachtvervoertarieven die door de tarievenconferenties worden
vastgesteld, worden dan gebruikt voor de berekening van de vergoeding
die elke betrokken maatschappij ontvangt.
In een in mei 2001 aan de IATA gerichte mededeling van punten van
bezwaar (zie IP/01/694) heeft de Commissie zich op het standpunt
gesteld dat de IATA niet heeft kunnen aantonen dat dit 55 jaar oude,
beperkende systeem nog altijd onontbeerlijk is om klanten binnen de
EER efficiënte interliningdiensten aan te bieden.
In reactie daarop heeft de IATA zich bereid verklaard begin 2002 een
einde te maken aan de gezamenlijke vaststelling van tarieven voor
vrachtvervoer binnen de EER. Vanaf dan zal elke luchtvaartmaatschappij
haar eigen tarieven vaststellen.
Deze procedure heeft uitsluitend betrekking op het IATA-overleg over
vrachtvervoertarieven in de EER. De Commissie heeft zich niet verzet
tegen de verdere toepassing van andere administratieve en technische
IATA-resoluties in de vrachtvervoersector die interlining
vergemakkelijken en geen verband houden met de vaststelling van
vrachtvervoertarieven.
Achtergrond
In tegenstelling tot het vrachtvervoer valt het overleg over
vervoertarieven voor passagiers nog steeds onder de bovenvermelde
groepsvrijstelling, die normaliter in juni 2001 verstreek maar tot 30
juni 2002 werd verlengd. Op grond van een in februari 2001
gepubliceerd overlegdocument verricht de Commissie thans een diepgaand
onderzoek om uit te maken of het overleg over
passagiersvervoertarieven in zijn huidige vorm nog steeds aan de
voorwaarden voor een verlenging van de vrijstelling voldoet.