Ministerie van Defensie
---
Brieven aan de Kamer
---
Evaluatie defensiebijdrage aan CMAC
23-10-2001
Hierbij bied ik u de evaluatie aan van de inzet van defensiepersoneel
bij het "Cambodia Mine Action Centre" (CMAC) van 1992 tot 2000. Het is
een beknopt rapport, aangezien het een kleine operatie betrof waaraan
in acht jaar zo'n vijfentwintig militairen van de
explosievenopruimingsdienst hebben deelgenomen. Bovendien zijn
toedracht en politieke besluitvorming reeds beschreven in het rapport
"Vertrekpunt Den Haag" van 4 september 2000 van de Tijdelijke
Commissie Besluitvorming Uitzendingen en was het besluit de
defensiebijdrage te staken onderwerp van gesprek in het algemeen
overleg van 19 april dit jaar.
Zoals uit de evaluatie naar voren komt, is het eindoordeel over de
betrokkenheid van Defensie bij CMAC positief: een groot aantal
Cambodjanen is mede door de inspanningen van Nederlandse militairen
opgeleid om zelfstandig hun land van mijnen te ontdoen en CMAC staat
inmiddels op eigen benen. Het Nederlandse personeel op zijn beurt
heeft de inzet in Cambodja ook als positief ervaren, ondanks het feit
de omstandigheden ter plaatse het nodige van hun aanpassingsvermogen
hebben gevergd.
Voor de goede orde meld ik u dat de minister voor
Ontwikkelingssamenwerking de humanitaire mijnenruiming in Cambodja nog
steeds financieel steunt, zij het niet langer via CMAC maar via
niet-gouvernementele organisaties, met name HALO Trust en Norwegian
Peoples Aid. In 2000 ging het hierbij om fl. 1,8 miljoen.
DE MINISTER VAN DEFENSIE
Mr. F.H.G. de Grave
EVALUATIE VAN DE DEFENSIEBIJDRAGE AAN HET CAMBODIAN MINE ACTION CENTRE
september 2001
1. Inleiding
Op 1 oktober 2000 bëeindigde Nederland zijn bijdrage aan het Cambodian
Mine Action Centre (CMAC). De Nederlandse bijdrage is het onderwerp
van deze evaluatie. Het doel is een beknopt overzicht te geven van de
inzet van Nederlandse militairen bij deze kleine missie. Deze
evaluatie bestaat uit zeven paragrafen: de inleiding, de planning, de
voorbereiding, de uitvoering, personeel en regelgeving, de aansturing
en, ten slotte, de conclusies en lessons learned
Achtergrond van de operatie
In 1954 werd de Franse kolonie Cambodja onafhankelijk. De toenmalige
vorst Norodom Sihanouk gaf na de onafhankelijkheid zijn koninklijke
titel op om president te kunnen worden. Linkse en rechtse groeperingen
bedreigden echter zijn positie. De Rode Khmer, een communistische
organisatie die hulp kreeg uit Noord-Vietnam, vormde de kern van het
linkse verzet. In 1975 trok de Rode Khmer hoofdstad Phnom Penh binnen.
Onder Rode-Khmerleider Pol Pot voltrok zich in het land een drama dat
waarschijnlijk aan meer dan een miljoen Cambodjanen het leven heeft
gekost.
Vietnamese troepen, die inmiddels het Cambodjaanse verzet onder
leiding van prins Sihanouk steunden, verdreven de Rode Khmer in 1979
uit Phnom Penh. Er ontstond een guerrillastrijd die tien jaar duurde.
Onder bemiddeling van de VN, Indonesië en Frankrijk kwamen de partijen
in 1991 een bestand overeen. Omdat bestandsschendingen aan de orde van
de dag waren, verzocht Prins Sihanouk de VN waarnemers te sturen. De
Veiligheidsraad besloot met Resolutie 717 tot de oprichting van de
United Nations Advance Mission in Cambodia (UNAMIC) (16 oktober 1991).
Op 30 oktober 1991 kwamen de zogenoemde Parijse Akkoorden tot stand.
Ter ondersteuning van deze akkoorden werd op 28 februari 1992, op
grond van Veiligheidsraadresolutie 745, de United Nations Transitional
Authority in Cambodia (UNTAC) in het leven geroepen, met een
voorlopige duur van achttien maanden. UNAMIC zou worden opgeheven
zodra UNTAC operationeel zou zijn.
Op 30 oktober 1991 begon de eerste fase van de operatie met de
ontplooiing van UNAMIC. Taken van deze missie waren toezien op het
staakt-het-vuren en het mijnenvrij maken van belangrijke gebieden. De
eerste eenheden van UNTAC arriveerden in maart 1992 en namen de taken
van UNAMIC over. Tevens zagen zij toe op het vertrek van alle, niet
tot de VN behorende buitenlandse eenheden en op de terugkeer van de
ontheemden en vluchtelingen. Op 12 maart 1992 besloot de Nederlandse
regering een militaire bijdrage te leveren aan de UNTAC-missie. Vanaf
april 1991 tot 5 oktober 1993 namen onder meer drie Nederlandse
bataljons deel aan deze missie. De tweede fase, die begon op 13 juni
1992, betrof het kantonneren, ontwapenen en demobiliseren van
Cambodjaanse militairen. De laatste fase begon in oktober 1992 en was
gericht op de organisatie en de uitvoering van de verkiezingen in mei
1993.
Op 10 juni 1992 werd het Cambodian Mine Action Centre (CMAC) in het
leven geroepen, waaraan Nederland eveneens een bijdrage leverde. CMAC
had (en heeft) als taak Cambodjanen op te leiden om mijnen en andere
explosieven op te ruimen en deze werkzaamheden te organiseren en
coördineren.
Samenstelling CMAC
Na de beëindiging van UNTAC werd de mijnenruimingscomponent van deze
missie, de Mine Training and Coordination Unit (MTCU), voortgezet tot
30 november 1993. Daarna zou het CMAC, dat onder auspiciën van de
Verenigde Naties en onder leiding van Cambodjanen opereerde, de
activiteiten van het MCTU overnemen. De VN vroegen donorlanden om
instructeurs en technische adviseurs voor het opleiden van
Cambodjaanse mijnenruimteams. Nederland heeft destijds positief op dit
verzoek gereageerd en tot 1 oktober 2000 een beperkte, maar
waardevolle bijdrage geleverd.
De Nederlandse bijdrage
De Koninklijke marine, de Koninklijke landmacht en de Koninklijke
luchtmacht hebben gedurende acht jaar personeel geleverd aan CMAC. De
specifieke kennis van mijnen en ongesprongen explosieven die een
instructeur moet hebben, was voornamelijk voorhanden bij
EOD-personeel. De taak was adviserend; het ruimen van de mijnen en
explosieven gebeurde door Cambodjaans personeel. De buitenlandse
inbreng in CMAC bestond aanvankelijk uit 28 personen. Nederland heeft
deelgenomen met twee of drie personen per rotatie. In totaal hebben 25
EOD- militairen een bijdrage geleverd aan CMAC. Het gebied waar het
Nederlandse EOD- personeel, in nauwe samenwerking met Belgische EOD
militairen, is ingezet, was ongeveer vier maal zo groot als Nederland.
2. Planning
Internationale planning
CMAC opereerde onder Cambodjaanse leiding, onder auspiciën van de VN.
In overeenstemming met de doelstelling, het opleiden van Cambodjaanse
mijnenruimers, kon de inbreng van buitenlandse specialisten gaandeweg
worden verminderd.
Nationale planning
Met het oog op de internationale plannen en vanwege de relatief zware
belasting van een kleine groep specialisten binnen de krijgsmacht is
jaarlijks beoordeeld of de bijdrage aan CMAC nog steeds zinvol was en
zou moeten worden voortgezet.
Risicoanalyse
Het risico voor het Nederlandse personeel was beperkt. De taakstelling
betrof immers opleiding en training. Het ruimen van mijnen en
explosieven werd uitgevoerd door lokaal personeel. Bovendien was het
Nederlandse personeel zeer deskundig op het gebied van (de ruiming
van) mijnen en ongesprongen explosieven en goed voorbereid op en
getraind voor de klimatologische en leefomstandigheden in Cambodja.
Verschillende van hen zijn bovendien meermalen uitgezonden, waardoor
de risico's nog verder afnamen.
3. Voorbereiding
Het Nederlandse CMAC-personeel werd onder verantwoordelijkheid van de
School voor Vredesmissies (SVV) in Amersfoort en het Explosieven
Opruimings Commando van de Koninklijke landmacht (EOCKL) te Culemborg
voorbereid op zijn uitzending. De missiegerichte opleiding behelsde
vooral de cultuur en de wijze van leven en werken in het
operatiegebied en het lering trekken uit de ervaringen van eerder
uitgezonden personeel.
4. Uitvoering
De Nederlandse militairen werkten in Cambodja nauw samen met Belgische
collega's. Het personeel was ingedeeld in teams die de Cambodjanen de
initiële training op het gebied van het ruimen van mijnen gaven. Dit
is in de loop der jaren een succes gebleken: tijdens het bestaan van
CMAC zijn meer dan 2500 Cambodjaanse mijnenruimers opgeleid. Hierdoor
nam de behoefte aan buitenlandse adviseurs en opleiders geleidelijk
aan af en waar mogelijk werden zij vervangen door Cambodjaans
personeel. Uiteindelijk kon vorig jaar worden besloten ook de
Nederlandse bijdrage aan CMAC te beëindigen.
Het ruimen van mijnen is in de meeste gevallen een betrekkelijk
eenvoudige zaak, als tenminste de benodigde vaardigheden worden
toegepast en de risico´s niet onderschat. Het opleiden van
mijnenruimers kan in betrekkelijk korte tijd geschieden. Tijdens UNTAC
en in de jaren daarna lag de nadruk op het ruimen van mijnen,
aangezien die een ernstige bedreiging vormden voor de veiligheid van
de bevolking. Bovendien vormden zij een grote belemmering voor de
ontwikkeling van dit hoofdzakelijk agrarische land. Als gevolg van de
jarenlange oorlogen in Cambodja en de regio liggen er ook grote
hoeveelheden niet-geëxplodeerde munitie en springstoffen in het land
verspreid. Voor het merendeel bevinden die zich in moeilijk
toegankelijk terrein (dicht begroeid oerwoud moerasgebieden) of onder
water in de Mekong rivier. Deze 'Unexploded Ordnance' (UXO's) vormen
zeker op de (middel)lange termijn een ernstige bedreiging voor de
ontwikkeling van het land, in het bijzonder bij de aanleg van bruggen
en wegen.
De complexiteit van ontstekingsmechanismen, de enorme variëteit aan
projectielen en de samenstelling daarvan, de mogelijke aanwezigheid
van chemische bestanddelen (zoals witte fosfor) alsmede de
mogelijkheid van valstrikken, maken het ruimen van UXO´s niet alleen
veel moeilijker maar ook gevaarlijker dan het ruimen van mijnen. Het
opleiden van personeel daarvoor vergt derhalve vele jaren. Bovendien
is slechts een beperkt deel van de thans opgeleide Cambodjaanse
mijnenruimers voor deze taak berekend. De problematiek van de UXOs
vergt in de nabije toekomst een separate aanpak, waarbij de benodigde
deskundigheid thans niet, althans onvoldoende binnen de Cambodjaanse
samenleving voorhanden is.
5. Aspecten van personeel en regelgeving
Personeel
De taakstelling vereiste gekwalificeerd en specialistisch personeel,
dat slechts in beperkte mate in Nederland voorhanden was. Het EOCKL
was dan ook de voornaamste leverancier van personeel. Er bestond
gedurende de gehele periode bij het personeel een grote bereidheid om
voor uitzending naar CMAC in aanmerking te komen. Men kon in het
operatiegebied immers zijn specifieke deskundigheid toepassen en een
concrete bijdrage leveren aan de wederopbouw van de Cambodjaanse
samenleving. Vanwege de behoefte aan dit specialisme in andere
operaties (IFOR, SFOR, KFOR) en het beperkte aantal EOD-specialisten
in de krijgsmacht, is het betrokken personeel meer dan eens
uitgezonden. Om de uitzendbelasting zoveel mogelijk te beperken, is de
uitzendfrequentie aangepast tot drie maanden uitzending en vervolgens
een jaar thuis.
Arbeidsomstandigheden
Vanwege het klimaat, de cultuur en de aard van de bevolking bestond er
in de arbeidsomstandigheden een groot verschil met de Nederlandse
maatstaven en normen. Het werken onder andere klimatologische
omstandigheden en in een oosterse cultuur vereist een grote mate van
flexibiliteit, aanpassingsvermogen en inventiviteit. De Nederlandse
militairen hebben zich goed aan de omstandigheden weten aan te passen.
Er hebben zich geen problemen voorgedaan op het gebied van gezondheid
en arbeidsomstandigheden.
6. Aansturing
De directe aansturing was in handen van de leiding van CMAC. Vanuit
Nederland zijn de Nederlandse militairen in CMAC sinds eind 1995
aangestuurd door de CDS, met het Defensie Crisis- en
Beheersingscentrum als contactpunt. In voorkomend geval werd Den Haag
direct geïnformeerd door de Nederlandse Senior Officer in Pnom Penh.
De reguliere informatievoorziening geschiedde op wekelijkse basis door
middel van een standaard situatierapport. Verder had het EOD-personeel
via de 'Senior Officer' veelvuldig contact met het EOCKL om
vakgerichte informatie uit te wisselen.
7. Conclusies en lessons learned
Nederland heeft acht jaar lang een constructieve bijdrage geleverd aan
het verminderen van de mijnenproblematiek in Cambodja. In die tijd
zijn veel mijnenruimers opgeleid en is veel kennis overgedragen. Omdat
CMAC naar het oordeel van de VN in 2000 op eigen benen kon staan, is
besloten de Nederlandse deelneming per 1 oktober van dat jaar te
staken.
De ondersteuning van CMAC heeft opnieuw het belang van hoogwaardig
specialistisch EOD-personeel bij de krijgsmacht aangetoond. Het behoud
van dit personeel is, mede gezien de zeer lange opleidingstijd, een
prioriteit voor Defensie.
Lessons learned
- Nederlandse militairen zijn in staat gebleken op kleine schaal en op
grote afstand van Nederland een zinvolle bijdrage te leveren aan de
inspanningen van de VN op het terrein van de humanitaire
mijnenruiming;
- gebleken is dat ook de militairen zelf de inzet bij humanitaire
mijnenruiming - dat wil zeggen onder andere dan operationele
omstandigheden - als zinvol ervaren;
- omdat het aantal EOD-ers in de krijgsmacht beperkt is en zij in de
loop van de jaren negentig ook op de Balkan werden ingezet, is het
nodig gebleken de uitzenddruk te verminderen door het uitzendritme aan
te passen;
- naast de explosievenopruiming in Nederland en de operationele inzet
in internationaal verband is ook de inzet voor humanitaire doeleinden
een belangrijke taak van de EOD. Het behoud van een hoogwaardige
EOD-capaciteit is ook hierom een prioriteit voor Defensie.