CENTRAAL PLANBUREAU
Onderwerp: persbericht
Nummer: 35
Datum: 26 oktober 2001
Inlichtingen bij: Martin Koning (tel: 070 - 3383 306), of bij Bert
Minne (tel: 070 - 3383 368), of bij Jacqueline Timmerhuis (tel: 070 -
3383 477)
Opvolger F16: Van de plank kopen' biedt meer voordelen dan deelname in
ontwikkeling JSF
De voordelen voor het Nederlandse bedrijfsleven van overheidsdeelname
in de ontwikkeling van de Joint Strike Fighter (JSF) wegen niet op
tegen de kosten en de verminderde keuzevrijheid bij aanschaf rond
2007. Deelname zorgt weliswaar voor extra activiteiten bij de
betrokken bedrijven, maar het merendeel gaat ten koste van activiteit
elders in Nederland.
Dit concludeert het CPB in het vandaag verschenen CPB Document
Participeren in de ontwikkeling van de Joint Strike Fighter; een
globale kosten-baten analyse. Deze studie is verricht op verzoek van
de ministeries van Defensie, Economische Zaken en Financiën. De studie
dient ter ondersteuning van het binnenkort te nemen kabinetsbesluit om
wel of niet aan de ontwikkeling van de JSF deel te nemen. Ten behoeve
van het onderzoek is een uitgebreide interviewronde gehouden met
deskundigen van de betrokken bedrijven, kennisinstituten en
departementen.
Bij het besluit wel of niet deel te nemen aan de ontwikkeling van de
JSF gaat het niet om de vraag welk vliegtuig het beste kan worden
aangeschaft als opvolger van de F16. Het gaat om de vraag welke
effecten een financiële participatie in de ontwikkeling van de JSF
heeft. Toch zijn beide vraagstukken aan elkaar gekoppeld. Een keuze
voor deelname betekent in de praktijk logischerwijs ook de aanschaf
van de JSF. Dit hangt samen met het feit dat Nederland bij
participatie straks allerlei kortingen krijgt bij de aanschaf van de
JSF. Bij een besluit om niet deel te nemen, zijn alle opties in de
toekomst nog open. Dit betekent in de praktijk dat Nederland
waarschijnlijk in 2007 van de plank' zal kopen met de keuze uit de
drie meest kansrijke vliegtuigtypen: Joint Strike Fighter, Rafale en
Eurofighter. Grote kans bestaat dat ook bij het kopen van de plank' de
keuze op de JSF valt, want de JSF lijkt de beste prijs/kwaliteit te
bieden.
In de studie maakt het CPB een globale kosten-baten analyse, waarin
primair vanuit economisch oogpunt de relevante voor- en nadelen van
participatie afgewogen worden tegen het alternatief van kopen van de
plank' in 2007. Hier volgen de bevindingen met betrekking tot de vier
belangrijkste kwesties.
1. Efficiënte aanschaf van defensiematerieel
Eerst is gekeken vanuit het gezichtspunt van een efficiënte aanschaf
van defensie-materieel. Het gaat hierbij om de investeringskosten van
de participatie (NLG 1,8 mld) in vergelijking met de financiële
opbrengsten in termen van netto kortingen op aanschaf van vliegtuigen
in de toekomst en royalty's van de verkoop van de JSF aan derden. Het
saldo van de kosten en de verschillende opbrengsten blijkt negatief te
zijn. Het netto verlies bedraagt NLG 0,3 tot 0,9 mld (netto contante
waarde). Participatie gaat bovendien gepaard met risico's en met een
verlies aan flexibiliteit in vergelijking met een situatie waar men
tot 2007 de opties open houdt. Vanuit het gezichtspunt van een
efficiënte aanschaf van materieel - het gaat om een uiteindelijke
order van naar verwachting NLG 12 mld - is participatie derhalve
ongunstig.
Participatie zal dan elders baten moeten opleveren, die bovengenoemde
nadelen compenseren.
2. Toegevoegde waarde en werkgelegenheid
Een bate kan gelegen zijn in de toegevoegde waarde en werkgelegenheid
die participatie oplevert. Studies van het Nationaal Instituut voor
Vliegtuigontwikkeling en Ruimtevaart (NIVR) en Booz-Allen & Hamilton
(BAH) laten zien dat participatie 900 tot 1200 banen oplevert en
jaarlijks circa NLG 0,2 mld aan toegevoegde waarde. Deze resultaten
lijken plausibel, maar ze geven niet het netto resultaat weer voor de
Nederlandse economie. De arbeid die bij deze projecten wordt ingezet
is geschoold technisch personeel. Deze werknemers zijn schaars en ook
elders productief inzetbaar in onze economie. De directe activiteit en
banen die het project oplevert, verdringen met andere woorden
economische activiteit en banen elders in onze economie. Het netto
effect voor de economie is naar verwachting verwaarloosbaar klein.
3. Kennisontwikkeling
Een andere mogelijke bate is de kennisontwikkeling die bij de
deelnemende bedrijven ontstaat als gevolg van participatie. Dit effect
is naar verwachting gering. Hiervoor zijn twee redenen aan te voeren.
De eerste is dat de Amerikanen belangrijke strategische kennis vanwege
militaire geheimhouding niet delen. Het zijn de Amerikanen die bepalen
wat hier wel en niet onder valt. De tweede reden is dat deelnemende
bedrijven, waaronder de Nederlandse, worden geselecteerd op hun
know-how. Het betreft dan vooral technologie-uitruil op deelterreinen
waar Nederlandse bedrijven sterk in zijn en geen uitruil van kennis
over de volle breedte waar Nederlandse bedrijven een inhaalslag zouden
kunnen maken. Mogelijk kan participatie wel enige leereffecten
genereren in de sfeer van management. Ook is niet uit te sluiten dat
participatie via leereffecten net dat extra duwtje in de rug geeft om
een standaard te zetten buiten de militaire vliegtuigbouw. De kansen
op dergelijke first mover voordelen' zijn echter klein en zeer
onzeker.
4. Uitstraling binnen luchtvaartcluster
Tot slot heeft het CPB onderzocht in hoeverre de luchtvaartsector in
Nederland functioneert als luchtvaartcluster, dat wil zeggen dat de
bedrijven zodanig onderling samenhangen dat ontwikkelingen bij
bepaalde bedrijven een aanmerkelijke uitstraling hebben op andere
bedrijven. In een dergelijk cluster is sprake van een gedeelde
kennisbasis waar de deelnemende bedrijven kennis aan toevoegen en
hiervan ook profiteren. Als er sprake is van een samenhangend
luchtvaartcluster, dan kan dit de technologische voordelen van
deelname in JSF vergroten. De clustervoordelen van de Nederlandse
luchtvaartsector zijn naar verwachting echter niet groter dan bij een
normaal project in de industrie. De reden is dat het Nederlandse
luchtvaartcluster in economische zin weinig samenhang toont. De
spelers binnen de Nederlandse vliegtuigindustrie hebben onderling
weinig bindingen en delen weinig gemeenschappelijke technologie. Dit
gold al in het Fokker-tijdperk en geldt nu des te sterker. De
Nederlandse gebruikers (KLM, Luchtmacht en Schiphol) kopen in het
buitenland. Hun kennis overlapt nauwelijks met die van de Nederlandse
componentenmakers. De componentenmakers bestaan uit een klein aantal
bedrijven, die aan buitenlandse vliegtuig- en motorenbouwers
(integrators) leveren. Alleen het Nationaal Lucht- en
Ruimtevaartlaboratorium bundelt kennis van zowel gebruikers, makers
als integrators. Deelname aan de JSF-ontwikkeling is naar verwachting
ook geen katalysator voor clustervorming, aangezien de verwachte
structuur van de bindingen binnen dit project dezelfde is als nu het
geval is.
Alles overziende lijken de voordelen en kansen van participatie voor
de Nederlandse industrie onvoldoende groot om de kosten en risico's
voor de overheid goed te maken. Vanuit economisch oogpunt beschouwd,
biedt kopen van de plank meer voordelen dan deelname in de
ontwikkeling van de JSF.
CPB Document 13, , ISBN 90-5833-082-6, is te bestellen bij:
Bibliotheek Centraal Planbureau
Postbus 80510
2508 GM Den Haag
Telefoon: 070-3383425
Telefax: 070-3383350
E-mail: bibliotheek@cpb.nl
Prijs: NLG 19,85 (EUR 9,-)
De volledige publicatie is (gratis) beschikbaar als PDF-file.
| Top | Home | Search | Sitemap |