Actueel

Einde van de zaak LVMH versus Gucci en PPR

Bron: Gerechtshof Amsterdam

Datum actualiteit: 26-10-2001

P E R S B E R I C H T

EINDE VAN DE ZAAK LVMH VERSUS GUCCI EN PPR

De Ondernemingskamer te Amsterdam heeft, bij beschikking van 8 maart 2001 op verzoek van LVMH MOËT HENNESSY LOUIS VUITTON S.A., SOFODIV S.A. en LVMH MOËT HENNESSY VUITTON B.V. (advocaten: Mr M.W. Josephus Jitta en Mr P.C. van den Hoek) een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van GUCCI GROUP N.V. (advocaat: Mr P.N. Wakkie). In het geding hadden zich als belanghebbenden gevoegd: GUCCI HOLDINGS B.V. en STICHTING BELANGEN WERKNEMERS (advocaat: Mr D.F. Lunsingh Scheurleer), PINAULT-PRINTEMPS-REDOUTE S.A., SOCIÉTÉ FINANCIÈRE MAROTHI S.A.R.L. en SCHOLEFIELD GOODMAN B.V. (advocaat: Mr J.W. van der Staay) en VERENIGING VAN EFFECTENBEZITTERS en ASSOCIATION POUR LA DÉFENSE DES ACTIONNAIRES MINORITAIRES (advocaten: Mr E.M. Soerjatin en Maître J. De Jongh-Dunand).

Inmiddels is het geschil tussen alle partijen in der minne beslecht overeenkomstig een op 9 september 2001 getekend Settlement and Stock Purchase Agreement tussen GUCCI, PPR en LVMH. Daarom heeft de Ondernemingskamer op verzoek van partijen bij beschikking van heden, 26 oktober 2001, bepaald met onmiddellijke ingang dat de onderzoekers hun werkzaamheden kunnen beëindigen en geen verslag van hun onderzoek ter Griffie van de Ondernemingskamer behoeven in te dienen alsmede dat de procedure is beëindigd.

Aangezien verdere mededelingen vanwege de Ondernemingskamer niet kunnen en dus niet zullen worden gedaan, wordt verzocht het telefonisch vragen van nadere informatie achterwege te laten.

Mevrouw Mr C.Ch. Kok+
Griffier van de Ondernemingskamer.

Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AD4860
(Zie het originele bericht)