http:\\www.minbuza.nl\content.asp?Key=422484
---
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den
Haag Afdeling West-Europa Directie West- en Midden-Europa
Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 26 oktober 2001 Auteur DWM/WE
Kenmerk DWM-62/01 Telefoon 070 - 348 51 15
Blad /6 Fax 070 - 348 53 29
Bijlage(n) 2 E-mail DWM@MINBUZA.NL
Betreft Turkije
Zeer geachte Voorzitter,
Naar aanleiding van het verzoek vanuit uw Kamer om een inventarisatie van de
specifieke samenwerking met Turkije ("wat doen we en wat gaan we doen"), doe
ik u hierbij de notitie "De betrekkingen tussen Nederland en Turkije, een
inventarisatie van de bilaterale samenwerking op rijksoverheidsniveau"
toekomen.
Inleiding
Centraal in de notitie staat de bijdrage die vanuit Nederland kan worden
geleverd aan het veranderingsproces dat Turkije thans doormaakt. Dit proces
dient mede om te voldoen aan Europese normen en waarden, op weg naar het
lidmaatschap van de Europese Unie. Daarbij gaat het zowel om zaken als de
noodzakelijke verbetering van de mensenrechtensituatie en versterking van
het democratisch gehalte van de Turkse maatschappij, als om de praktische
aspecten van de overname van het EU-acquis op de meer technische gebieden
zoals economie, milieu en landbouw. De Nederlandse bilaterale inspanningen,
zoals in deze notitie beschreven, beogen mede een aanvulling te geven op de
activiteiten in EU-kader ter ondersteuning van het hervormingsproces.
De notitie concentreert zich op diverse onderdelen van de strikt bilaterale samen-werking tussen beide landen, die uiteraard niet los kan worden gezien van de actuele ontwikkelingen in Turkije en de relatie van Turkije met diverse multilaterale organisaties. Over die onderwerpen bood ik de Kamer het afgelopen jaar enige brieven aan, die tijdens het Algemeen Overleg op 31 mei jongstleden werden besproken. In dat licht geef ik hieronder graag nog een verdere actualisering van deze eerdere notities, als actuele context van de bilaterale samenwerking zoals in de notitie weergegeven.
Grondwetsherziening
Op 3 oktober 2001 keurde het Turkse parlement een pakket
grondwetswijzigingen goed dat mede beoogt Turkije te laten voldoen aan de
Kopenhagen-criteria. De wijzigingen betreffen onder meer vastlegging van
fundamentele vrijheden, toestaan van andere talen in de media dan alleen het
Turks, verruimen van de persvrijheid en van de vrijheid van vereniging en
vergadering, opheffing van de doodstraf voor de meeste delicten, verankering
van gelijkstelling van man en vrouw, reduceren van de mogelijkheid tot
verbod van politieke partijen en beperking van de rol van de Nationale
Veiligheidsraad.
De Turkse regering heeft in aanvulling hierop verdere grondwetswijzigingen
aangekondigd en haar intentie uitgesproken om letter en geest van de
grondwets-wijzigingen te vertalen in heldere en eenduidige wet- en
regelgeving. Bovendien is de Turkse regering zich bewust van het belang van
implementatie in de praktijk van dergelijke wetten en regels. Als voorbeeld
van dergelijke implementatie noemde minister Yilmaz van Europese Zaken
recentelijk dat justitiële en veiligheids-instanties voortaan een goede
training zouden moeten ondergaan.
In het algemeen vormen naar mijn oordeel de grondwetswijzigingen een stap in
de goede richting en in dat licht kunnen zij worden verwelkomd. Zij vormen
al met al een bemoedigende stap op weg naar verdere democratisering van het
land en een belangrijke etappe in het concretiseren van het Turkse Nationale
Programma voor de Overname van het Acquis en van het Partnerschap voor
Toetreding. De EU heeft in een verklaring (zie bijlage bij deze brief) een
vergelijkbaar oordeel uitgesproken. De grondwetswijzigingen alsmede de
uitgedragen voornemens voor de toekomst geven het belang aan dat Turkije
hecht aan het veranderingsproces dat moet leiden tot het voldoen aan de
politieke Kopenhagen-criteria.
Tegelijkertijd moet worden geconstateerd dat de wijzigingen in een aantal
opzichten tekort schieten: zo blijft de doodstraf voor enkele delicten
(hoogverraad en terrorisme) mogelijk, is de vrijheid van meningsuiting nog
steeds aan bepaalde restricties onderhevig en blijft de invloed van de
militairen op politiek en maatschappij te groot. De Koerden zijn nog steeds
niet als minderheid erkend en enkele restricties op het gebruik van hun taal
(bijvoorbeeld in het onderwijs) en beleving van hun cultuur blijven bestaan.
De ook in de nieuwe grondwetsteksten geformuleerde uitzonderingsclausules
betreffende 'staatsondermijnende activiteiten' zijn in het verleden door de
Turkse autoriteiten op oneigenlijke wijze gebruikt.
Ik ben van oordeel dat, zoals ook door de Turkse regering is aangegeven, de
huidige grondwetswijzigingen niet voldoende zijn en dat, naast vertaling in
wet- en regelgeving, implementatie in de praktijk van doorslaggevend belang
zal zijn.
Mensenrechten
Zoals bekend heeft het Nederlandse kabinet zorgen over de
mensenrechtensituatie in Turkije. Over enkele mensenrechten-gerelateerde
gebieden kunnen de volgende actuele ontwikkelingen worden gemeld.
Naar aanleiding van een inval door Turkse politie in een afdeling van de
Human Rights Foundation of Turkey te Diyarbakir (een behandelingscentrum
voor slachtoffers van marteling), heeft het EU-voorzitterschap medio
september een démarche ondernomen. Daarbij werd protest aangetekend tegen
deze evidente schending van de mensenrechten. De teleurstellende reactie van
Turkse zijde was dat één en ander in strijd was geschied met richtlijnen
vanuit Ankara - teleurstellend in die zin dat daarmee het écart tussen
beleid en praktijk eens te meer duidelijk werd. Overigens werd tijdens de
inval in beslag genomen materiaal inmiddels weer aan de Foundation
geretourneerd.
Als gevolg van de hongerstakingen in Turkije, gericht tegen de invoering van
de zogenoemde F-type gevangenissen, zijn thans 41 slachtoffers te betreuren.
Op 2 mei jl. aanvaardde het Turkse parlement het nieuwe artikel 16 van de
Turkse antiterreurwet. Dit artikel opent de mogelijkheid voor sociale
activiteiten van gevangenen die op grond van die wet zijn veroordeeld. In de
F-type gevangenissen zijn de meeste voorzieningen in de gemeenschappelijke
ruimtes echter nog niet gereed. Inmiddels zijn ook twee wetsontwerpen
aangenomen die strekken tot het aanstellen van onafhankelijke rechters bij
wie gevangenen hun beklag kunnen doen over het gevangenisregiem en de
aanstelling van Prison Monitoring Boards.
Nederland heeft, zowel bilateraal als in EU-verband, bij de Turkse
autoriteiten aangedrongen op spoedige implementatie van de toegezegde
voorzieningen. Eerder dit jaar brachten vertegenwoordigers van Turkse
mensenrechtenorganisaties die zich inzetten voor de hongerstakers op
uitnodiging van Nederland een bezoek aan een Nederlandse penitentiaire
inrichting.
Mede om de Turkse instanties te overtuigen van de noodzakelijke
veranderingen heeft Nederland een aantal directeuren van Turkse
gevangenissen voor een bezoek aan Nederland uitgenodigd. Tijdens dit bezoek,
dat van 23 tot en met 25 oktober plaats-vond, werd ook de praktijk in de
Nederlandse gevangenissen getoond.
Nadat begin dit jaar het Turkse Openbaar Ministerie sluiting had gevorderd
van de Turkse mensenrechtenvereniging IHD (vanwege haar vermeende rol bij de
honger-stakingen), heeft de Rechtbank per 22 oktober jongstleden het proces
beëindigd, op vordering van de Officier van Justitie. Het OM was
klaarblijkelijk tot de conclusie gekomen dat de vordering tot sluiting van
de IHD geen kans maakte.
Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft eind juli
geconcludeerd dat Turkije het beginsel van vrijheid van meningsuiting (zoals
vastgelegd in het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens, EVRM) niet
heeft geschonden met een verbod op de islamitische Refah Partisi
(Welvaartspartij) in 1998. Drie van de zeven behandelende rechters lieten
overigens een dissenting opinion optekenen. De Turkse regering beschouwt de
uitspraak als een steun in de rug in haar strijd tegen het
moslimfundamentalisme. Inmiddels zijn diverse partijen opgekomen die het
gedachtegoed van de Welvaartspartij hebben overgenomen - daarvan is de
zogenoemde Fazilet-partij inmiddels door een verbod getroffen; ook zij zal
zich tot het EHRM wenden.
Tijdens het Algemeen Overleg van 31 mei jongstleden informeerde ik de Kamer
over het voornemen van een bezoek van de Mensenrechtenambassadeur aan
Turkije, mede met het oogmerk om het Nederlandse mensenrechtenbeleid voor de
Turkse autoriteiten uiteen te zetten en gesprekken te voeren over de in
Turkije noodzakelijke aanpassingen voor het voldoen aan de
Kopenhagen-criteria. Het bezoek van de Mensenrechten-ambassadeur staat
gepland voor 12-14 november a.s.
Economische ontwikkelingen
De situatie in Turkije is de afgelopen maanden, sinds mijn brief van 31 mei
jongst-leden, in sterke mate bepaald door uitvoering van het
hervormingsprogramma dat met het IMF is overeengekomen. De macro-economische
doelstellingen in deze fase van het IMF-programma zijn gehaald, over het
algemeen tot tevredenheid van het IMF. Stabilisering van het fiscale stelsel
en opschoning van de banksector, met inwerking-treding van nieuwe toezichts-
en voorzorgsmaatregelen, maken redelijke voortgang. De economische
vooruitzichten zijn echter onzeker, mede doordat de Turkse overheid er nog
niet in is geslaagd het vertrouwen van burger en bedrijfsleven in de
economie te herstellen. De inflatie is nog steeds op een gevaarlijk hoog
niveau en hetzelfde geldt voor de rentetarieven. Een aanvullend probleem
vormt de impact van de economische terugval van de Amerikaanse en de
Europese economieën na 11 september. In dat licht dient voor 2001 met een
aanzienlijke economische inkrimping rekening te worden gehouden - er is
voorlopig nog geen zicht op daadwerkelijk duurzaam economisch herstel van
wat vele Turken zelf de "zwaarste financieel-economische crisis sinds het
ontstaan van de Republiek" noemen.
Turkije en de Europese Unie
Op 26 juni jongstleden vond in Luxemburg de veertigste Associatieraad tussen
de EU en Turkije plaats. De Turkse minister van buitenlandse zaken Ismail
Cem gaf daarin onder meer een overzicht van de hervormingen die Turkije
thans doorvoert zowel op politiek als economisch terrein. Ook verwelkomde
minister Cem de voortgang op het terrein van de financiële steun zijdens de
EU voor Turkije, in casu de onderbrenging van de diverse nieuwe toezeggingen
en middelen uit het verleden onder een enkele, nieuwe noemer. Van EU-zijde
werd onder meer uitgebreid ingegaan op de mensen-rechtensituatie in Turkije.
Ook werd aangegeven dat het Turkse Nationaal Programma voor de Overname van
het Acquis in het aanstaande reguliere voortgangsrapport van de Commissie
(november aanstaande) in detail zal worden geanalyseerd. Dit rapport zal de
Europese Commissie op 13 november aanstaande publiceren.
In het zich ontwikkelend Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB) van de EU wordt een nauwe vorm van samenwerking tussen EU en NAVO voorzien, hetgeen o.a. zal leiden tot nauwkeurige onderlinge afstemming en de mogelijkheid dat de EU gebruik kan maken van NAVO-middelen indien zij besluit op te treden. Ten aanzien van dit 'uitleenmechanisme' maakt Turkije in de NAVO bezwaren, zolang niet op een voor Turkije bevredigende wijze de Turkse betrokkenheid bij EU-geleide vredes-operaties is geregeld. Het overleg daarover zal de komende periode worden voortgezet, waarbij Nederland zich zal blijven inspannen om een oplossing te bewerkstelligen.
De kwestie Cyprus
De Turks-Cypriotische leider Denktash heeft begin september van dit jaar
geen gehoor gegeven aan een uitnodiging van de Secretaris-Generaal van de
Verenigde Naties voor een nieuwe ronde van de besprekingen onder VN-aegis.
Turkije heeft kennelijk niet voldoende druk kunnen of willen uitoefenen op
Denktash om een meer coöperatieve houding aan te nemen. Inmiddels heeft de
Turkse regering verklaard dat zij begrip heeft voor de door Denktash gekozen
opstelling. In een verklaring heeft de EU de uitspraak van de Voorzitter van
de VN-Veiligheidsraad ondersteund, waarin teleur-stelling werd uitgesproken
over de Turks-Cypriotische weigering, en haar voort-durende steun voor de
inspanningen van SGVN kenbaar gemaakt (zie bijlage bij deze brief voor
volledige verklaring).
De inzet van het Nederlandse kabinet blijft erop gericht om, bilateraal
zowel als in EU-verband, er bij de Turkse regering op aan te dringen haar
invloed op Denktash aan te wenden teneinde het bereiken van een politieke
oplossing voor Cyprus dichterbij te brengen.
Terrorisme
Turkije toont zich een betrouwbaar bondgenoot in de internationale coalitie
tegen het terrorisme. Naast de direct uitgesproken onvoorwaardelijke
politieke steun (ook in NAVO-verband), heeft het diverse praktische
maatregelen getroffen ter ondersteuning van de internationale inspanningen,
zoals het openen van het luchtruim, het beschik-baar stellen van
vertrouwelijke informatie en het ter beschikking stellen van faciliteiten op
de grond.
Tijdens de Ministeriële bijeenkomst van de Europese Conferentie, op 20
oktober 2001, benadrukte Minister Cem dat terrorisme geen specifieke
nationale of religieuze thuisbasis heeft; geen enkele religie rechtvaardigt
terrorisme en in dat licht moet eraan worden vastgehouden dat de huidige
strijd tegen het terrorisme niet een strijd tegen de islam is. Hij stelde
voor in Istanboel een conferentie te beleggen waar politieke, academische en
andere deskundigen, afkomstig uit EU-lidstaten en leden van de Organisatie
van Islamitische Landen, met elkaar van gedachten zouden kunnen wisselen
over de oorzaken van terrorisme. Het Turkse initiatief werd algemeen
verwelkomd.
De Minister van Buitenlandse Zaken
25 oktober 2001
Déclaration de l'Union européenne sur les
réformes constitutionnelles en Turquie
L'Union européenne estime que les réformes de la Constitution que le
Parlement turc vient d'adopter avec une majorité convaincante constituent un
pas encourageant dans la démocratisation du pays et qu'elles sont une
première étape dans la concrétisation du Programme national pour l'Adoption
de l'Acquis (PNAA).
L'Union européenne encourage la Turquie à poursuivre dans cette voie de
réforme, et s'attend à ce que la Turquie prenne d'autres mesures, notamment
dans le cadre législatif, conformément au Partenariat d'Adhésion, pour une
mise en oeuvre effective sur le terrain.
Déclaration de l'Union européenne sur Chypre
L'Union européenne soutient le communiqué du Président du Conseil de
Sécurité des Nations unies du 26 septembre 2001, notamment la déception liée
au refus de la partie turque de participer à la réunion du 12 septembre.
Elle continue d'appuyer sans réserve les efforts du Secrétaire général des
NU pour reprendre - sans préconditions dans la ligne de la Résolution 1250
du Conseil de Sécurité - la recherche d'un règlement global et durable en
conformité avec les résolutions pertinentes du Conseil de Sécurité et fait
appel à toutes les parties impliquées pour coopérer au processus en vue d'un
règlement politique avant la fin des négociations d'adhésion de Chypre à
l'Union européenne.
Officiële Nederlandse vertalingen nog niet beschikbaar.
De betrekkingen tussen Nederland en Turkije Een inventarisatie van de
bilaterale samenwerking op rijksoverheidsniveau
Redacteur(en): DWM
Inhoudsopgave
1 Inleiding 3
2 Schets van de geschiedenis van de bilaterale betrekkingen 4
3 Buitenlandspolitieke samenwerking, defensiesamenwerking 5
4 Mensenrechten, het Matra-programma en justitiële samenwerking. 7
5 Financiën, economie, handel en transport 11
6 Landbouw en natuur 13
7 Milieu 15
8 Cultuur en onderwijs 16
9 Sociale aangelegenheden 18
10 Conclusie 19
I Bijlage: Samenvatting van concrete beleidsvoornemens. 20
Inleiding
In november 2000 werd tijdens de behandeling van de begroting van het
Ministerie van Buitenlandse Zaken in de Tweede Kamer gevraagd om 'een
inventarisatie van de specifieke samenwerking met Turkije aan de Kamer aan
te bieden en een actieprogramma te formuleren, waarbij met name aandacht
wordt geschonken aan de geïntegreerde benadering in onze betrekkingen'.
Daarin zou moeten worden vastgelegd wat al aan bilaterale samenwerking
plaatsvindt, en wat de mogelijkheden voor de komende jaren zijn.
Sindsdien is de Kamer bij diverse gelegenheden geïnformeerd over actuele ontwikkelingen in Turkije en de Nederlandse beleidsvisie daarop, alsmede ontwikkelingen in de relatie tussen Turkije en de EU. Zo werd, voorafgaande aan het Staatsbezoek van president Sezer, de Kamer op 22 maart 2001, een notitie toegezonden inzake de actuele situatie in Turkije (Kamerstuk 25 206 nr. 4). Daarin werd o.a. ingegaan op actuele ontwikkelingen in Turkije (o.a. betreffende de situatie van de mensenrechten, de binnenlands-politieke situatie en economische ontwikkelingen), de relatie tussen Turkije en de EU, de kwestie Cyprus, de Turks-Griekse betrekkingen en de Nederlandse visie op deze onderwerpen. Na afloop van het Staatsbezoek is de Kamer op 3 mei 2001 een brief met een verslag ervan toegegaan (Kamerstuk 25 206 nr. 5).
De Kamer is voorafgaand aan het Algemeen Overleg (AO) van 31 mei jongstleden verder een beknopte actualisering van de notitie inzake de actuele situatie in Turkije toegegaan (Kamerstuk 25 206 nr.6). Daarin werd ingegaan op de laatste ontwikkelingen m.b.t. de onderwerpen uit de brief van 22 maart.
Tijdens dit AO met de Vaste Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken is door
mij met de Kamer van gedachten gewisseld over deze notities (Kamerstuk 25
206 nr. 7).
De thans voorliggende inventarisatie van de bilaterale betrekkingen met
Turkije, met name gericht op de samenwerking op het niveau van de
rijksoverheid, dient ter completering van bovengenoemde informatie. Hierbij
worden de diverse facetten van de samenwerking op rijksoverheidsniveau
belicht, waarbij per thema een korte inleiding wordt gegeven en wordt
ingegaan op de bestaande samenwerking en de beleidsvoornemens, dit mede
tegen de achtergrond van de aanwezigheid van een grote Turkse gemeenschap in
Nederland. De inventarisatie wordt voorafgegaan door een beknopte schets van
de geschiedenis van de bilaterale betrekkingen.
De bilaterale inspanningen zoals in deze notitie beschreven, beogen mede een
aanvulling te geven op de diverse inspanningen die in EU-verband
plaatsvinden. Het algemene EU-kader voor de betrekkingen met Turkije, met
name waar het gaat om de aanpassingen die Turkije zal moeten doormaken op
weg naar lidmaatschap van de EU , wordt gevormd door het door de EU
opgestelde Partnerschap voor Toetreding alsmede de reactie van Turkije
daarop in het Nationaal Programma voor de Overname van het Acquis. Voor
Nederland centrale elementen daarin zijn o.a. verbetering van de
mensenrechtensituatie, versterking van de democratische structuur van het
land, stabilisering van de economie en verdere aanpassing van Turkije aan
Europese normen en waarden. Met name via de PSO- en Matra-programma's vult
Nederland bilateraal de omvangrijke Europese, ook financiële, inspanningen
op deze terreinen aan.
De in de voorliggende notitie genoemde beleidsvoornemens dienen mede in het
licht van het genoemde EU-kader te worden gezien. Voor de overzichtelijkheid
is aan de notitie een samenvatting van de concrete beleidsvoornemens
toegevoegd, ter invulling van het verzoek om een 'actieprogramma'.
De voorliggende notitie dient ook in het licht te worden gezien van het
advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken "Naar rustiger
vaarwater, een advies over betrekkingen tussen Turkije en de Europese Unie",
d.d. 16 juli 1999, alsmede de reactie van de regering daarop van 20
september 1999.
Schets van de geschiedenis van de bilaterale betrekkingen
De bilaterale betrekkingen tussen Nederland en Turkije kennen een lange
voorgeschiedenis: beide landen onderhouden sinds 1612 ononderbroken
diplomatieke relaties. De Republiek der Verenigde Nederlanden zocht
toentertijd in de strijd tegen de Spaanse Habsburgers contact met de heerser
van het Ottomaanse rijk, dat toen tot de grote mogendheden behoorde. Het
aanbod tot samenwerking vond een gunstig onthaal.
Naast politieke motieven speelden ook culturele en economische overwegingen
een rol in de Nederlandse belangstelling voor het Ottomaanse Rijk. Het hoge
peil van de Turkse cultuur uitte zich in gebouwen, kunstschatten en
producten van artistieke nijverheid. Zo vonden zeldzame manuscripten hun weg
naar Nederlandse bibliotheken. En waar het ging om commerciële contacten is
de tulpenhandel vermeldenswaard, aangezien de uit Turkije geïmporteerde tulp
een van de symbolen van de Nederlandse identiteit werd.
Sindsdien zijn de banden tussen beide landen bestendigd. Veel Nederlandse kooplieden vestigden zich bijvoorbeeld in de negentiende eeuw in Turkije, waar zij kansen zagen op het gebied van handel en landbouw. De aanwezigheid van ongeveer 300.000 mensen van Turkse afkomst in Nederland geeft de betrekkingen heden ten dage een extra dimensie en een eigen dynamiek.
In de afgelopen decennia waren Nederland en Turkije verder nauw verbonden in de NAVO, de CVSE/OVSE, de Raad van Europa en de OESO. Via deze organisaties, en de relaties tussen Turkije en de Europese Gemeenschap en later de Europese Unie (via de Associatie-overeenkomst uit 1963, vanaf 1996 een douane-unie) werd het fundament onder de betrekkingen nog steviger.
Buitenlandspolitieke samenwerking, defensiesamenwerking
Inleiding
Turkije is voor Nederland - zeker ook gezien het gezamenlijke lidmaatschap
van NAVO, OVSE, Raad van Europa, OESO, WTO en VN - een belangrijk land. Niet
alleen vanwege de cruciale geostrategische positie tussen instabiele regio's
in de Balkan, de Kaukasus, en het Midden-Oosten. Ook zijn er de economische
banden en bestaat er maatschappelijke verwevenheid, gegeven de aanwezigheid
van een grote bevolkingsgroep van Turkse oorsprong in Nederland. En
tenslotte is Turkije van belang vanwege het aanpassingsproces dat dit land
doormaakt en dat voortkomt uit de wens toe te treden tot de Europese Unie.
De toetreding tot de NAVO en de Raad van Europa, reeds een halve eeuw geleden, en de wens om aansluiting te vinden bij de EU, geven aan dat Turkije groot belang hecht aan participatie in Euro-Atlantische structuren. Die inzet wordt in Turkije breed gedeeld; zowel een belangrijk deel van de Turkse autoriteiten als vertegenwoordigers van minderheidsgroeperingen en mensenrechtenorganisaties aldaar scharen zich achter dit streven. Versterking van de democratie, verbetering van de situatie met betrekking tot de mensenrechten, vergroting van de stabiliteit, welvaart en veiligheid van Turkije zijn vooral via deze weg te bereiken, en betekenen ook een versterking van de stabiliteit voor Europa als geheel. Op al die terreinen heeft Turkije nog veel werk te verrichten, hetgeen betekent dat toetreding van het land tot de EU een proces van lange adem is.
Ook zijn verdere aanpassingen in het buitenlands beleid van Turkije
wenselijk. Gedacht kan dan worden aan de opstelling ten aanzien van Cyprus,
voortgang van de verbetering in de betrekkingen met Griekenland, en een
constructieve houding ten aanzien van de ontwikkeling van het Europees
Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB).
Bestaande samenwerking
Sinds het besluit van de Europese Raad van Helsinki in december 1999,
waarbij de Turkse EU-kandidatuur werd bevestigd, hebben op vele
overheidsniveaus contacten plaatsgevonden. De opmaat vormde het bezoek van
de minister van buitenlandse zaken aan Turkije (november 1999). Vervolgens
bracht de minister-president een officieel bezoek aan het land (oktober
2000). In april 2001 vond het staatsbezoek van de Turkse president aan
Nederland plaats.
Ook andere ministers en staatssecretarissen hebben onlangs Turkije bezocht
of zullen dat doen.
Tevens werden de contacten op ambtelijk niveau versterkt.
In de genoemde contacten werden de Nederlandse beleidsdoelstellingen, zoals
hierboven en in de brieven aan de Kamer genoemd, met de Turkse autoriteiten
besproken. Daarbij was het steeds de inzet van de Regering ook die kwesties
te bespreken waarover de inzichten uiteenlopen, met name op het gebied van
de noodzaak van verbetering van de mensenrechtensituatie in Turkije,
versterking van de transparantie en van de democratische structuur van het
land, voortgang in de Koerdische kwestie, de kwestie Cyprus, enkele
consulaire zaken en de aanpak in Nederland van sympathisanten van in Turkije
verboden bewegingen.
Op het gebied van veiligheidspolitiek vinden geregeld bilaterale
consultaties plaats. Dat is thans met name het geval waar het gaat om het
zoeken naar een oplossing voor de Turkse positie met betrekking tot een
regeling tussen EU en NAVO in het kader van het EVDB, met name op het gebied
van de toegang van de EU tot NAVO-middelen en -capaciteiten.
In de afgelopen jaren hebben de betrekkingen tussen de krijgsmachten van
beide landen vooral plaatsgehad in NAVO-verband. Op defensie-gebied vinden
jaarlijks bilaterale Defensiestaf-besprekingen plaats. De bevelhebbers van
de respectieve krijgsmachtdelen leggen regelmatig bezoeken over en weer af.
De Turkse marine en luchtmacht hebben aangegeven bilateraal nauwer te willen
samenwerken.
De defensie-materieelsamenwerking is beperkt. De Nederlandse
defensie-industrie speelt een rol als toeleverancier van componenten.
Beleidsvoornemens
In contacten met Turkije zal verdere steun voor de pro-Europese krachten
centraal blijven staan, zowel binnen als buiten de politieke arena. De
mensenrechtensituatie in het land vormt daartoe een bij voortduring
terugkerend thema van zorg. Daarnaast is van belang om te benadrukken dat
een transparanter en minder prominent optredende overheid uiteindelijk de
interne stabiliteit ten goede kan komen.
Op buitenlands-politiek gebied zal verder in contacten de nadruk worden
gelegd op de noodzaak om een oplossing te vinden voor de kwestie-Cyprus, en
verdere verbeteringen aan te brengen in de betrekkingen met Griekenland. De
consultaties op het gebied van veiligheidspolitiek zullen, mede in het licht
van de betrokkenheid van Turkije bij het EVDB, worden voortgezet.
Ook de situatie met betrekking tot buurlanden en -regio's (zoals Syrië, Irak, Iran, de Kaukasus) blijft onderwerp van gesprek met Turkije.
Mensenrechten, het Matra-programma en justitiële samenwerking.
Inleiding
Zoals veelvuldig aangegeven, kent Turkije nog grote tekortkomingen op het
gebied van transparantie van bestuur, de democratische rechtsorde en de
mensenrechten. Op dat laatste terrein zijn het vooral de vrijheid van
meningsuiting en vereniging, de vrijheid van godsdienst, de steeds
terugkerende berichten over foltering en mishandeling, de situatie in
politiebureaus en gevangenissen, en de doodstraf die de aandacht opeisen.
Mensenrechtenschendingen betreffen zowel de Koerdische bevolking als andere
groepen in Turkije, zoals sympathisanten van linkse groeperingen, aanhangers
van streng-islamitische partijen en soms ook journalisten of andere burgers
die zich kritisch uitlaten over de Turkse staat. Turkije is een belangrijk
herkomstland van asielzoekers en is tevens van belang met het oog op
terugkeer van uitgeprocedeerde Iraakse asielzoekers naar Irak.
Bestaande samenwerking
In contacten met Turkse autoriteiten, bilateraal en waar toepasselijk ook in
internationale fora - vooral in gesprekken tussen Turkije en de Europese
Unie - wordt steeds op alle niveaus, politiek en ambtelijk, het belang
onderstreept van verdere verbetering van de mensenrechten in het land. Als
voorname voorbeelden kan men denken aan terugdringing van de rol van het
leger in het maatschappelijk bestel, opbouw van democratische structuren,
verankering van de vrijheid van meningsuiting, vrijheid van organisatie -
met name ten behoeve van politieke partijen - en vastlegging van het
respecteren van de rechten voor minderheden - ook maar niet alleen voor
Koerden. Daarbij wordt bovendien duidelijk gemaakt dat nieuwe wetgeving niet
volstaat: implementatie van regelgeving in de praktijk (in politiebureaus,
gevangenissen, etc.) is van cruciaal belang. Ter onderstreping van het
belang van e.e.a. voor Turkije wordt vanzelfsprekend gewezen op de
zogenoemde politieke Kopenhagen-criteria, voorwaarden waaraan moet worden
voldaan alvorens met het land EU-toetredingsonderhandelingen kunnen worden
geopend.
Naast het gebruik van genoemde politieke overtuigingskrachtondersteunt het
kabinet voorts waar mogelijk niet-gouvernementele organisaties die zich in
Turkije richten op verbetering van de rechtsorde in zijn algemeenheid en de
mensenrechtensituatie in het bijzonder.
Zo is Turkije, mede ter ondersteuning van het traject van overname van het
acquis van de Europese Unie, sinds oktober 2000 opgenomen in het Nederlandse
Matra-(MAatschappelijke TRAnsformatie-)programma. Dit programma wordt
ingezet voor de opbouw van het maatschappelijk middenkader en de
ondersteuning van de overgang naar een werkelijk democratische rechtstaat.
In het kader van het Matra-Projecten-Programma zullen binnenkort drie
projecten van start gaan op het gebied van de vluchtelingenproblematiek,
versterking van de locale democratie en mensenrechtenproblematiek in het
justitiële en politiële apparaat. De uitvoering van deze projecten berust
bij Nederlandse en Turkse niet-gouvernementele organisaties.
Voor invulling van het Matra- en PSO-Pre-accessieprogramma (voor PSO zie
hoofdstuk 5) heeft een identificatiemissie Turkije bezocht en overleg
gevoerd met de Turkse overheid over mogelijke sectoren en projecten. Dit
heeft geleid tot de goedkeuring van een drietal Matra-projectvoorstellen op
het gebied van milieu en voedselveiligheid. Senter, belast met de uitvoering
van het pre-accessie projectenprogramma, zal in overleg met de Turkse
overheid de uitvoering van deze projectvoorstellen nader invullen. Voorts
zijn de uit het pre-accessieprogramma gefinancierde cursussen en stages
opengesteld voor bij het pre-accessieproces betrokken Turkse ambtenaren en
hebben de eerste uitzendingen in het kader van het Programma Uitzending
Ambtenaren plaatsgevonden.
Het na de aardbeving van 1999 gestarte programma Gemeentelijke Samenwerking
Wederopbouw Turkije (GSWT) is met ingang van 2001 ondergebracht in het
Matra-programma. Nog in 2001 zal een begin worden gemaakt met de invoeging
van dit programma in Gemeentelijke Samenwerking Toetreding (GST), dat is
gericht op de implementatie van het acquis op locaal en regionaal niveau.
Genoemde aardbeving vormde eveneens aanleiding voor initiatieven van
gemeentelijke samenwerking op het gebied van wederopbouw. In dat verband
bezochten de burgemeesters van Rotterdam en van Amsterdam het land in de
tweede helft van 2000. Overigens bestaat een groeiend contact tussen
Nederlandse en Turkse steden, dat verder buiten het bereik van deze notitie
valt.
Met Turkije bestaan frequente contacten op het gebied van de internationale
rechtshulp, die plaatsvinden op basis van verdragen van de Raad van Europa.
Het betreft vooral uitlevering, overdracht en overname van strafvervolging
en de tenuitvoerlegging van vonnissen, en verzoeken over en weer om bepaalde
onderzoekshandelingen in het andere land te laten uitvoeren zoals het horen
van getuigen en het betekenen van stukken.
De Nederlandse rechtshulpverzoeken aan Turkije betreffen veelal grote
strafzaken (2000: 24 rechtshulpverzoeken). Er bestaan directe contacten met
Turkse politiële en justitiële autoriteiten ter bevordering en ondersteuning
van de uitvoering van rechtshulpverzoeken. Nederland ontvangt ook
rechtshulpverzoeken uit Turkije (2000: 239 rechtshulpverzoeken). Het
betreft veelal kleinere zaken die vaak niet kunnen worden uitgevoerd omdat
in Nederland reeds een vervolging heeft plaatsgevonden. De andere vormen van
rechtshulp, uitlevering, overdracht/ overname van strafvervolging of
strafexecutie komen minder frequent voor. In 2000 vroeg Turkije 9 keer om
uitlevering aan Nederland, geen enkele keer verzocht Turkije om overname van
strafexecutie of strafvervolging.
Omgekeerd deed Nederland in 2000 geen uitleveringsverzoeken aan Turkije,
diende 24 keer een verzoek om overname van strafexecutie bij Turkije in, en
verzocht 5 maal om overname van strafvervolging. Uit het aantal verzoeken
blijkt dat de samenwerking tussen Nederland en Turkije op strafrechtelijk
gebied belangrijk is. Ondanks vaak goede resultaten is deze samenwerking ook
moeizaam vanwege belemmeringen in wetgeving, beleid en cultuur. Ook de
situatie van de mensenrechten dwingt soms tot behoedzaam optreden.
Internationale rechtshulp geschiedt in beginsel met gesloten beurs, dat wil zeggen dat voor de uitvoering ervan geen compensatie uit het verzoekende land wordt verkregen mede omdat er sprake is van reciprociteit.
Op basis van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen kunnen
Nederlanders die in Turkije zijn veroordeeld het laatste deel van hun straf
in Nederland uitzitten.
Er is een aantal Turkse gevangenen overgebracht van Nederland naar Turkije,
waar zij het resterende deel van hun detentie uitzitten.
Geregeld vinden bilaterale consultaties over asielgerelateerde vraagstukken
en consulaire zaken plaats. Consulaire dienstverlening door de posten in
Turkije aan bipatriden, dat wil zeggen personen met zowel de Nederlandse als
de Turkse nationaliteit, wordt bemoeilijkt door wet- en regelgeving die
consulaire hulp in bepaalde gevallen verbiedt.
In het kader van de Raad van Europa draagt Nederland bij aan een
opleidingsproject voor de Turkse politie met het oogmerk de normen en
waarden in die sector op Europees peil te brengen. In 2000 droeg Nederland
bij aan een UNHCR-project waarbij training van de Turkse veldpolitie
('Jandarma') op het gebied van de omgang met vluchtelingen centraal stond.
De Turkse autoriteiten hebben toegezegd in beginsel hun medewerking te verlenen aan de vrijwillige terugkeer van een aantal uitgeprocedeerde Iraakse asielzoekers naar (Noord-)Irak via Turkije. In de loop van 2001 zijn onderhandelingen met de Turkse autoriteiten over dit onderwerp steeds intensiever geworden, waarbij in Europees verband afstemming en samenwerking plaatsvindt. De Nederlandse ambassade in Ankara is in de afgelopen jaren reeds versterkt met verschillende medewerkers ten behoeve van de vergrote inspanningen op consulair/asiel-/migratie-terrein. Om dezelfde reden is het Nederlandse consulaat-generaal te Istanbul aanzienlijk uitgebreid. Turkije laat onrechtmatig in Nederland verblijvende Turkse vreemdelingen en uitgeprocedeerde asielzoekers die naar Turkije worden teruggestuurd veelal toe zonder al te uitgebreide en vertragende persoonsverificaties. Op dit punt bestaat een goede samenwerking met de Turkse vertegenwoordigingen in ons land. Ook is sprake van geregelde informatie-uitwisseling.
Beleidsvoornemens
Verdere democratisering, een transparanter openbaar bestuur, versterking van
de rechtsorde, verbetering van de mensenrechtensituatie - inclusief de
situatie van minderheden - en versterking van de civiele controle over de
krijgsmacht, blijven derhalve kernpunten voor Nederland in contacten met
Turkije, zowel bilateraal als in EU-verband. Naast projecten op andere
relevante Matra-thema's kunnen projecten op deze onderwerpen zeker ook voor
ondersteuning in aanmerking komen.
De Mensenrechtenambassadeur zal op 12 en 13 november 2001 een bezoek aan
Ankara afleggen. Tijdens dit bezoek zal zij een breed scala aan zowel
gouvernementele als niet-gouvernementele gesprekspartners treffen. Daarbij
staat de vermelde Nederlandse inzet op mensenrechtengebied vanzelfsprekend
centraal, en zal zij het belang onderstrepen van het voldoen aan de
zogeheten politieke Kopenhagencriteria.
Nederland streeft ernaar de samenwerking met Turkije op het gebied van
asiel, migratie en consulaire zaken waar mogelijk uit te breiden.
Financiën, economie, handel en transport
Inleiding
Turkije behoort tot de twintig grootste economieën van de wereld. Het heeft
de afgelopen twee jaar een aantal economische hervormingen doorgevoerd,
waarbij is getracht de rol van de staat in de economie terug te dringen. Het
investeringsklimaat blijft echter wisselend, onder meer vanwege de beperkte
transparantie op het gebied van besluitvorming en regelgeving. Bovendien
hebben de ingrijpende financieel-economische crises van eind 2000 en begin
2001 - die mede als oorzaak onthullingen over de omvang van de corruptie
hadden - in Turkije hard toegeslagen. Het herziene hervormingsprogramma dat
onder IMF-aegis werd opgesteld is een eerste stap in de goede richting, maar
de economische vooruitzichten zijn onzeker: dit wordt mede veroorzaakt
doordat de overheid er nog niet in is geslaagd het vertrouwen in de
uitvoering van het hervormingsprogramma te herstellen. Voor 2001 dient met
een aanzienlijke economische inkrimping rekening te worden gehouden.
De Nederlandse export naar Turkije bedroeg in het jaar 2000 ruim 1,9 miljard euro (4,2 miljard gulden). Turkije was hiermee de vijfde afzetmarkt voor Nederland buiten de Europese Unie. De import uit Turkije bedroeg in 2000 ruim 1 miljard euro (2,2 miljard gulden). Verwacht wordt dat het overschot op de handelsbalans in 2001 aanzienlijk zal afnemen, daar als gevolg van de val van de lira importen uit Turkije aantrekkelijker worden en als gevolg van de economische crisis de export naar Turkije sterk daalt. Op middellange termijn zijn er zeker mogelijkheden voor verdere uitbreiding van het handelsvolume. Sinds de inwerkingtreding van de douane-unie tussen de EU en Turkije zijn de handelsmogelijkheden met Turkije sterk vergroot, zij het dat er nog steeds een aantal technische handelsbelemmeringen bestaat.
Hoewel Turkije, onder meer vanwege zijn grote markt en ontwikkelde
handelstraditie, een aantrekkelijk land voor buitenlandse investeringen zou
kunnen zijn, trekt het - voornamelijk als gevolg van de instabiele
economische situatie - jaarlijks slechts een beperkt bedrag aan directe
buitenlandse investeringen aan. Nederland behoort tot de top-drie van
buitenlandse investeerders in Turkije. De afgelopen jaren hebben voor het
eerst ook substantiële investeringen van Turkse bedrijven in Nederland te
zien gegeven.
Op weg naar EU-lidmaatschap zal Turkije zich verder dienen te ontwikkelen
tot een goed functionerende markteconomie. Hoewel in het kader van de
douane-unie al veel werk is verricht, zijn ook op economisch gebied nog veel
aanpassingen nodig.
Bestaande samenwerking
Sinds 1 januari 1996 heeft Turkije een douane-unie met de EU. Deze geldt
vooralsnog alleen voor industriële producten. Desondanks is mede door de
douane-unie het handelsverkeer toegenomen en heeft de samenwerking met
Turkije zich uitgebreid naar ook dit terrein. De EU ondersteunt Turkije o.a.
in het aanpassen van haar wetgeving aan die van de Gemeenschap en de daarmee
verbonden institutionele ontwikkeling.
In april 2001 vonden bilaterale besprekingen plaats over handel en
investeringen in de zgn. Gemengde Economische Commissie. Daarbij werd onder
meer ingegaan op economische ontwikkelingen in Turkije en op aangelegenheden
met betrekking tot het handelsverkeer tussen beide landen. Voorts werd
afgesproken na te gaan of een nieuwe Investerings-beschermingsovereenkomst
(IBO) nodig zou zijn. Inmiddels zijn daartoe modelteksten voor een nieuwe
overeenkomst uitgewisseld. In oktober 2000 is met Turkije een 'Memorandum of
Understanding' (MoU) afgesloten teneinde de deelname van Nederlandse
bedrijven te vergemakkelijken aan irrigatieprojecten die onderdeel zijn van
het Zuid-Oost-Anatolië-Project (in Turkse afkorting GAP). Ter gelegenheid
van de ondertekening is de aandacht van de Turkse autoriteiten gevraagd voor
milieu-gerelateerde, culturele en sociale aspecten van andere onderdelen van
het GAP, alsmede voor de noodzaak van betere afspraken met de andere
oeverstaten van de betrokken rivieren.
Ter ondersteuning van het traject van de overname en toepassing van het
economisch acquis is met ingang van 2001 voor Turkije het PSO (Programma
Samenwerking Oost-Europa) Pre-accessie Programma van start gegaan. Het
programma is gericht op de institutiebouw van economisch gerelateerde
overheidsorganisaties bij de overname, maar met name de implementatie van
Europese wet- en regelgeving. In mei van dit jaar heeft een eerste missie
plaatsgevonden naar Ankara waarbij het PSO Pre-accessie Programma aan de
Turkse autoriteiten is geïntroduceerd. Voor dit land is dit jaar een budget
van NLG 1 miljoen gereserveerd. Voor 2002 wordt het budget opgehoogd tot NLG
2 miljoen.
Inmiddels is besloten een langlopend project in de landbouwsector te
ontwikkelen, en wel op het terrein van registratie en identificatie van
runderen. Daarnaast zal ook worden onderzocht of een aantal korte projecten
kan worden ontwikkeld zoals bijvoorbeeld een werkbezoek op het terrein van
metrologie en korte-termijnondersteuning van laboratoriumpersoneel voor BSE
testmethodes.
In 1986 is tussen Nederland en Turkije een overeenkomst gesloten tot het
vermijden van dubbele belasting en belastingontduiking. Via een
schriftelijke 'mutual agreement procedure' is de overeenkomst onlangs tevens
van toepassing geworden op twee nieuwe Turkse belastingen.
Voor wat betreft de exportkredietverzekering gelden voor Turkije geen
uitzonderingsregels. Op basis van financieel-economische gegevens wordt
bekeken of het mogelijk is om exporttransacties in (her)verzekering te
nemen. In dit kader wordt de situatie in Turkije regelmatig
interdepartementaal besproken.
Tot dusverre worden bilaterale betrekkingen op vervoersgebied op slechts
enkele terreinen actief onderhouden. De implementatie van de
luchtvaartovereenkomst (1971) verloopt naar wens. De implementatie van de
wegvervoerovereenkomst, die in april 2001 tijdens de laatste bijeenkomst van
de Gemengde Commissie werd getekend, vergt de nodige aandacht.
Beleidsvoornemens
Verdere ontwikkeling van het PSO-programma v.w.b. Turkije heeft prioriteit.
De Staatssecretaris van Economische Zaken zal eind november Turkije
bezoeken, vergezeld door vertegenwoordigers van het Nederlandse
bedrijfsleven, met het oogmerk de handelsbetrekkingen te versterken,
gesprekken te voeren over bilaterale kwesties met inbegrip van uitstaande
handelsproblemen, en over de aanpassingen die Turkije moet doorvoeren
teneinde het EU-acquis over te nemen.
In afwachting van een inhoudelijke reactie van Turkije, zal over de nieuwe
IBO verder worden onderhandeld. Een maritiem associatie-akkoord is in
voorbereiding. Dit akkoord moet zaken als samenwerking, vrije vestiging van
bedrijven, investeringen en bovenal maximale markttoegang regelen.
Landbouw en natuur
Inleiding
De landbouwsector neemt een belangrijke plaats in de Turkse economie in; zo
werkt 45% van de Turkse beroepsbevolking in de landbouw. De sector heeft een
forse achterstandspositie ten opzichte van West-Europa. Er bestaan goede
mogelijkheden voor de inzet van Nederlandse expertise in de agrarische
sector. Zeker ook gezien het Nederlandse streven naar bescherming van milieu
en van gezondheid (en welzijn) van mens en dier is het belang van
samenwerking op dit terrein groeiende. Kernbegrippen zijn daarbij de
bevordering van duurzaamheid en van maatschappelijk verantwoorde
productiewijzen.
In het kader van voorbereiding op EU-toetreding geven Turkije en de Europese
Unie prioriteit aan overname van EU-regelgeving op veterinair en
fytosanitair gebied, en op het gebied van voedselveiligheid. Met het oog op
de voltooiïng van de douane-unie en toekomstige toetreding is het gewenst
het Turkse landbouwbeleid zo te hervormen dat inpassing in het
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) te zijner tijd mogelijk is. Zodoende
kan de concurrentiekracht van de Turkse landbouwsector worden vergroot en
dienen basismechanismen te worden doorgevoerd die van belang zijn voor de
overname van het GLB, zoals een bedrijfs- en landenregister. Dit impliceert
ook controles op het bedrijf van verzending, opdat de risico's van ongewilde
export van dierziektes worden geminimaliseerd.
In beginsel moeten alle geproduceerde producten EU-waardig zijn. Omgekeerd
mogen dan ook soortgelijke producten uit EU-lidstaten niet langer worden
geweigerd. Ook dienen handelsproblemen zoals importbeperkingen en
importlicenties te worden opgelost; op landbouwgebied bestaan nog problemen
op zowel dierlijk (levende runderen en rundvlees) als plantaardig terrein
(beperking van onder andere zaaizaden).
Mede in het kader van de Turkse EU-kandidatuur worden de betrekkingen met
Turkije ook op het gebied van natuurbescherming en -beheer geïntensiveerd.
Bestaande samenwerking
In september 2000 is een MoU ondertekend voor landbouwsamenwerking.
De respectieve ministers van LNV hebben voorts in 2001 afspraken gemaakt om samen te werken aan de opheffing van een groot aantal onderlinge handelsbelemmeringen. Inmiddels functioneert een bilaterale Landbouwwerkgroep, met een veterinair en een fytosanitair sub-comité.
Er is een langdurige en stabiele samenwerking tussen het Nederlandse
bedrijfsleven en een aantal Turkse producenten van verschillende
plantaardige producten.
Vanuit de Nederlandse ambassade in Ankara worden diverse kleinschalige
natuurprojecten (KNIP-projecten) ondersteund.
Nederland draagt bij aan de ontwikkeling van het Emerald Green Network in
Turkije, het Raad van Europa-initiatief om te komen tot een samenhangend
stelsel van belangrijke natuurgebieden in Europa.
Nederlandse steun aan internationale organisaties (bijvoorbeeld Birdlife
International, Wetlands International) wordt ook ingezet voor projecten op
het gebied van onder andere de bescherming van wetlands en mondiaal
bedreigde migrerende vogelsoorten in Turkije.
Beleidsvoornemens
Tijdens het bezoek van minister Brinkhorst in 2001 is afgesproken dat een
bilaterale werkgroep het Turkse pre-accessietraject op het gebied van
landbouw zal begeleiden. In nader overleg met het Turkse ministerie van
Landbouw zal een werkprogramma worden opgesteld.
LNV zal, bij het openstellen van het EU-Phare-Twinning traject met Turkije,
waar mogelijk inschrijven op 'institution building'-projecten.
De werkgroep Pre-accessie, naast de Landbouwwerkgroep een uitvloeisel van het MoU, zal in de tweede helft van 2001 een bezoek brengen aan Turkije.
In het najaar van 2001 zullen de veterinaire en fytosanitaire sub-comités
verslag uitbrengen aan beide betrokken ministers.
In maart of april 2002 brengt de Turkse minister van landbouw een bezoek aan
Nederland.
In het kader van het Actieplan Natuurbeheer Midden- en Oost-Europa 2001-2004
kunnen ook natuurprojecten in Turkije in aanmerking komen voor ondersteuning
uit het PIN-Matra programma.
Milieu
Inleiding
Dit jaar is een begin gemaakt met samenwerking tussen Turkije en Nederland
op het gebied van milieu. Zowel door Nederland als door Turkije is de
voorkeur uitgesproken de samenwerking allereerst te concentreren op het
gebied van water (waterbeleid en waterkwaliteit) in samenhang met de Turkse
EU-toetredingsinspanningen. In het bijzonder betreft dit de implementatie
van de Kaderrichtlijn Water.
Bestaande samenwerking
In januari 2001 is een ambtelijk oriëntatiebezoek aan Turkije gebracht.
Tijdens dit bezoek is de wens tot bilaterale samenwerking op milieu-terrein
zowel binnen als buiten het betreffende Turkse ministerie bevestigd. In juni
2001 heeft een studiebezoek aan Nederland plaatsgevonden door medewerkers
van het Turkse milieu-ministerie. De week stond in het kader van
uitwisseling van informatie met betrekking tot waterbeleid en de
Kaderrichtlijn Water. Ter ondersteuning van dit bezoek is door VROM de
relevante kaderrichtlijn in het Turks vertaald.
Op het gebied van afval zijn er kleinschalige ad hoc activiteiten, zoals
deelname aan een symposium over afvalbeheer. Er is veel belangstelling in
Turkije voor samenwerking op milieu-gebied. Turkije heeft dit jaar
deelgenomen aan de jaarlijkse EU Toetreding Workshop van VROM.
Beleidsvoornemens
De samenwerking op milieu-gebied is op 24 september jl. vastgelegd in een
Samenwerkingsovereenkomst (MoU). Dit MoU bevat naast 'water' ook andere
onderwerpen die voor toetreding relevant zijn. Om de prioriteiten binnen de
bilaterale samenwerking te bepalen zal geregeld een werkgroep bijeenkomen.
Voor de bilaterale samenwerking is als doel geformuleerd: voorbereiding en
uiterlijk eind 2002 aanvaarding van een Turkse nationale strategie gericht
op de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water. VROM en VenW
werken daartoe samen met de Turkse autoriteiten, mede in het kader van het
Matra pre-accessieprogramma. Instrumenten daarvoor zijn werkbezoeken,
informatieuitwisseling, studiebezoeken, workshops en kleine projecten.
Tevens zal VROM, waar mogelijk, zowel interdepartementaal als internationaal
aansturen op aanwending van overige beschikbare geldstromen voor
bovengenoemd doel.
Mogelijk kunnen projecten worden geïdentificeerd voor het 'Short and
Medium-Term Priority Environmental Action Programme' (SMAP), in het kader
van het Euro-Mediterrane proces (Barcelona-verklaring, november 1995).
VROM en VenW zullen verder mogelijkheden voor bilaterale Matra-activiteiten
met Turkije identificeren en bevorderen, waarbij zeker ook stages en
seminars tot de mogelijkheden behoren. Recent zijn twee Matra-projecten
toegekend, nl. een project gericht op de Kaderrichtlijn water en een project
over milieu-effectrapportage (zie paragraaf 4).
Cultuur en onderwijs
Cultuur
Inleiding
De culturele samenwerking wordt ondersteund door aanwijzing van Turkije als
prioriteitsland binnen het Internationale Cultuurbeleid, mede op grond van
het feit dat een grote groep inwoners van Nederland een Turkse achtergrond
heeft. Het aangaan en onderhouden van culturele betrekkingen met de landen
van herkomst kan het profiel van Nederlandse kunstenaars van allochtone
herkomst versterken.
Voor financiering kan een beroep worden gedaan op de cultuurgerelateerde
middelen uit de Homogene Groep Internationale Samenwerking en de middelen
die de culturele fondsen ter beschikking hebben voor internationale
culturele uitwisseling.
Bestaande samenwerking
Op het culturele vlak vinden geregeld contacten tussen Turkije en Nederland
plaats. Zij worden met name onderhouden door kunstenaars en instellingen in
Nederland met een Turkse achtergrond en spelen zich vooral af in de sfeer
van de podiumkunsten.
In het Turkije-Festival dat dit jaar gedurende enkele maanden in Nederland
heeft plaatsgevonden stond de muziekcultuur centraal. In samenwerking met
enkele Nederlandse artiesten is op diverse podia in de grote steden
gedurende vier maanden oude en nieuwe Turkse muziek ten gehore gebracht.
Beleidsvoornemens
De culturele veldinstellingen doen v.w.b. Turkije een relatief beperkt
beroep op de HGIS-cultuurmiddelen en op de fondsen voor het internationaal
bezoekersprogramma.
Daarom zal, zoals eerder aan de Kamer aangegeven, op korte termijn een
verkenning worden uitgevoerd met het doel mogelijke knelpunten voor
culturele uitwisseling te identificeren, en in kaart te brengen welke
culturele sectoren het meest voor verdieping in aanmerking komen.
In dezelfde brief aan de Kamer is gemeld dat een bezoek van de staatssecretaris van OC&W aan Turkije overwogen wordt.
Onderwijs
Inleiding
Alhoewel integratievraagstukken als zodanig geen onderwerp van bilateraal
overleg zijn - zij vallen onder de verantwoordelijkheid van de Nederlandse
regering - zijn onderwijscontacten met Turkije van belang voor het
realiseren van adequaat onderwijs aan Turkse kinderen in Nederland. Er wordt
bij het vormgeven van beleid op dit terrein zo veel mogelijk aansluiting
gezocht bij het minderheden- en integratiebeleid, het buitenlands beleid en
het beleid van de EU (onder andere samenwerking met de Middellandse
Zee-landen).
Bestaande samenwerking
Tussen academische instellingen in Turkije en Nederland vindt - grotendeels
buiten de rijksoverheid om - groeiend contact plaats. De Universiteit van
Ankara kent een vakgroep Nederlands.
De contacten die Nederland en Turkije op onderwijsterrein hebben, vloeien
voort uit het in 1993 gesloten Cultureel Verdrag. Turkije is vooral van
belang vanwege het grote aantal immigranten in Nederland, waarvan met name
de tweede en derde generatie onderwijs volgt. In het overleg over de
bilaterale onderwijs-samenwerking met Turkije ligt het zwaartepunt dan ook
bij Onderwijs in Allochtone Levende Talen (OALT) en uitwisseling.
Beleidsvoornemens
Het totstandbrengen van een uitwisselingsprogramma door het Europees
Platform voor schoolleiders, experts en docenten wordt op dit moment door
het Ministerie van OCenW nader bezien. Tevens zullen de mogelijkheden binnen
EU-programma's zoveel mogelijk worden benut. Het Onderwijs in Allochtone
Levende Talen (OALT), dat ten behoeve van de Turkse gemeenschap in Nederland
wordt gegeven (reeds enige jaren op basis van aanvullende lessen buiten het
standaard schoolcurriculum) wordt mogelijk voortgezet. Dit geldt voor
leerlingen vanaf groep 5 in het basisonderwijs. In de groepen 1 t/m 4 van
het basisonderwijs kan het Turks als ondersteuningstaal (ter ondersteuning
van het leren van de Nederlandse taal) worden aangeboden.
De Nederlandse wetgeving laat de feitelijke invulling over aan de
gemeentelijke overheden, die zich dienen te baseren op de wensen van de
ouders.
Sociale aangelegenheden
Inleiding
De aanwezigheid in Nederland van omvangrijke bevolkingsgroepen van
buitenlandse origine heeft invloed op het buitenlands beleid. Dat geldt
zeker ook voor de grootste dergelijke bevolkingsgroep, die van Turkse
origine. Zo werd Nederland in de afgelopen maanden geconfronteerd met
solidariteits-hongerstakingen - o.a. in Rotterdam - ter ondersteuning van
hongerstakers in Turkije. Ook bij andere gebeurtenissen die Turkije aangaan,
met name waar het de omgang van Turkije met Koerden, Armeniërs en religieuze
minderheden betreft, krijgt Nederland door de aanwezigheid hier te lande van
personen uit die regio geregeld een directer betrokkenheid.
In contacten met de Turkse regering heeft het kabinet duidelijk gesteld dat
de Nederlandse regering als enige verantwoordelijk is voor het
integratiebeleid met betrekking tot de ingezetenen van Turkse herkomst. Wel
kunnen sociale en culturele contacten tussen minderheidsgroepen die deel
uitmaken van de Nederlandse samenleving en de moederlanden leden van
minderheidsgroepen de kans bieden - indien zij dat wensen - te 'tolken'
tussen Nederland en het land van herkomst. Dat kan weer een bijdrage leveren
aan het integratieproces van minderheden in Nederland. Maar een al te
eenzijdige oriëntatie op het land van herkomst belemmert de integratie van
minderheden in de Nederlandse samenleving. Ook moet bedacht worden, dat een
intermediair-functie niet vanzelfsprekend door leden van minderheidsgroepen
wordt geambieerd. Vaak zullen deze juist aangesproken willen worden op hun
Nederlanderschap.
Bestaande samenwerking
Op basis van afspraken in een bilateraal Sociale-Zekerheidsverdrag geeft de
Nederlandse ambassade in Ankara informatie aan Turkse uitkeringsgerechtigden
over hun rechten en doet zij onderzoek naar de rechtmatigheid van
uitkeringen.
Verder verifieert zij gegevens omtrent bezit en vermogen in het kader van de
Algemene bijstandswet.
Het Inspraak Orgaan Turken (IOT) is, als koepelorganisatie waaronder de
verschillende organisaties van de Turkse gemeenschap in Nederland
samenkomen, formeel aanspreekpunt van de Nederlandse overheid. Met het IOT
is bijvoorbeeld overleg gevoerd ter voorbereiding van het eerdergenoemde
bezoek van de Minister-President aan Turkije en het staatsbezoek van de
Turkse president aan Nederland.
Beleidsvoornemens
Met de Turkse autoriteiten is de afspraak gemaakt om een gemengde werkgroep
op te zetten. Daarin komen de diverse onderwerpen die liggen op het
beleidsterrein van het ministerie van SZW, met uitsluiting van
integratievraagstukken, aan de orde.
Voor de uitvoering van afspraken op sociaal terrein tussen Nederland en
Turkije bestaat reeds een apart overleg, waarin van beide landen de
uitvoeringsinstellingen zitting hebben.
Conclusie
De huidige betrekkingen tussen Nederland en Turkije op rijksoverheidsniveau
zijn intensief te noemen. Het constructieve karakter van de relaties biedt
een solide basis om ook over die kwesties waarover wij van mening
verschillen, open met elkaar van gedachten te wisselen. De aanwezigheid van
een grote groep inwoners in Nederland die van Turkse afkomst is, vormt een
belangrijke achtergrond van deze betrekkingen.
In de komende periode zal de Nederlandse regering de bestaande
samenwerkings-vormen zoals in deze notitie beschreven verder uitbouwen en de
genoemde nieuwe beleidsvoornemens uitvoeren. Doel van onze inspanningen is
bij te dragen aan het proces dat Turkije doormaakt op weg naar lidmaatschap
van de Europese Unie.
Bijlage: Samenvatting van concrete beleidsvoornemens.
Buitenlandspolitiek: Steunen van pro-Europese krachten om overgang naar een
werkelijk democratische rechtstaat te bewerkstelligen (instrument:
Matra-programma). Centrale doelstelling: bijdragen aan het aanpassingsproces
teneinde te voldoen aan de Kopenhagen-criteria door Turkije. Verdere
contacten m.b.t. buitenlands-politieke kwesties zoals Cyprus en de
bevordering van een constructieve houding t.a.v. de ontwikkeling van het
EVDB.
Mensenrechten: In contacten blijven aandringen op verbetering van de
mensenrechtensituatie. Bezoek Mensenrechtenambassadeur aan Turkije.
Justitieel: Samenwerking op het terrein van de terugkeer van uitgeprocedeerde Irakese asielzoekers naar Noord-Irak via Turkije.
Economisch: Bezoek van de Staatssecretaris van EZ aan Turkije in november
2001, vergezeld van vertegenwoordigers van het Nederlandse bedrijfsleven.
Sluiten van een nieuw 'IBO' en een maritiem associatie-akkoord. Start van
eerste PSO-pre-accessietraject.
Agrarisch: Begeleiden Turks pre-accessietraject op het gebied van landbouw
door een bilaterale werkgroep. 'Institution building'-projecten in het kader
van EU-Phare-Twinning traject met Turkije. Bezoek van de werkgroep
pre-accessie aan Turkije eind 2001. Bezoek van de Turkse minister van
landbouw aan Nederland in voorjaar 2002.
Milieu: Uitvoeren van de afspraken uit de Samenwerkingsovereenkomst op het
gebied van milieu. Samenwerking op het gebied van de implementatie van de
Europese Kaderrichtlijn Water. Identificatie en stimulering van projecten in
het kader van het Barcelona-proces en het Matra-programma.
Cultureel: Identificeren van mogelijke knelpunten voor culturele
uitwisseling en in kaart brengen welke culturele sectoren het meest voor
verdieping in aanmerking komen. Mogelijk bezoek van de staatssecretaris van
OC&W aan Turkije.
Onderwijs: Eventueel totstandbrengen van onderwijskundig
uitwisselingsprogramma. Mogelijke voortzetting van het 'Onderwijs in
Allochtone Levende Talen'.
Sociaal: Opzetten van een gemengde werkgroep op SZW-terrein.
Coördinatie door de minister van Grote-Steden- en Integratie-beleid van
blijvende aandacht voor de Turkse gemeenschap in Nederland en de specifieke
aspecten die hiermee samenhangen.
-.-.-.-.-.-.
Turkije zal nl. moeten voldoen aan de Kopenhagen-criteria voordat het
kan toetreden: het hebben van stabiele instellingen die respect voor
mensenrechten, democratie en de rechtstaat en de bescherming van minderheden
garanderen, en het hebben van een functionerende markteconomie die de
concurrentiedruk en de marktkrachten binnen de Interne Markt kan weerstaan.