Ministerie van Buitenlandse Zaken

http:\\www.minbuza.nl\content.asp?Key=422484


---

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Afdeling West-Europa Directie West- en Midden-Europa Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 26 oktober 2001 Auteur DWM/WE
Kenmerk DWM-62/01 Telefoon 070 - 348 51 15
Blad /6 Fax 070 - 348 53 29
Bijlage(n) 2 E-mail DWM@MINBUZA.NL
Betreft Turkije
Zeer geachte Voorzitter,

Naar aanleiding van het verzoek vanuit uw Kamer om een inventarisatie van de specifieke samenwerking met Turkije ("wat doen we en wat gaan we doen"), doe ik u hierbij de notitie "De betrekkingen tussen Nederland en Turkije, een inventarisatie van de bilaterale samenwerking op rijksoverheidsniveau" toekomen.

Inleiding

Centraal in de notitie staat de bijdrage die vanuit Nederland kan worden geleverd aan het veranderingsproces dat Turkije thans doormaakt. Dit proces dient mede om te voldoen aan Europese normen en waarden, op weg naar het lidmaatschap van de Europese Unie. Daarbij gaat het zowel om zaken als de noodzakelijke verbetering van de mensenrechtensituatie en versterking van het democratisch gehalte van de Turkse maatschappij, als om de praktische aspecten van de overname van het EU-acquis op de meer technische gebieden zoals economie, milieu en landbouw. De Nederlandse bilaterale inspanningen, zoals in deze notitie beschreven, beogen mede een aanvulling te geven op de activiteiten in EU-kader ter ondersteuning van het hervormingsproces.

De notitie concentreert zich op diverse onderdelen van de strikt bilaterale samen-werking tussen beide landen, die uiteraard niet los kan worden gezien van de actuele ontwikkelingen in Turkije en de relatie van Turkije met diverse multilaterale organisaties. Over die onderwerpen bood ik de Kamer het afgelopen jaar enige brieven aan, die tijdens het Algemeen Overleg op 31 mei jongstleden werden besproken. In dat licht geef ik hieronder graag nog een verdere actualisering van deze eerdere notities, als actuele context van de bilaterale samenwerking zoals in de notitie weergegeven.

Grondwetsherziening

Op 3 oktober 2001 keurde het Turkse parlement een pakket grondwetswijzigingen goed dat mede beoogt Turkije te laten voldoen aan de Kopenhagen-criteria. De wijzigingen betreffen onder meer vastlegging van fundamentele vrijheden, toestaan van andere talen in de media dan alleen het Turks, verruimen van de persvrijheid en van de vrijheid van vereniging en vergadering, opheffing van de doodstraf voor de meeste delicten, verankering van gelijkstelling van man en vrouw, reduceren van de mogelijkheid tot verbod van politieke partijen en beperking van de rol van de Nationale Veiligheidsraad.

De Turkse regering heeft in aanvulling hierop verdere grondwetswijzigingen aangekondigd en haar intentie uitgesproken om letter en geest van de grondwets-wijzigingen te vertalen in heldere en eenduidige wet- en regelgeving. Bovendien is de Turkse regering zich bewust van het belang van implementatie in de praktijk van dergelijke wetten en regels. Als voorbeeld van dergelijke implementatie noemde minister Yilmaz van Europese Zaken recentelijk dat justitiële en veiligheids-instanties voortaan een goede training zouden moeten ondergaan.

In het algemeen vormen naar mijn oordeel de grondwetswijzigingen een stap in de goede richting en in dat licht kunnen zij worden verwelkomd. Zij vormen al met al een bemoedigende stap op weg naar verdere democratisering van het land en een belangrijke etappe in het concretiseren van het Turkse Nationale Programma voor de Overname van het Acquis en van het Partnerschap voor Toetreding. De EU heeft in een verklaring (zie bijlage bij deze brief) een vergelijkbaar oordeel uitgesproken. De grondwetswijzigingen alsmede de uitgedragen voornemens voor de toekomst geven het belang aan dat Turkije hecht aan het veranderingsproces dat moet leiden tot het voldoen aan de politieke Kopenhagen-criteria.

Tegelijkertijd moet worden geconstateerd dat de wijzigingen in een aantal opzichten tekort schieten: zo blijft de doodstraf voor enkele delicten (hoogverraad en terrorisme) mogelijk, is de vrijheid van meningsuiting nog steeds aan bepaalde restricties onderhevig en blijft de invloed van de militairen op politiek en maatschappij te groot. De Koerden zijn nog steeds niet als minderheid erkend en enkele restricties op het gebruik van hun taal (bijvoorbeeld in het onderwijs) en beleving van hun cultuur blijven bestaan. De ook in de nieuwe grondwetsteksten geformuleerde uitzonderingsclausules betreffende 'staatsondermijnende activiteiten' zijn in het verleden door de Turkse autoriteiten op oneigenlijke wijze gebruikt.

Ik ben van oordeel dat, zoals ook door de Turkse regering is aangegeven, de huidige grondwetswijzigingen niet voldoende zijn en dat, naast vertaling in wet- en regelgeving, implementatie in de praktijk van doorslaggevend belang zal zijn.

Mensenrechten

Zoals bekend heeft het Nederlandse kabinet zorgen over de mensenrechtensituatie in Turkije. Over enkele mensenrechten-gerelateerde gebieden kunnen de volgende actuele ontwikkelingen worden gemeld.

Naar aanleiding van een inval door Turkse politie in een afdeling van de Human Rights Foundation of Turkey te Diyarbakir (een behandelingscentrum voor slachtoffers van marteling), heeft het EU-voorzitterschap medio september een démarche ondernomen. Daarbij werd protest aangetekend tegen deze evidente schending van de mensenrechten. De teleurstellende reactie van Turkse zijde was dat één en ander in strijd was geschied met richtlijnen vanuit Ankara - teleurstellend in die zin dat daarmee het écart tussen beleid en praktijk eens te meer duidelijk werd. Overigens werd tijdens de inval in beslag genomen materiaal inmiddels weer aan de Foundation geretourneerd.

Als gevolg van de hongerstakingen in Turkije, gericht tegen de invoering van de zogenoemde F-type gevangenissen, zijn thans 41 slachtoffers te betreuren.

Op 2 mei jl. aanvaardde het Turkse parlement het nieuwe artikel 16 van de Turkse antiterreurwet. Dit artikel opent de mogelijkheid voor sociale activiteiten van gevangenen die op grond van die wet zijn veroordeeld. In de F-type gevangenissen zijn de meeste voorzieningen in de gemeenschappelijke ruimtes echter nog niet gereed. Inmiddels zijn ook twee wetsontwerpen aangenomen die strekken tot het aanstellen van onafhankelijke rechters bij wie gevangenen hun beklag kunnen doen over het gevangenisregiem en de aanstelling van Prison Monitoring Boards.

Nederland heeft, zowel bilateraal als in EU-verband, bij de Turkse autoriteiten aangedrongen op spoedige implementatie van de toegezegde voorzieningen. Eerder dit jaar brachten vertegenwoordigers van Turkse mensenrechtenorganisaties die zich inzetten voor de hongerstakers op uitnodiging van Nederland een bezoek aan een Nederlandse penitentiaire inrichting.

Mede om de Turkse instanties te overtuigen van de noodzakelijke veranderingen heeft Nederland een aantal directeuren van Turkse gevangenissen voor een bezoek aan Nederland uitgenodigd. Tijdens dit bezoek, dat van 23 tot en met 25 oktober plaats-vond, werd ook de praktijk in de Nederlandse gevangenissen getoond.

Nadat begin dit jaar het Turkse Openbaar Ministerie sluiting had gevorderd van de Turkse mensenrechtenvereniging IHD (vanwege haar vermeende rol bij de honger-stakingen), heeft de Rechtbank per 22 oktober jongstleden het proces beëindigd, op vordering van de Officier van Justitie. Het OM was klaarblijkelijk tot de conclusie gekomen dat de vordering tot sluiting van de IHD geen kans maakte.

Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft eind juli geconcludeerd dat Turkije het beginsel van vrijheid van meningsuiting (zoals vastgelegd in het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens, EVRM) niet heeft geschonden met een verbod op de islamitische Refah Partisi (Welvaartspartij) in 1998. Drie van de zeven behandelende rechters lieten overigens een dissenting opinion optekenen. De Turkse regering beschouwt de uitspraak als een steun in de rug in haar strijd tegen het moslimfundamentalisme. Inmiddels zijn diverse partijen opgekomen die het gedachtegoed van de Welvaartspartij hebben overgenomen - daarvan is de zogenoemde Fazilet-partij inmiddels door een verbod getroffen; ook zij zal zich tot het EHRM wenden.

Tijdens het Algemeen Overleg van 31 mei jongstleden informeerde ik de Kamer over het voornemen van een bezoek van de Mensenrechtenambassadeur aan Turkije, mede met het oogmerk om het Nederlandse mensenrechtenbeleid voor de Turkse autoriteiten uiteen te zetten en gesprekken te voeren over de in Turkije noodzakelijke aanpassingen voor het voldoen aan de Kopenhagen-criteria. Het bezoek van de Mensenrechten-ambassadeur staat gepland voor 12-14 november a.s.

Economische ontwikkelingen

De situatie in Turkije is de afgelopen maanden, sinds mijn brief van 31 mei jongst-leden, in sterke mate bepaald door uitvoering van het hervormingsprogramma dat met het IMF is overeengekomen. De macro-economische doelstellingen in deze fase van het IMF-programma zijn gehaald, over het algemeen tot tevredenheid van het IMF. Stabilisering van het fiscale stelsel en opschoning van de banksector, met inwerking-treding van nieuwe toezichts- en voorzorgsmaatregelen, maken redelijke voortgang. De economische vooruitzichten zijn echter onzeker, mede doordat de Turkse overheid er nog niet in is geslaagd het vertrouwen van burger en bedrijfsleven in de economie te herstellen. De inflatie is nog steeds op een gevaarlijk hoog niveau en hetzelfde geldt voor de rentetarieven. Een aanvullend probleem vormt de impact van de economische terugval van de Amerikaanse en de Europese economieën na 11 september. In dat licht dient voor 2001 met een aanzienlijke economische inkrimping rekening te worden gehouden - er is voorlopig nog geen zicht op daadwerkelijk duurzaam economisch herstel van wat vele Turken zelf de "zwaarste financieel-economische crisis sinds het ontstaan van de Republiek" noemen.

Turkije en de Europese Unie

Op 26 juni jongstleden vond in Luxemburg de veertigste Associatieraad tussen de EU en Turkije plaats. De Turkse minister van buitenlandse zaken Ismail Cem gaf daarin onder meer een overzicht van de hervormingen die Turkije thans doorvoert zowel op politiek als economisch terrein. Ook verwelkomde minister Cem de voortgang op het terrein van de financiële steun zijdens de EU voor Turkije, in casu de onderbrenging van de diverse nieuwe toezeggingen en middelen uit het verleden onder een enkele, nieuwe noemer. Van EU-zijde werd onder meer uitgebreid ingegaan op de mensen-rechtensituatie in Turkije. Ook werd aangegeven dat het Turkse Nationaal Programma voor de Overname van het Acquis in het aanstaande reguliere voortgangsrapport van de Commissie (november aanstaande) in detail zal worden geanalyseerd. Dit rapport zal de Europese Commissie op 13 november aanstaande publiceren.

In het zich ontwikkelend Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB) van de EU wordt een nauwe vorm van samenwerking tussen EU en NAVO voorzien, hetgeen o.a. zal leiden tot nauwkeurige onderlinge afstemming en de mogelijkheid dat de EU gebruik kan maken van NAVO-middelen indien zij besluit op te treden. Ten aanzien van dit 'uitleenmechanisme' maakt Turkije in de NAVO bezwaren, zolang niet op een voor Turkije bevredigende wijze de Turkse betrokkenheid bij EU-geleide vredes-operaties is geregeld. Het overleg daarover zal de komende periode worden voortgezet, waarbij Nederland zich zal blijven inspannen om een oplossing te bewerkstelligen.

De kwestie Cyprus

De Turks-Cypriotische leider Denktash heeft begin september van dit jaar geen gehoor gegeven aan een uitnodiging van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties voor een nieuwe ronde van de besprekingen onder VN-aegis. Turkije heeft kennelijk niet voldoende druk kunnen of willen uitoefenen op Denktash om een meer coöperatieve houding aan te nemen. Inmiddels heeft de Turkse regering verklaard dat zij begrip heeft voor de door Denktash gekozen opstelling. In een verklaring heeft de EU de uitspraak van de Voorzitter van de VN-Veiligheidsraad ondersteund, waarin teleur-stelling werd uitgesproken over de Turks-Cypriotische weigering, en haar voort-durende steun voor de inspanningen van SGVN kenbaar gemaakt (zie bijlage bij deze brief voor volledige verklaring).

De inzet van het Nederlandse kabinet blijft erop gericht om, bilateraal zowel als in EU-verband, er bij de Turkse regering op aan te dringen haar invloed op Denktash aan te wenden teneinde het bereiken van een politieke oplossing voor Cyprus dichterbij te brengen.

Terrorisme

Turkije toont zich een betrouwbaar bondgenoot in de internationale coalitie tegen het terrorisme. Naast de direct uitgesproken onvoorwaardelijke politieke steun (ook in NAVO-verband), heeft het diverse praktische maatregelen getroffen ter ondersteuning van de internationale inspanningen, zoals het openen van het luchtruim, het beschik-baar stellen van vertrouwelijke informatie en het ter beschikking stellen van faciliteiten op de grond.

Tijdens de Ministeriële bijeenkomst van de Europese Conferentie, op 20 oktober 2001, benadrukte Minister Cem dat terrorisme geen specifieke nationale of religieuze thuisbasis heeft; geen enkele religie rechtvaardigt terrorisme en in dat licht moet eraan worden vastgehouden dat de huidige strijd tegen het terrorisme niet een strijd tegen de islam is. Hij stelde voor in Istanboel een conferentie te beleggen waar politieke, academische en andere deskundigen, afkomstig uit EU-lidstaten en leden van de Organisatie van Islamitische Landen, met elkaar van gedachten zouden kunnen wisselen over de oorzaken van terrorisme. Het Turkse initiatief werd algemeen verwelkomd.

De Minister van Buitenlandse Zaken

25 oktober 2001

Déclaration de l'Union européenne sur les

réformes constitutionnelles en Turquie

L'Union européenne estime que les réformes de la Constitution que le Parlement turc vient d'adopter avec une majorité convaincante constituent un pas encourageant dans la démocratisation du pays et qu'elles sont une première étape dans la concrétisation du Programme national pour l'Adoption de l'Acquis (PNAA).

L'Union européenne encourage la Turquie à poursuivre dans cette voie de réforme, et s'attend à ce que la Turquie prenne d'autres mesures, notamment dans le cadre législatif, conformément au Partenariat d'Adhésion, pour une mise en oeuvre effective sur le terrain.

Déclaration de l'Union européenne sur Chypre

L'Union européenne soutient le communiqué du Président du Conseil de Sécurité des Nations unies du 26 septembre 2001, notamment la déception liée au refus de la partie turque de participer à la réunion du 12 septembre. Elle continue d'appuyer sans réserve les efforts du Secrétaire général des NU pour reprendre - sans préconditions dans la ligne de la Résolution 1250 du Conseil de Sécurité - la recherche d'un règlement global et durable en conformité avec les résolutions pertinentes du Conseil de Sécurité et fait appel à toutes les parties impliquées pour coopérer au processus en vue d'un règlement politique avant la fin des négociations d'adhésion de Chypre à l'Union européenne.

Officiële Nederlandse vertalingen nog niet beschikbaar.

De betrekkingen tussen Nederland en Turkije Een inventarisatie van de bilaterale samenwerking op rijksoverheidsniveau
Redacteur(en): DWM
Inhoudsopgave


1 Inleiding 3



2 Schets van de geschiedenis van de bilaterale betrekkingen 4


3 Buitenlandspolitieke samenwerking, defensiesamenwerking 5

4 Mensenrechten, het Matra-programma en justitiële samenwerking. 7

5 Financiën, economie, handel en transport 11


6 Landbouw en natuur 13


7 Milieu 15


8 Cultuur en onderwijs 16


9 Sociale aangelegenheden 18


10 Conclusie 19

I Bijlage: Samenvatting van concrete beleidsvoornemens. 20

Inleiding

In november 2000 werd tijdens de behandeling van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in de Tweede Kamer gevraagd om 'een inventarisatie van de specifieke samenwerking met Turkije aan de Kamer aan te bieden en een actieprogramma te formuleren, waarbij met name aandacht wordt geschonken aan de geïntegreerde benadering in onze betrekkingen'. Daarin zou moeten worden vastgelegd wat al aan bilaterale samenwerking plaatsvindt, en wat de mogelijkheden voor de komende jaren zijn.

Sindsdien is de Kamer bij diverse gelegenheden geïnformeerd over actuele ontwikkelingen in Turkije en de Nederlandse beleidsvisie daarop, alsmede ontwikkelingen in de relatie tussen Turkije en de EU. Zo werd, voorafgaande aan het Staatsbezoek van president Sezer, de Kamer op 22 maart 2001, een notitie toegezonden inzake de actuele situatie in Turkije (Kamerstuk 25 206 nr. 4). Daarin werd o.a. ingegaan op actuele ontwikkelingen in Turkije (o.a. betreffende de situatie van de mensenrechten, de binnenlands-politieke situatie en economische ontwikkelingen), de relatie tussen Turkije en de EU, de kwestie Cyprus, de Turks-Griekse betrekkingen en de Nederlandse visie op deze onderwerpen. Na afloop van het Staatsbezoek is de Kamer op 3 mei 2001 een brief met een verslag ervan toegegaan (Kamerstuk 25 206 nr. 5).

De Kamer is voorafgaand aan het Algemeen Overleg (AO) van 31 mei jongstleden verder een beknopte actualisering van de notitie inzake de actuele situatie in Turkije toegegaan (Kamerstuk 25 206 nr.6). Daarin werd ingegaan op de laatste ontwikkelingen m.b.t. de onderwerpen uit de brief van 22 maart.

Tijdens dit AO met de Vaste Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken is door mij met de Kamer van gedachten gewisseld over deze notities (Kamerstuk 25 206 nr. 7).

De thans voorliggende inventarisatie van de bilaterale betrekkingen met Turkije, met name gericht op de samenwerking op het niveau van de rijksoverheid, dient ter completering van bovengenoemde informatie. Hierbij worden de diverse facetten van de samenwerking op rijksoverheidsniveau belicht, waarbij per thema een korte inleiding wordt gegeven en wordt ingegaan op de bestaande samenwerking en de beleidsvoornemens, dit mede tegen de achtergrond van de aanwezigheid van een grote Turkse gemeenschap in Nederland. De inventarisatie wordt voorafgegaan door een beknopte schets van de geschiedenis van de bilaterale betrekkingen.

De bilaterale inspanningen zoals in deze notitie beschreven, beogen mede een aanvulling te geven op de diverse inspanningen die in EU-verband plaatsvinden. Het algemene EU-kader voor de betrekkingen met Turkije, met name waar het gaat om de aanpassingen die Turkije zal moeten doormaken op weg naar lidmaatschap van de EU , wordt gevormd door het door de EU opgestelde Partnerschap voor Toetreding alsmede de reactie van Turkije daarop in het Nationaal Programma voor de Overname van het Acquis. Voor Nederland centrale elementen daarin zijn o.a. verbetering van de mensenrechtensituatie, versterking van de democratische structuur van het land, stabilisering van de economie en verdere aanpassing van Turkije aan Europese normen en waarden. Met name via de PSO- en Matra-programma's vult Nederland bilateraal de omvangrijke Europese, ook financiële, inspanningen op deze terreinen aan.

De in de voorliggende notitie genoemde beleidsvoornemens dienen mede in het licht van het genoemde EU-kader te worden gezien. Voor de overzichtelijkheid is aan de notitie een samenvatting van de concrete beleidsvoornemens toegevoegd, ter invulling van het verzoek om een 'actieprogramma'.

De voorliggende notitie dient ook in het licht te worden gezien van het advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken "Naar rustiger vaarwater, een advies over betrekkingen tussen Turkije en de Europese Unie", d.d. 16 juli 1999, alsmede de reactie van de regering daarop van 20 september 1999.

Schets van de geschiedenis van de bilaterale betrekkingen

De bilaterale betrekkingen tussen Nederland en Turkije kennen een lange voorgeschiedenis: beide landen onderhouden sinds 1612 ononderbroken diplomatieke relaties. De Republiek der Verenigde Nederlanden zocht toentertijd in de strijd tegen de Spaanse Habsburgers contact met de heerser van het Ottomaanse rijk, dat toen tot de grote mogendheden behoorde. Het aanbod tot samenwerking vond een gunstig onthaal.

Naast politieke motieven speelden ook culturele en economische overwegingen een rol in de Nederlandse belangstelling voor het Ottomaanse Rijk. Het hoge peil van de Turkse cultuur uitte zich in gebouwen, kunstschatten en producten van artistieke nijverheid. Zo vonden zeldzame manuscripten hun weg naar Nederlandse bibliotheken. En waar het ging om commerciële contacten is de tulpenhandel vermeldenswaard, aangezien de uit Turkije geïmporteerde tulp een van de symbolen van de Nederlandse identiteit werd.

Sindsdien zijn de banden tussen beide landen bestendigd. Veel Nederlandse kooplieden vestigden zich bijvoorbeeld in de negentiende eeuw in Turkije, waar zij kansen zagen op het gebied van handel en landbouw. De aanwezigheid van ongeveer 300.000 mensen van Turkse afkomst in Nederland geeft de betrekkingen heden ten dage een extra dimensie en een eigen dynamiek.

In de afgelopen decennia waren Nederland en Turkije verder nauw verbonden in de NAVO, de CVSE/OVSE, de Raad van Europa en de OESO. Via deze organisaties, en de relaties tussen Turkije en de Europese Gemeenschap en later de Europese Unie (via de Associatie-overeenkomst uit 1963, vanaf 1996 een douane-unie) werd het fundament onder de betrekkingen nog steviger.

Buitenlandspolitieke samenwerking, defensiesamenwerking

Inleiding

Turkije is voor Nederland - zeker ook gezien het gezamenlijke lidmaatschap van NAVO, OVSE, Raad van Europa, OESO, WTO en VN - een belangrijk land. Niet alleen vanwege de cruciale geostrategische positie tussen instabiele regio's in de Balkan, de Kaukasus, en het Midden-Oosten. Ook zijn er de economische banden en bestaat er maatschappelijke verwevenheid, gegeven de aanwezigheid van een grote bevolkingsgroep van Turkse oorsprong in Nederland. En tenslotte is Turkije van belang vanwege het aanpassingsproces dat dit land doormaakt en dat voortkomt uit de wens toe te treden tot de Europese Unie.

De toetreding tot de NAVO en de Raad van Europa, reeds een halve eeuw geleden, en de wens om aansluiting te vinden bij de EU, geven aan dat Turkije groot belang hecht aan participatie in Euro-Atlantische structuren. Die inzet wordt in Turkije breed gedeeld; zowel een belangrijk deel van de Turkse autoriteiten als vertegenwoordigers van minderheidsgroeperingen en mensenrechtenorganisaties aldaar scharen zich achter dit streven. Versterking van de democratie, verbetering van de situatie met betrekking tot de mensenrechten, vergroting van de stabiliteit, welvaart en veiligheid van Turkije zijn vooral via deze weg te bereiken, en betekenen ook een versterking van de stabiliteit voor Europa als geheel. Op al die terreinen heeft Turkije nog veel werk te verrichten, hetgeen betekent dat toetreding van het land tot de EU een proces van lange adem is.

Ook zijn verdere aanpassingen in het buitenlands beleid van Turkije wenselijk. Gedacht kan dan worden aan de opstelling ten aanzien van Cyprus, voortgang van de verbetering in de betrekkingen met Griekenland, en een constructieve houding ten aanzien van de ontwikkeling van het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB).

Bestaande samenwerking

Sinds het besluit van de Europese Raad van Helsinki in december 1999, waarbij de Turkse EU-kandidatuur werd bevestigd, hebben op vele overheidsniveaus contacten plaatsgevonden. De opmaat vormde het bezoek van de minister van buitenlandse zaken aan Turkije (november 1999). Vervolgens bracht de minister-president een officieel bezoek aan het land (oktober 2000). In april 2001 vond het staatsbezoek van de Turkse president aan Nederland plaats.

Ook andere ministers en staatssecretarissen hebben onlangs Turkije bezocht of zullen dat doen.

Tevens werden de contacten op ambtelijk niveau versterkt.

In de genoemde contacten werden de Nederlandse beleidsdoelstellingen, zoals hierboven en in de brieven aan de Kamer genoemd, met de Turkse autoriteiten besproken. Daarbij was het steeds de inzet van de Regering ook die kwesties te bespreken waarover de inzichten uiteenlopen, met name op het gebied van de noodzaak van verbetering van de mensenrechtensituatie in Turkije, versterking van de transparantie en van de democratische structuur van het land, voortgang in de Koerdische kwestie, de kwestie Cyprus, enkele consulaire zaken en de aanpak in Nederland van sympathisanten van in Turkije verboden bewegingen.

Op het gebied van veiligheidspolitiek vinden geregeld bilaterale consultaties plaats. Dat is thans met name het geval waar het gaat om het zoeken naar een oplossing voor de Turkse positie met betrekking tot een regeling tussen EU en NAVO in het kader van het EVDB, met name op het gebied van de toegang van de EU tot NAVO-middelen en -capaciteiten.

In de afgelopen jaren hebben de betrekkingen tussen de krijgsmachten van beide landen vooral plaatsgehad in NAVO-verband. Op defensie-gebied vinden jaarlijks bilaterale Defensiestaf-besprekingen plaats. De bevelhebbers van de respectieve krijgsmachtdelen leggen regelmatig bezoeken over en weer af. De Turkse marine en luchtmacht hebben aangegeven bilateraal nauwer te willen samenwerken.

De defensie-materieelsamenwerking is beperkt. De Nederlandse defensie-industrie speelt een rol als toeleverancier van componenten.

Beleidsvoornemens

In contacten met Turkije zal verdere steun voor de pro-Europese krachten centraal blijven staan, zowel binnen als buiten de politieke arena. De mensenrechtensituatie in het land vormt daartoe een bij voortduring terugkerend thema van zorg. Daarnaast is van belang om te benadrukken dat een transparanter en minder prominent optredende overheid uiteindelijk de interne stabiliteit ten goede kan komen.

Op buitenlands-politiek gebied zal verder in contacten de nadruk worden gelegd op de noodzaak om een oplossing te vinden voor de kwestie-Cyprus, en verdere verbeteringen aan te brengen in de betrekkingen met Griekenland. De consultaties op het gebied van veiligheidspolitiek zullen, mede in het licht van de betrokkenheid van Turkije bij het EVDB, worden voortgezet.

Ook de situatie met betrekking tot buurlanden en -regio's (zoals Syrië, Irak, Iran, de Kaukasus) blijft onderwerp van gesprek met Turkije.

Mensenrechten, het Matra-programma en justitiële samenwerking.

Inleiding

Zoals veelvuldig aangegeven, kent Turkije nog grote tekortkomingen op het gebied van transparantie van bestuur, de democratische rechtsorde en de mensenrechten. Op dat laatste terrein zijn het vooral de vrijheid van meningsuiting en vereniging, de vrijheid van godsdienst, de steeds terugkerende berichten over foltering en mishandeling, de situatie in politiebureaus en gevangenissen, en de doodstraf die de aandacht opeisen. Mensenrechtenschendingen betreffen zowel de Koerdische bevolking als andere groepen in Turkije, zoals sympathisanten van linkse groeperingen, aanhangers van streng-islamitische partijen en soms ook journalisten of andere burgers die zich kritisch uitlaten over de Turkse staat. Turkije is een belangrijk herkomstland van asielzoekers en is tevens van belang met het oog op terugkeer van uitgeprocedeerde Iraakse asielzoekers naar Irak.

Bestaande samenwerking

In contacten met Turkse autoriteiten, bilateraal en waar toepasselijk ook in internationale fora - vooral in gesprekken tussen Turkije en de Europese Unie - wordt steeds op alle niveaus, politiek en ambtelijk, het belang onderstreept van verdere verbetering van de mensenrechten in het land. Als voorname voorbeelden kan men denken aan terugdringing van de rol van het leger in het maatschappelijk bestel, opbouw van democratische structuren, verankering van de vrijheid van meningsuiting, vrijheid van organisatie - met name ten behoeve van politieke partijen - en vastlegging van het respecteren van de rechten voor minderheden - ook maar niet alleen voor Koerden. Daarbij wordt bovendien duidelijk gemaakt dat nieuwe wetgeving niet volstaat: implementatie van regelgeving in de praktijk (in politiebureaus, gevangenissen, etc.) is van cruciaal belang. Ter onderstreping van het belang van e.e.a. voor Turkije wordt vanzelfsprekend gewezen op de zogenoemde politieke Kopenhagen-criteria, voorwaarden waaraan moet worden voldaan alvorens met het land EU-toetredingsonderhandelingen kunnen worden geopend.

Naast het gebruik van genoemde politieke overtuigingskrachtondersteunt het kabinet voorts waar mogelijk niet-gouvernementele organisaties die zich in Turkije richten op verbetering van de rechtsorde in zijn algemeenheid en de mensenrechtensituatie in het bijzonder.

Zo is Turkije, mede ter ondersteuning van het traject van overname van het acquis van de Europese Unie, sinds oktober 2000 opgenomen in het Nederlandse Matra-(MAatschappelijke TRAnsformatie-)programma. Dit programma wordt ingezet voor de opbouw van het maatschappelijk middenkader en de ondersteuning van de overgang naar een werkelijk democratische rechtstaat. In het kader van het Matra-Projecten-Programma zullen binnenkort drie projecten van start gaan op het gebied van de vluchtelingenproblematiek, versterking van de locale democratie en mensenrechtenproblematiek in het justitiële en politiële apparaat. De uitvoering van deze projecten berust bij Nederlandse en Turkse niet-gouvernementele organisaties.

Voor invulling van het Matra- en PSO-Pre-accessieprogramma (voor PSO zie hoofdstuk 5) heeft een identificatiemissie Turkije bezocht en overleg gevoerd met de Turkse overheid over mogelijke sectoren en projecten. Dit heeft geleid tot de goedkeuring van een drietal Matra-projectvoorstellen op het gebied van milieu en voedselveiligheid. Senter, belast met de uitvoering van het pre-accessie projectenprogramma, zal in overleg met de Turkse overheid de uitvoering van deze projectvoorstellen nader invullen. Voorts zijn de uit het pre-accessieprogramma gefinancierde cursussen en stages opengesteld voor bij het pre-accessieproces betrokken Turkse ambtenaren en hebben de eerste uitzendingen in het kader van het Programma Uitzending Ambtenaren plaatsgevonden.

Het na de aardbeving van 1999 gestarte programma Gemeentelijke Samenwerking Wederopbouw Turkije (GSWT) is met ingang van 2001 ondergebracht in het Matra-programma. Nog in 2001 zal een begin worden gemaakt met de invoeging van dit programma in Gemeentelijke Samenwerking Toetreding (GST), dat is gericht op de implementatie van het acquis op locaal en regionaal niveau. Genoemde aardbeving vormde eveneens aanleiding voor initiatieven van gemeentelijke samenwerking op het gebied van wederopbouw. In dat verband bezochten de burgemeesters van Rotterdam en van Amsterdam het land in de tweede helft van 2000. Overigens bestaat een groeiend contact tussen Nederlandse en Turkse steden, dat verder buiten het bereik van deze notitie valt.

Met Turkije bestaan frequente contacten op het gebied van de internationale rechtshulp, die plaatsvinden op basis van verdragen van de Raad van Europa. Het betreft vooral uitlevering, overdracht en overname van strafvervolging en de tenuitvoerlegging van vonnissen, en verzoeken over en weer om bepaalde onderzoekshandelingen in het andere land te laten uitvoeren zoals het horen van getuigen en het betekenen van stukken.

De Nederlandse rechtshulpverzoeken aan Turkije betreffen veelal grote strafzaken (2000: 24 rechtshulpverzoeken). Er bestaan directe contacten met Turkse politiële en justitiële autoriteiten ter bevordering en ondersteuning van de uitvoering van rechtshulpverzoeken. Nederland ontvangt ook rechtshulpverzoeken uit Turkije (2000: 239 rechtshulpverzoeken). Het betreft veelal kleinere zaken die vaak niet kunnen worden uitgevoerd omdat in Nederland reeds een vervolging heeft plaatsgevonden. De andere vormen van rechtshulp, uitlevering, overdracht/ overname van strafvervolging of strafexecutie komen minder frequent voor. In 2000 vroeg Turkije 9 keer om uitlevering aan Nederland, geen enkele keer verzocht Turkije om overname van strafexecutie of strafvervolging.

Omgekeerd deed Nederland in 2000 geen uitleveringsverzoeken aan Turkije, diende 24 keer een verzoek om overname van strafexecutie bij Turkije in, en verzocht 5 maal om overname van strafvervolging. Uit het aantal verzoeken blijkt dat de samenwerking tussen Nederland en Turkije op strafrechtelijk gebied belangrijk is. Ondanks vaak goede resultaten is deze samenwerking ook moeizaam vanwege belemmeringen in wetgeving, beleid en cultuur. Ook de situatie van de mensenrechten dwingt soms tot behoedzaam optreden.

Internationale rechtshulp geschiedt in beginsel met gesloten beurs, dat wil zeggen dat voor de uitvoering ervan geen compensatie uit het verzoekende land wordt verkregen mede omdat er sprake is van reciprociteit.

Op basis van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen kunnen Nederlanders die in Turkije zijn veroordeeld het laatste deel van hun straf in Nederland uitzitten.

Er is een aantal Turkse gevangenen overgebracht van Nederland naar Turkije, waar zij het resterende deel van hun detentie uitzitten.

Geregeld vinden bilaterale consultaties over asielgerelateerde vraagstukken en consulaire zaken plaats. Consulaire dienstverlening door de posten in Turkije aan bipatriden, dat wil zeggen personen met zowel de Nederlandse als de Turkse nationaliteit, wordt bemoeilijkt door wet- en regelgeving die consulaire hulp in bepaalde gevallen verbiedt.

In het kader van de Raad van Europa draagt Nederland bij aan een opleidingsproject voor de Turkse politie met het oogmerk de normen en waarden in die sector op Europees peil te brengen. In 2000 droeg Nederland bij aan een UNHCR-project waarbij training van de Turkse veldpolitie ('Jandarma') op het gebied van de omgang met vluchtelingen centraal stond.

De Turkse autoriteiten hebben toegezegd in beginsel hun medewerking te verlenen aan de vrijwillige terugkeer van een aantal uitgeprocedeerde Iraakse asielzoekers naar (Noord-)Irak via Turkije. In de loop van 2001 zijn onderhandelingen met de Turkse autoriteiten over dit onderwerp steeds intensiever geworden, waarbij in Europees verband afstemming en samenwerking plaatsvindt. De Nederlandse ambassade in Ankara is in de afgelopen jaren reeds versterkt met verschillende medewerkers ten behoeve van de vergrote inspanningen op consulair/asiel-/migratie-terrein. Om dezelfde reden is het Nederlandse consulaat-generaal te Istanbul aanzienlijk uitgebreid. Turkije laat onrechtmatig in Nederland verblijvende Turkse vreemdelingen en uitgeprocedeerde asielzoekers die naar Turkije worden teruggestuurd veelal toe zonder al te uitgebreide en vertragende persoonsverificaties. Op dit punt bestaat een goede samenwerking met de Turkse vertegenwoordigingen in ons land. Ook is sprake van geregelde informatie-uitwisseling.

Beleidsvoornemens

Verdere democratisering, een transparanter openbaar bestuur, versterking van de rechtsorde, verbetering van de mensenrechtensituatie - inclusief de situatie van minderheden - en versterking van de civiele controle over de krijgsmacht, blijven derhalve kernpunten voor Nederland in contacten met Turkije, zowel bilateraal als in EU-verband. Naast projecten op andere relevante Matra-thema's kunnen projecten op deze onderwerpen zeker ook voor ondersteuning in aanmerking komen.

De Mensenrechtenambassadeur zal op 12 en 13 november 2001 een bezoek aan Ankara afleggen. Tijdens dit bezoek zal zij een breed scala aan zowel gouvernementele als niet-gouvernementele gesprekspartners treffen. Daarbij staat de vermelde Nederlandse inzet op mensenrechtengebied vanzelfsprekend centraal, en zal zij het belang onderstrepen van het voldoen aan de zogeheten politieke Kopenhagencriteria.

Nederland streeft ernaar de samenwerking met Turkije op het gebied van asiel, migratie en consulaire zaken waar mogelijk uit te breiden.

Financiën, economie, handel en transport

Inleiding

Turkije behoort tot de twintig grootste economieën van de wereld. Het heeft de afgelopen twee jaar een aantal economische hervormingen doorgevoerd, waarbij is getracht de rol van de staat in de economie terug te dringen. Het investeringsklimaat blijft echter wisselend, onder meer vanwege de beperkte transparantie op het gebied van besluitvorming en regelgeving. Bovendien hebben de ingrijpende financieel-economische crises van eind 2000 en begin 2001 - die mede als oorzaak onthullingen over de omvang van de corruptie hadden - in Turkije hard toegeslagen. Het herziene hervormingsprogramma dat onder IMF-aegis werd opgesteld is een eerste stap in de goede richting, maar de economische vooruitzichten zijn onzeker: dit wordt mede veroorzaakt doordat de overheid er nog niet in is geslaagd het vertrouwen in de uitvoering van het hervormingsprogramma te herstellen. Voor 2001 dient met een aanzienlijke economische inkrimping rekening te worden gehouden.

De Nederlandse export naar Turkije bedroeg in het jaar 2000 ruim 1,9 miljard euro (4,2 miljard gulden). Turkije was hiermee de vijfde afzetmarkt voor Nederland buiten de Europese Unie. De import uit Turkije bedroeg in 2000 ruim 1 miljard euro (2,2 miljard gulden). Verwacht wordt dat het overschot op de handelsbalans in 2001 aanzienlijk zal afnemen, daar als gevolg van de val van de lira importen uit Turkije aantrekkelijker worden en als gevolg van de economische crisis de export naar Turkije sterk daalt. Op middellange termijn zijn er zeker mogelijkheden voor verdere uitbreiding van het handelsvolume. Sinds de inwerkingtreding van de douane-unie tussen de EU en Turkije zijn de handelsmogelijkheden met Turkije sterk vergroot, zij het dat er nog steeds een aantal technische handelsbelemmeringen bestaat.

Hoewel Turkije, onder meer vanwege zijn grote markt en ontwikkelde handelstraditie, een aantrekkelijk land voor buitenlandse investeringen zou kunnen zijn, trekt het - voornamelijk als gevolg van de instabiele economische situatie - jaarlijks slechts een beperkt bedrag aan directe buitenlandse investeringen aan. Nederland behoort tot de top-drie van buitenlandse investeerders in Turkije. De afgelopen jaren hebben voor het eerst ook substantiële investeringen van Turkse bedrijven in Nederland te zien gegeven.

Op weg naar EU-lidmaatschap zal Turkije zich verder dienen te ontwikkelen tot een goed functionerende markteconomie. Hoewel in het kader van de douane-unie al veel werk is verricht, zijn ook op economisch gebied nog veel aanpassingen nodig.

Bestaande samenwerking

Sinds 1 januari 1996 heeft Turkije een douane-unie met de EU. Deze geldt vooralsnog alleen voor industriële producten. Desondanks is mede door de douane-unie het handelsverkeer toegenomen en heeft de samenwerking met Turkije zich uitgebreid naar ook dit terrein. De EU ondersteunt Turkije o.a. in het aanpassen van haar wetgeving aan die van de Gemeenschap en de daarmee verbonden institutionele ontwikkeling.

In april 2001 vonden bilaterale besprekingen plaats over handel en investeringen in de zgn. Gemengde Economische Commissie. Daarbij werd onder meer ingegaan op economische ontwikkelingen in Turkije en op aangelegenheden met betrekking tot het handelsverkeer tussen beide landen. Voorts werd afgesproken na te gaan of een nieuwe Investerings-beschermingsovereenkomst (IBO) nodig zou zijn. Inmiddels zijn daartoe modelteksten voor een nieuwe overeenkomst uitgewisseld. In oktober 2000 is met Turkije een 'Memorandum of Understanding' (MoU) afgesloten teneinde de deelname van Nederlandse bedrijven te vergemakkelijken aan irrigatieprojecten die onderdeel zijn van het Zuid-Oost-Anatolië-Project (in Turkse afkorting GAP). Ter gelegenheid van de ondertekening is de aandacht van de Turkse autoriteiten gevraagd voor milieu-gerelateerde, culturele en sociale aspecten van andere onderdelen van het GAP, alsmede voor de noodzaak van betere afspraken met de andere oeverstaten van de betrokken rivieren.

Ter ondersteuning van het traject van de overname en toepassing van het economisch acquis is met ingang van 2001 voor Turkije het PSO (Programma Samenwerking Oost-Europa) Pre-accessie Programma van start gegaan. Het programma is gericht op de institutiebouw van economisch gerelateerde overheidsorganisaties bij de overname, maar met name de implementatie van Europese wet- en regelgeving. In mei van dit jaar heeft een eerste missie plaatsgevonden naar Ankara waarbij het PSO Pre-accessie Programma aan de Turkse autoriteiten is geïntroduceerd. Voor dit land is dit jaar een budget van NLG 1 miljoen gereserveerd. Voor 2002 wordt het budget opgehoogd tot NLG 2 miljoen.

Inmiddels is besloten een langlopend project in de landbouwsector te ontwikkelen, en wel op het terrein van registratie en identificatie van runderen. Daarnaast zal ook worden onderzocht of een aantal korte projecten kan worden ontwikkeld zoals bijvoorbeeld een werkbezoek op het terrein van metrologie en korte-termijnondersteuning van laboratoriumpersoneel voor BSE testmethodes.

In 1986 is tussen Nederland en Turkije een overeenkomst gesloten tot het vermijden van dubbele belasting en belastingontduiking. Via een schriftelijke 'mutual agreement procedure' is de overeenkomst onlangs tevens van toepassing geworden op twee nieuwe Turkse belastingen.

Voor wat betreft de exportkredietverzekering gelden voor Turkije geen uitzonderingsregels. Op basis van financieel-economische gegevens wordt bekeken of het mogelijk is om exporttransacties in (her)verzekering te nemen. In dit kader wordt de situatie in Turkije regelmatig interdepartementaal besproken.

Tot dusverre worden bilaterale betrekkingen op vervoersgebied op slechts enkele terreinen actief onderhouden. De implementatie van de luchtvaartovereenkomst (1971) verloopt naar wens. De implementatie van de wegvervoerovereenkomst, die in april 2001 tijdens de laatste bijeenkomst van de Gemengde Commissie werd getekend, vergt de nodige aandacht.

Beleidsvoornemens

Verdere ontwikkeling van het PSO-programma v.w.b. Turkije heeft prioriteit.

De Staatssecretaris van Economische Zaken zal eind november Turkije bezoeken, vergezeld door vertegenwoordigers van het Nederlandse bedrijfsleven, met het oogmerk de handelsbetrekkingen te versterken, gesprekken te voeren over bilaterale kwesties met inbegrip van uitstaande handelsproblemen, en over de aanpassingen die Turkije moet doorvoeren teneinde het EU-acquis over te nemen.

In afwachting van een inhoudelijke reactie van Turkije, zal over de nieuwe IBO verder worden onderhandeld. Een maritiem associatie-akkoord is in voorbereiding. Dit akkoord moet zaken als samenwerking, vrije vestiging van bedrijven, investeringen en bovenal maximale markttoegang regelen.

Landbouw en natuur

Inleiding

De landbouwsector neemt een belangrijke plaats in de Turkse economie in; zo werkt 45% van de Turkse beroepsbevolking in de landbouw. De sector heeft een forse achterstandspositie ten opzichte van West-Europa. Er bestaan goede mogelijkheden voor de inzet van Nederlandse expertise in de agrarische sector. Zeker ook gezien het Nederlandse streven naar bescherming van milieu en van gezondheid (en welzijn) van mens en dier is het belang van samenwerking op dit terrein groeiende. Kernbegrippen zijn daarbij de bevordering van duurzaamheid en van maatschappelijk verantwoorde productiewijzen.

In het kader van voorbereiding op EU-toetreding geven Turkije en de Europese Unie prioriteit aan overname van EU-regelgeving op veterinair en fytosanitair gebied, en op het gebied van voedselveiligheid. Met het oog op de voltooiïng van de douane-unie en toekomstige toetreding is het gewenst het Turkse landbouwbeleid zo te hervormen dat inpassing in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) te zijner tijd mogelijk is. Zodoende kan de concurrentiekracht van de Turkse landbouwsector worden vergroot en dienen basismechanismen te worden doorgevoerd die van belang zijn voor de overname van het GLB, zoals een bedrijfs- en landenregister. Dit impliceert ook controles op het bedrijf van verzending, opdat de risico's van ongewilde export van dierziektes worden geminimaliseerd.

In beginsel moeten alle geproduceerde producten EU-waardig zijn. Omgekeerd mogen dan ook soortgelijke producten uit EU-lidstaten niet langer worden geweigerd. Ook dienen handelsproblemen zoals importbeperkingen en importlicenties te worden opgelost; op landbouwgebied bestaan nog problemen op zowel dierlijk (levende runderen en rundvlees) als plantaardig terrein (beperking van onder andere zaaizaden).

Mede in het kader van de Turkse EU-kandidatuur worden de betrekkingen met Turkije ook op het gebied van natuurbescherming en -beheer geïntensiveerd.

Bestaande samenwerking

In september 2000 is een MoU ondertekend voor landbouwsamenwerking.

De respectieve ministers van LNV hebben voorts in 2001 afspraken gemaakt om samen te werken aan de opheffing van een groot aantal onderlinge handelsbelemmeringen. Inmiddels functioneert een bilaterale Landbouwwerkgroep, met een veterinair en een fytosanitair sub-comité.

Er is een langdurige en stabiele samenwerking tussen het Nederlandse bedrijfsleven en een aantal Turkse producenten van verschillende plantaardige producten.

Vanuit de Nederlandse ambassade in Ankara worden diverse kleinschalige natuurprojecten (KNIP-projecten) ondersteund.

Nederland draagt bij aan de ontwikkeling van het Emerald Green Network in Turkije, het Raad van Europa-initiatief om te komen tot een samenhangend stelsel van belangrijke natuurgebieden in Europa.

Nederlandse steun aan internationale organisaties (bijvoorbeeld Birdlife International, Wetlands International) wordt ook ingezet voor projecten op het gebied van onder andere de bescherming van wetlands en mondiaal bedreigde migrerende vogelsoorten in Turkije.

Beleidsvoornemens

Tijdens het bezoek van minister Brinkhorst in 2001 is afgesproken dat een bilaterale werkgroep het Turkse pre-accessietraject op het gebied van landbouw zal begeleiden. In nader overleg met het Turkse ministerie van Landbouw zal een werkprogramma worden opgesteld.

LNV zal, bij het openstellen van het EU-Phare-Twinning traject met Turkije, waar mogelijk inschrijven op 'institution building'-projecten.

De werkgroep Pre-accessie, naast de Landbouwwerkgroep een uitvloeisel van het MoU, zal in de tweede helft van 2001 een bezoek brengen aan Turkije.

In het najaar van 2001 zullen de veterinaire en fytosanitaire sub-comités verslag uitbrengen aan beide betrokken ministers.

In maart of april 2002 brengt de Turkse minister van landbouw een bezoek aan Nederland.

In het kader van het Actieplan Natuurbeheer Midden- en Oost-Europa 2001-2004 kunnen ook natuurprojecten in Turkije in aanmerking komen voor ondersteuning uit het PIN-Matra programma.

Milieu

Inleiding

Dit jaar is een begin gemaakt met samenwerking tussen Turkije en Nederland op het gebied van milieu. Zowel door Nederland als door Turkije is de voorkeur uitgesproken de samenwerking allereerst te concentreren op het gebied van water (waterbeleid en waterkwaliteit) in samenhang met de Turkse EU-toetredingsinspanningen. In het bijzonder betreft dit de implementatie van de Kaderrichtlijn Water.

Bestaande samenwerking

In januari 2001 is een ambtelijk oriëntatiebezoek aan Turkije gebracht. Tijdens dit bezoek is de wens tot bilaterale samenwerking op milieu-terrein zowel binnen als buiten het betreffende Turkse ministerie bevestigd. In juni 2001 heeft een studiebezoek aan Nederland plaatsgevonden door medewerkers van het Turkse milieu-ministerie. De week stond in het kader van uitwisseling van informatie met betrekking tot waterbeleid en de Kaderrichtlijn Water. Ter ondersteuning van dit bezoek is door VROM de relevante kaderrichtlijn in het Turks vertaald.

Op het gebied van afval zijn er kleinschalige ad hoc activiteiten, zoals deelname aan een symposium over afvalbeheer. Er is veel belangstelling in Turkije voor samenwerking op milieu-gebied. Turkije heeft dit jaar deelgenomen aan de jaarlijkse EU Toetreding Workshop van VROM.

Beleidsvoornemens
De samenwerking op milieu-gebied is op 24 september jl. vastgelegd in een Samenwerkingsovereenkomst (MoU). Dit MoU bevat naast 'water' ook andere onderwerpen die voor toetreding relevant zijn. Om de prioriteiten binnen de bilaterale samenwerking te bepalen zal geregeld een werkgroep bijeenkomen. Voor de bilaterale samenwerking is als doel geformuleerd: voorbereiding en uiterlijk eind 2002 aanvaarding van een Turkse nationale strategie gericht op de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water. VROM en VenW werken daartoe samen met de Turkse autoriteiten, mede in het kader van het Matra pre-accessieprogramma. Instrumenten daarvoor zijn werkbezoeken, informatieuitwisseling, studiebezoeken, workshops en kleine projecten. Tevens zal VROM, waar mogelijk, zowel interdepartementaal als internationaal aansturen op aanwending van overige beschikbare geldstromen voor bovengenoemd doel.

Mogelijk kunnen projecten worden geïdentificeerd voor het 'Short and Medium-Term Priority Environmental Action Programme' (SMAP), in het kader van het Euro-Mediterrane proces (Barcelona-verklaring, november 1995).

VROM en VenW zullen verder mogelijkheden voor bilaterale Matra-activiteiten met Turkije identificeren en bevorderen, waarbij zeker ook stages en seminars tot de mogelijkheden behoren. Recent zijn twee Matra-projecten toegekend, nl. een project gericht op de Kaderrichtlijn water en een project over milieu-effectrapportage (zie paragraaf 4).

Cultuur en onderwijs

Cultuur

Inleiding

De culturele samenwerking wordt ondersteund door aanwijzing van Turkije als prioriteitsland binnen het Internationale Cultuurbeleid, mede op grond van het feit dat een grote groep inwoners van Nederland een Turkse achtergrond heeft. Het aangaan en onderhouden van culturele betrekkingen met de landen van herkomst kan het profiel van Nederlandse kunstenaars van allochtone herkomst versterken.

Voor financiering kan een beroep worden gedaan op de cultuurgerelateerde middelen uit de Homogene Groep Internationale Samenwerking en de middelen die de culturele fondsen ter beschikking hebben voor internationale culturele uitwisseling.

Bestaande samenwerking

Op het culturele vlak vinden geregeld contacten tussen Turkije en Nederland plaats. Zij worden met name onderhouden door kunstenaars en instellingen in Nederland met een Turkse achtergrond en spelen zich vooral af in de sfeer van de podiumkunsten.

In het Turkije-Festival dat dit jaar gedurende enkele maanden in Nederland heeft plaatsgevonden stond de muziekcultuur centraal. In samenwerking met enkele Nederlandse artiesten is op diverse podia in de grote steden gedurende vier maanden oude en nieuwe Turkse muziek ten gehore gebracht.

Beleidsvoornemens

De culturele veldinstellingen doen v.w.b. Turkije een relatief beperkt beroep op de HGIS-cultuurmiddelen en op de fondsen voor het internationaal bezoekersprogramma.

Daarom zal, zoals eerder aan de Kamer aangegeven, op korte termijn een verkenning worden uitgevoerd met het doel mogelijke knelpunten voor culturele uitwisseling te identificeren, en in kaart te brengen welke culturele sectoren het meest voor verdieping in aanmerking komen.

In dezelfde brief aan de Kamer is gemeld dat een bezoek van de staatssecretaris van OC&W aan Turkije overwogen wordt.

Onderwijs

Inleiding

Alhoewel integratievraagstukken als zodanig geen onderwerp van bilateraal overleg zijn - zij vallen onder de verantwoordelijkheid van de Nederlandse regering - zijn onderwijscontacten met Turkije van belang voor het realiseren van adequaat onderwijs aan Turkse kinderen in Nederland. Er wordt bij het vormgeven van beleid op dit terrein zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij het minderheden- en integratiebeleid, het buitenlands beleid en het beleid van de EU (onder andere samenwerking met de Middellandse Zee-landen).

Bestaande samenwerking

Tussen academische instellingen in Turkije en Nederland vindt - grotendeels buiten de rijksoverheid om - groeiend contact plaats. De Universiteit van Ankara kent een vakgroep Nederlands.

De contacten die Nederland en Turkije op onderwijsterrein hebben, vloeien voort uit het in 1993 gesloten Cultureel Verdrag. Turkije is vooral van belang vanwege het grote aantal immigranten in Nederland, waarvan met name de tweede en derde generatie onderwijs volgt. In het overleg over de bilaterale onderwijs-samenwerking met Turkije ligt het zwaartepunt dan ook bij Onderwijs in Allochtone Levende Talen (OALT) en uitwisseling.

Beleidsvoornemens

Het totstandbrengen van een uitwisselingsprogramma door het Europees Platform voor schoolleiders, experts en docenten wordt op dit moment door het Ministerie van OCenW nader bezien. Tevens zullen de mogelijkheden binnen EU-programma's zoveel mogelijk worden benut. Het Onderwijs in Allochtone Levende Talen (OALT), dat ten behoeve van de Turkse gemeenschap in Nederland wordt gegeven (reeds enige jaren op basis van aanvullende lessen buiten het standaard schoolcurriculum) wordt mogelijk voortgezet. Dit geldt voor leerlingen vanaf groep 5 in het basisonderwijs. In de groepen 1 t/m 4 van het basisonderwijs kan het Turks als ondersteuningstaal (ter ondersteuning van het leren van de Nederlandse taal) worden aangeboden.

De Nederlandse wetgeving laat de feitelijke invulling over aan de gemeentelijke overheden, die zich dienen te baseren op de wensen van de ouders.

Sociale aangelegenheden

Inleiding

De aanwezigheid in Nederland van omvangrijke bevolkingsgroepen van buitenlandse origine heeft invloed op het buitenlands beleid. Dat geldt zeker ook voor de grootste dergelijke bevolkingsgroep, die van Turkse origine. Zo werd Nederland in de afgelopen maanden geconfronteerd met solidariteits-hongerstakingen - o.a. in Rotterdam - ter ondersteuning van hongerstakers in Turkije. Ook bij andere gebeurtenissen die Turkije aangaan, met name waar het de omgang van Turkije met Koerden, Armeniërs en religieuze minderheden betreft, krijgt Nederland door de aanwezigheid hier te lande van personen uit die regio geregeld een directer betrokkenheid.

In contacten met de Turkse regering heeft het kabinet duidelijk gesteld dat de Nederlandse regering als enige verantwoordelijk is voor het integratiebeleid met betrekking tot de ingezetenen van Turkse herkomst. Wel kunnen sociale en culturele contacten tussen minderheidsgroepen die deel uitmaken van de Nederlandse samenleving en de moederlanden leden van minderheidsgroepen de kans bieden - indien zij dat wensen - te 'tolken' tussen Nederland en het land van herkomst. Dat kan weer een bijdrage leveren aan het integratieproces van minderheden in Nederland. Maar een al te eenzijdige oriëntatie op het land van herkomst belemmert de integratie van minderheden in de Nederlandse samenleving. Ook moet bedacht worden, dat een intermediair-functie niet vanzelfsprekend door leden van minderheidsgroepen wordt geambieerd. Vaak zullen deze juist aangesproken willen worden op hun Nederlanderschap.

Bestaande samenwerking

Op basis van afspraken in een bilateraal Sociale-Zekerheidsverdrag geeft de Nederlandse ambassade in Ankara informatie aan Turkse uitkeringsgerechtigden over hun rechten en doet zij onderzoek naar de rechtmatigheid van uitkeringen.

Verder verifieert zij gegevens omtrent bezit en vermogen in het kader van de Algemene bijstandswet.

Het Inspraak Orgaan Turken (IOT) is, als koepelorganisatie waaronder de verschillende organisaties van de Turkse gemeenschap in Nederland samenkomen, formeel aanspreekpunt van de Nederlandse overheid. Met het IOT is bijvoorbeeld overleg gevoerd ter voorbereiding van het eerdergenoemde bezoek van de Minister-President aan Turkije en het staatsbezoek van de Turkse president aan Nederland.

Beleidsvoornemens

Met de Turkse autoriteiten is de afspraak gemaakt om een gemengde werkgroep op te zetten. Daarin komen de diverse onderwerpen die liggen op het beleidsterrein van het ministerie van SZW, met uitsluiting van integratievraagstukken, aan de orde.

Voor de uitvoering van afspraken op sociaal terrein tussen Nederland en Turkije bestaat reeds een apart overleg, waarin van beide landen de uitvoeringsinstellingen zitting hebben.

Conclusie

De huidige betrekkingen tussen Nederland en Turkije op rijksoverheidsniveau zijn intensief te noemen. Het constructieve karakter van de relaties biedt een solide basis om ook over die kwesties waarover wij van mening verschillen, open met elkaar van gedachten te wisselen. De aanwezigheid van een grote groep inwoners in Nederland die van Turkse afkomst is, vormt een belangrijke achtergrond van deze betrekkingen.

In de komende periode zal de Nederlandse regering de bestaande samenwerkings-vormen zoals in deze notitie beschreven verder uitbouwen en de genoemde nieuwe beleidsvoornemens uitvoeren. Doel van onze inspanningen is bij te dragen aan het proces dat Turkije doormaakt op weg naar lidmaatschap van de Europese Unie.

Bijlage: Samenvatting van concrete beleidsvoornemens.

Buitenlandspolitiek: Steunen van pro-Europese krachten om overgang naar een werkelijk democratische rechtstaat te bewerkstelligen (instrument: Matra-programma). Centrale doelstelling: bijdragen aan het aanpassingsproces teneinde te voldoen aan de Kopenhagen-criteria door Turkije. Verdere contacten m.b.t. buitenlands-politieke kwesties zoals Cyprus en de bevordering van een constructieve houding t.a.v. de ontwikkeling van het EVDB.

Mensenrechten: In contacten blijven aandringen op verbetering van de mensenrechtensituatie. Bezoek Mensenrechtenambassadeur aan Turkije.

Justitieel: Samenwerking op het terrein van de terugkeer van uitgeprocedeerde Irakese asielzoekers naar Noord-Irak via Turkije.

Economisch: Bezoek van de Staatssecretaris van EZ aan Turkije in november 2001, vergezeld van vertegenwoordigers van het Nederlandse bedrijfsleven. Sluiten van een nieuw 'IBO' en een maritiem associatie-akkoord. Start van eerste PSO-pre-accessietraject.

Agrarisch: Begeleiden Turks pre-accessietraject op het gebied van landbouw door een bilaterale werkgroep. 'Institution building'-projecten in het kader van EU-Phare-Twinning traject met Turkije. Bezoek van de werkgroep pre-accessie aan Turkije eind 2001. Bezoek van de Turkse minister van landbouw aan Nederland in voorjaar 2002.

Milieu: Uitvoeren van de afspraken uit de Samenwerkingsovereenkomst op het gebied van milieu. Samenwerking op het gebied van de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water. Identificatie en stimulering van projecten in het kader van het Barcelona-proces en het Matra-programma.

Cultureel: Identificeren van mogelijke knelpunten voor culturele uitwisseling en in kaart brengen welke culturele sectoren het meest voor verdieping in aanmerking komen. Mogelijk bezoek van de staatssecretaris van OC&W aan Turkije.

Onderwijs: Eventueel totstandbrengen van onderwijskundig uitwisselingsprogramma. Mogelijke voortzetting van het 'Onderwijs in Allochtone Levende Talen'.

Sociaal: Opzetten van een gemengde werkgroep op SZW-terrein.

Coördinatie door de minister van Grote-Steden- en Integratie-beleid van blijvende aandacht voor de Turkse gemeenschap in Nederland en de specifieke aspecten die hiermee samenhangen.


-.-.-.-.-.-.

Turkije zal nl. moeten voldoen aan de Kopenhagen-criteria voordat het kan toetreden: het hebben van stabiele instellingen die respect voor mensenrechten, democratie en de rechtstaat en de bescherming van minderheden garanderen, en het hebben van een functionerende markteconomie die de concurrentiedruk en de marktkrachten binnen de Interne Markt kan weerstaan.